ECLI:NL:RBNNE:2023:3212

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
10345234 BU 23-179
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van hoorplicht bij administratief beroep en matiging van sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een administratief beroep tegen een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had administratief beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De kantonrechter oordeelde dat de mogelijkheid om het administratief beroep schriftelijk aan te vullen geen gelijkwaardige vervanging is van de mogelijkheid om (telefonisch) te worden gehoord. De kantonrechter vond dat de officier van justitie betrokkene ten onrechte niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat een schending van de hoorplicht betekende. Hierdoor werd de opgelegde administratieve sanctie gematigd met 25 procent, van € 25,00 naar € 18,75, plus € 9,00 administratiekosten.

Daarnaast werd er een dwangsom van € 857,00 toegewezen aan de betrokkene, omdat de officier van justitie te laat had beslist op het administratief beroep. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie niet tijdig had beslist en dat de betrokkene recht had op compensatie voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand, die vastgesteld werd op € 717,00. De uitspraak benadrukt het belang van het recht om gehoord te worden in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer een professionele gemachtigde betrokken is.

De beslissing van de kantonrechter werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 245852171
zaaknummer: 10345234 BU 23-179

uitspraak van de kantonrechter van 31 juli 2023

inzake

[A B.V.] (hierna: de betrokkene),

gevestigd te Hengelo.
(gemachtigde: [naam] )

Procesverloop

Aan betrokkene is een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Gemachtigde heeft administratief beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking. De officier van justitie heeft het administratieve beroep ongegrond verklaard. Gemachtigde heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 17 juli 2023.
Gemachtigde is niet ter zitting verschenen. Als vertegenwoordigster van de officier van justitie is verschenen mr. [naam] (hierna: de vertegenwoordigster).
De verboden gedraging betreft feitcode VF004 – ‘4 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom’, gepleegd op 15 november 2021, om 16:31 uur, te N381, rechts, [plaats] met een personenauto, gekentekend [kenteken] . De opgelegde sanctie bedraagt € 34,00,- (inclusief administratiekosten).

Standpunt van betrokkene

Gemachtigde stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie een dwangsom is verschuldigd, omdat de officier van justitie te laat op het beroepschrift heeft beslist. Per brief van 8 augustus 2022 is de officier van justitie in gebreke gesteld. Deze brief is op 9 augustus 2022 binnengekomen bij het CVOM. De officier van justitie heeft vervolgens op 22 september 2022 een beslissing genomen. Dit is te laat. Gemachtigde verzoekt een dwangsom vast te stellen voor de tijd dat de officier van justitie heeft verzuimd (tijdig) te beslissen.
Voorts voert gemachtigde aan dat geen hoorzitting heeft plaatsgevonden in deze zaak. Door capaciteitsproblemen bij het CVOM is besloten om niet te horen in zaken waarin de burger wordt bijgestaan door een professioneel gemachtigde. Dit is geen omstandigheid die voor rekening en risico van de burger behoort te komen. Betrokkene is ook niet akkoord gegaan met het achterwege blijven van een (telefonische) hoorzitting. Dat brengt met zich mee dat de hoorplicht in deze zaak is geschonden en dat betrokkene hiervoor dient te worden gecompenseerd. Gezien de huidige ontwikkelingen in de jurisprudentie verzoekt gemachtigde om matiging van het sanctiebedrag met 25%. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.

Standpunt van de officier van justitie

De vertegenwoordigster stelt zich op het standpunt dat de dwangsom kan worden toegekend. De officier van justitie heeft te laat een beslissing op het administratief beroep genomen.
Ten aanzien van de gedraging stelt de vertegenwoordigster zich op het standpunt dat het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond moet worden verklaard. De algemene ontkenning van de gedraging, geeft geen aanleiding tot twijfel over de meting.
Ten aanzien van de hoorplicht stelt de vertegenwoordigster zich op het standpunt dat geen aanleiding bestaat tot matiging van het sanctiebedrag. Gemachtigde trad reeds in administratief beroep op namens betrokkene. Gemachtigde is per brief in de gelegenheid geteld tot het schriftelijk indienen van gronden, waardoor van een hoorzitting is afgezien. Gemachtigde heeft hier geen gebruik van gemaakt. De matiging van de sanctie vanwege het schenden van de hoorplicht is op zijn plaats in het geval een procespartij zonder gemachtigde procedeert. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake.

