ECLI:NL:RBNNE:2023:3222

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
18-311395-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, poging tot brandstichting en verboden wapenbezit

Op 3 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging van zijn ex-vrouw, poging tot brandstichting en verboden wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 november 2022 een brandende molotovcocktail heeft gegooid naar een geparkeerde auto, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 18 tot en met 26 november 2022 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner, door haar te bedreigen en haar te stalken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijke deel zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een verplichte klinische behandeling en een contact- en locatieverbod in het kader van de 38v-maatregel. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een bipolaire stoornis, en heeft de bewezen feiten in verminderde mate aan hem toegerekend. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die € 2.000,- aan immateriële schade vorderde, gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.000,-.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.311395.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 3 augustus 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , thans verblijvende bij de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A.E. Dekens, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2022 te [adres] in de gemeente Westerkwartier ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een aldaar op de weg en/of oprit van een woning gelegen aan de [adres] geparkeerde personenauto en/of bestelbus, met dat opzet, een brandend voorwerp en/of een (brandende) molotovcocktail uit een door hem bestuurde auto heeft gegooid naar en/of in de richting van die/een aldaar geparkeerde personenauto en/of bestelbus, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten (onder andere) die/een aldaar geparkeerde personenauto en/of bestelbus en/of het wegdek en/of de oprit, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2022 te [adres] in de gemeente Westerkwartier [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door een brandend voorwerp en/of een (brandende) molotovcocktail op de weg en/of oprit van zijn woning [adres] te werpen;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 18 november 2022 tot en met 26 november 2022 in Leek in de gemeente Westerkwartier en/of althans (elders) in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen door:
- een brandende (cola) fles met een onbekende (motorolie) vloeistof onder de auto van die
[slachtoffer 2] te leggen en/of in de (haar) voortuin te leggen en/of
  • een of meerdere malen met zijn auto langs de woning van die [slachtoffer 2] te rijden en/of bij diewoning stil te staan en/of daarbij een of meerdere malen harde muziek af te spelen en/of - (meermalen) het erf van die [slachtoffer 2] te betreden en/of een (witte)tekening verzwaard met munten in de tuin van die [slachtoffer 2] neer te leggen en/of
  • richting de voordeur van die [slachtoffer 2] te lopen en/of (vervolgens) in de brievenbus van die[slachtoffer 2] een brief te doen met de tekst: “De gemaakte kosten even overmaken graag, anders volgen er andere acties” of woorden van gelijke strekking, en/of
  • een brandende fles onder het/een raam (van de woonkamer) van de woning van die [slachtoffer 2] te plaatsen;
3
hij op of omstreeks 26 november 2022 te [adres] , in de gemeente Westerkwartier, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een molotovcocktail, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, feit 2 en feit 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op het moment dat verdachte de molotovcocktail gooide, zijn voertuig in beweging was. Dat brengt mee dat het maar de vraag is waarop verdachte precies gemikt heeft en of de molotovcocktail ook terecht is gekomen daar waar verdachte het wilde. Uit dit handelen van verdachte kan niet worden afgeleid dat hij de intentie had om de auto in brand te steken.
Ook van feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken. Er is sprake van een korte ten laste gelegde periode waarin de stalking zou hebben plaatsgevonden. Het gaat om ongeveer 8 meldingen die aangeefster die week bij de politie heeft gedaan. Gelet daarop kan niet worden bewezen dat er sprake is van een stelselmatige inbreuk op het privéleven van aangeefster. Daarbij heeft de raadsvrouw nog opgemerkt dat de tekening met de munten aangeefster geen vrees kan hebben aangejaagd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Feit 1 primair en feit 3
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juli 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 november 2022,opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier ‘Akkerviool’ van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R022139 d.d. 20 januari 2023, inhoudend de relatering van verbalisanten.

Feit 2

de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juli 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 november 2022,opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank het volgende. Voorop wordt gesteld dat een brandende molotovcocktail naar algemene ervaringsregels brand kan veroorzaken. In deze zaak hebben verbalisanten gezien dat verdachte een brandend voorwerp op de oprit van aangever gooide en dat er op dat moment een vlam ontstond. Zij zagen bovendien dat dit dichtbij een geparkeerd voertuig was.
Door zo te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er brand zou ontstaan. Daarmee wordt het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van feit 1 verworpen, nu er met het gooien van de brandende molotovcocktail in de nabijheid van de auto van aangever wel degelijk gevaar voor deze auto, het wegdek en de oprit te duchten was. Feit 1 kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vergelijk HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de in de bewijsmiddelen opgenomen gedragingen heeft verricht. Daarbij springt naar het oordeel van de rechtbank in het oog dat verdachte een fles met motorolie onder de auto van aangeefster heeft gelegd en dat hij meerdere malen met zijn auto langs de woning van aangeefster is gereden waarbij hij harde muziek afspeelde. Verdachte heeft zich bovendien meerdere malen op het erf van aangeefster begeven en heeft zelfs een brandende fles onder een raam van de woning van aangeefster geplaatst.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De rechtbank wijst daarbij in het bijzonder op de aard en de indringendheid van bovengenoemde handelingen.
De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 november 2022 te [adres] ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten aan een aldaar op de oprit van een woning gelegen aan de [adres] geparkeerde bestelbus, met dat opzet, een brandende molotovcocktail uit een door hem bestuurde auto heeft gegooid in de richting van die aldaar geparkeerde bestelbus, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten die aldaar geparkeerde bestelbus en/of het wegdek en/of de oprit, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 18 november 2022 tot en met 26 november 2022 in Leek wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen en/of vrees aan te jagen door:
  • een colafles met motorolie onder de auto en in de voortuin van die [slachtoffer 2] te leggen en- meerdere malen met zijn auto langs de woning van die [slachtoffer 2] te rijden en bij die woning stil te staan en daarbij harde muziek af te spelen en
  • het erf van die [slachtoffer 2] te betreden en een tekening verzwaard met munten in de tuin van die[slachtoffer 2] neer te leggen en
  • richting de voordeur van die [slachtoffer 2] te lopen en vervolgens in de brievenbus van die[slachtoffer 2] een brief te doen met de tekst: “De gemaakte kosten even overmaken graag, anders volgen er andere acties” en
  • een brandende fles onder het raam van de woonkamer van de woning van die [slachtoffer 2] teplaatsen;
3
hij op 26 november 2022 te [adres] , een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een molotovcocktail, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen teduchten is
Belaging

3. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 545 dagen met aftrek, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden die de reclassering heeft geadviseerd, met uitzondering van een contactverbod en locatieverbod. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de te stellen voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast moet aan verdachte een contactverbod en een locatieverbod in het kader van een maatregel als bedoeld in 38v Sr (hierna: 38v-maatregel) worden opgelegd voor de duur van 5 jaren. Het moet verdachte verboden worden om contact te hebben met [slachtoffer 2] en zich in Leek te begeven. Daarbij moet de vervangende hechtenis gesteld worden op 1 week per overtreding, met een maximum van 6 maanden. Ook deze maatregel moet duidelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het ondergane voorarrest. Daarnaast kan aan verdachte een voorwaardelijke straf worden opgelegd, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Verdachte is ook bereid om zich aan deze voorwaarden te houden.
De raadsvrouw heeft verzocht om een eventueel contactverbod en locatieverbod op te leggen als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel en niet in het kader van een artikel 38vmaatregel. Gelet op eventueel contact van verdachte met zijn dochters in de toekomst en gelet op de feiten die verdachte heeft gepleegd, is de 38v-maatregel voor de duur van 5 jaar te belastend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de psychiater en de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting, het voorhanden hebben van een molotovcocktail en stalking van zijn ex-partner.
Verdachte heeft gedurende een periode van een week zijn ex-partner belaagd. In die week heeft hij onder andere een fles met motorolie onder de auto van aangeefster gegooid, is verdachte meerdere keren met zijn auto langs haar woning gereden en heeft hij een tekening en een brief bij haar bezorgd. Tot slot heeft hij een brandend voorwerp onder het woonkamerraam van de woning van aangeefster gelegd.
Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Belaging heeft veelal langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij de directe slachtoffers tot gevolg. Dat daar in dit geval ook sprake van is, blijkt uit de door aangeefster ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Zij heeft onder andere aangegeven dat zij bang en continu alert was en dat de belaging door verdachte voor veel stress heeft gezorgd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting door een molotovcocktail in de richting van de bestelbus van een oude vriend van hem te gooien.
Verdachte heeft dit gedaan omdat hij vermoedde dat deze vriend een relatie had met zijn ex-vrouw. Ook een poging tot brandstichting is een ernstig strafbaar feit dat grote impact op slachtoffers kan hebben. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zeer aan.
De rechtbank heeft als strafverzwarend in aanmerking genomen dat verdachte in 2022 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor belaging van zijn ex-partner, die nu weer het slachtoffer is. Verdachte liep nog in een proeftijd van een voorwaardelijke gevangenisstraf die hem voor dit feit was opgelegd.
Ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de Pro Justitia-rapportage van 1 april 2023, opgesteld door B.A. Blansjaar, psychiater. Uit deze rapportage blijkt dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een bipolaire stoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde was blijkens de bevindingen van het onderzoek bij verdachte sprake van een manische episode met psychotische kenmerken in de vorm van irreële denkbeelden van achterdocht en kwade bejegening.
De stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. De aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen bij bewezenverklaring worden beschouwd als grotendeels voortgekomen uit manische ontremming en waanachtige belevingen, met beperking van het vermogen tot oordeel en kritiek, veroorzaakt door een bipolaire stemmingsstoornis. De ten laste gelegde feiten kunnen bij bewezenverklaring in een verminderde mate aan verdachte worden toegerekend.
Het risico op recidive kan bij bewezenverklaring als matig verhoogd worden ingeschat. Geadviseerd wordt bij bewezenverklaring het recidivegevaar te beperken door opname en behandeling van verdachte in een Forensisch Psychiatrische Afdeling met ambulante nazorg door een forensische polikliniek in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel onder toezicht van de reclassering.
De rechtbank neemt het advies van de psychiater over en zal de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Uit het rapport van de reclassering van 3 juli 2023 blijkt dat verdachte inmiddels in het kader van een schorsing van zijn voorlopige hechtenis is opgenomen bij [instelling] . Zijn behandeling daar zal naar inschatting van de behandelaren in ieder geval nog enkele maanden duren. In het geval van een veroordeling adviseert de reclassering aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, een contactverbod en passende dagbesteding. Tevens wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht geadviseerd.
Gelet de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie ten aanzien van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf passend en zal dan ook 185 dagen gevangenisstraf met aftrek opleggen. Daarnaast zal de rechtbank nog 180 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte op te kunnen leggen. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een verplichte klinische behandeling en het hebben van een dagbesteding aan deze voorwaardelijke straf verbinden.
De rechtbank zal bepalen dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, aangezien zowel de psychiater als de reclassering een verhoogd risico op recidive beschrijven en verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis nog onvoldoende is behandeld om dit recidiverisico te beperken.
Ten aanzien van het eveneens geadviseerde contactverbod en locatieverbod overweegt de rechtbank dat dit, in het kader van een bijzondere voorwaarde, onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank ziet namelijk, mede gelet op het feit dat verdachte eerder veroordeeld is ter zake belaging van zijn ex-vrouw, een reëel recidiverisico en is dan ook van oordeel dat dit risico zoveel mogelijk moet worden ingeperkt. De rechtbank zal dan ook een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod opleggen in het kader van een 38v-maatregel.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens aangeefster, wordt bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Hierdoor kan verdachte elke keer dat hij dit contactverbod en/of locatieverbod overtreedt direct worden afgestraft, waardoor hij hopelijk daadwerkelijk zal stoppen met het zoeken van contact met aangeefster. De rechtbank bepaalt de vervangende hechtenis bij overtreding op 1 week per overtreding, met een maximum van 6 maanden. Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank de duur van de maatregel bepalen op drie jaren.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu zij vrijspraak van feit 2 heeft bepleit. Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht om de vordering aanzienlijk te matigen, nu er sprake is van een ver verwijderd causaal verband. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat er al langer sprake was van problemen tussen de benadeelde partij en verdachte en dat er in een eerdere zaak ook al een schadevergoeding is toegekend vanwege belaging. Het lijkt erop dat hetgeen thans ten gronde is gelegd aan de vordering, in de eerdere zaak ook al is meegenomen in de opgelegde schadevergoeding.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 1000,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 november 2022, en de vordering voor het overige afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 157 en 285b van het
Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich op afspraken met de reclassering meldt, zo vaak en zolang de reclasseringdat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
dat de veroordeelde zich laat opnemen in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalendoor de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
3. dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van passende dagbesteding, meteen vaste structuur.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Legt op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van veroordeelde,inhoudende:
dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren zich niet zal ophouden in het gebied dat zich bevindt tussen de [gebied] .
en
dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met mevrouw [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis ten hoogste 6 maanden bedraagt.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van feit 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 1000,- (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 november 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 augustus 2023.