Overwegingen

T.a.v. de dwangsom
De kantonrechter overweegt als volgt ten aanzien van het verzoek om een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op het administratief beroep door de officier van justitie.
Op grond van artikel 7:24 lid 1 Awb dient het beroepsorgaan binnen zestien weken te beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het beroepschrift is verstreken. Volgens lid 4 van dit artikel kan het beroepsorgaan de beslissing voor ten hoogste tien weken verdagen.
Uit het zaakoverzicht blijkt dat de uiterste beroepsdatum 12 januari 2022 was. De officier van justitie diende derhalve uiterlijk op 4 mei 2022 op het administratief beroep te beslissen. In een zowel aan gemachtigde als betrokkene verzonden brief van het OM op 19 mei 2022 is vermeld dat de officier van justitie gebruik maakt van de mogelijkheid om de beslistermijn op het administratief beroep met tien weken te verdagen. Met de vertegenwoordigster stelt de kantonrechter vast dat deze verdagingsbrief te laat is verzonden, namelijk nadat de oorspronkelijke beslistermijn al was verlopen. Daarmee is de verdaging niet geldig en had uiterlijk op 4 mei 2022 moeten worden beslist.
Betrokkene heeft op 8 augustus 2022 een ingebrekestelling verstuurd, welke op 9 augustus 2022 bij het CVOM is binnengekomen. Ingevolge artikel 4:17 lid 3 van de Awb is de eerste dag waarover de dwangsom is verschuldigd, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee de eerste dag waarover de officier van justitie aan betrokkene een dwangsom was verschuldigd 24 augustus 2022.
De beslissing van de officier van justitie is op 22 september 2022 aan gemachtigde en betrokkene verzonden, zodat de laatste dag waarover een dwangsom is verschuldigd 21 september 2022 is. Met de vertegenwoordigster is de kantonrechter daarmee van oordeel dat de officier van justitie over 29 dagen een dwangsom verschuldigd is.
Ingevolge artikel 4:18 van de Awb stelt het bestuursorgaan de verschuldigdheid van de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was. Uit het dossier blijkt niet dat de officier van justitie een zodanige beschikking heeft genomen. De kantonrechter doet hetgeen de officier van justitie had behoren te doen.
Ingevolge artikel 4:17 lid 2 Awb bedraagt de dwangsom de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Dit leidt er toe dat de officier van justitie een dwangsom aan betrokkene is verschuldigd ter hoogte van (14 x € 23,- + 14 x € 35,- + 1 x € 45,-) € 857,-.
T.a.v. de hoorplicht
De kantonrechter overweegt als volgt ten aanzien van de stelling dat de hoorplicht is geschonden.
Uit het dossier blijkt dat betrokkene met behulp van een professioneel gemachtigde administratief beroep heeft ingesteld. De officier van justitie heeft op 2 augustus 2022 per brief aan gemachtigde laten weten dat per 1 augustus 2022 is besloten om in zaken waarin de burger wordt bijgestaan door een professioneel gemachtigde de procedure tijdelijk schriftelijk te laten plaatsvinden, vanwege de beperkte capaciteit bij het CVOM. De gemachtigde is bij deze brief in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk aan te vullen. Uit het besluit van 22 september 2022 blijkt dat vanwege de schriftelijke procedure er geen hoorzitting heeft plaatsgevonden. Ook is door gemachtigde niet (tijdig) een schriftelijke aanvulling gegeven.
Uit het dossier blijkt dat geen hoorzitting heeft plaatsgevonden en dat de gemachtigde ook niet in de gelegenheid is gesteld (telefonisch) te worden gehoord. De uitzonderingssituaties, bedoeld in artikel 7:17, aanhef en onder a tot en met d, van de Awb doen zich hier evenmin voor. De kantonrechter is van oordeel dat de mogelijkheid om het administratief beroep schriftelijk aan te vullen geen gelijkwaardige vervanging is van de mogelijkheid (telefonisch) te worden gehoord. Dat het CVOM te maken heeft met beperkte capaciteit en een hoge instroom acht de kantonrechter onvoldoende om van het recht te worden gehoord af te kunnen zien, ook in zaken waarin de burger wordt bijgestaan door een professionele gemachtigde. Dat de mogelijkheid wordt geboden om de beroepsgronden schriftelijk aan te vullen, maakt dit niet anders.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de officier van justitie betrokkene ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld (telefonisch) te worden gehoord. De kantonrechter oordeelt dat aanleiding bestaat om het bedrag van de administratieve sanctie te matigen met 25 procent. De kantonrechter sluit hiervoor aan bij de uitspraak van het Hof van 22 november 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:9934). De kantonrechter zal daarom het sanctiebedrag verlagen naar € 18,75 exclusief € 9,00 administratiekosten.
Nu de beslissing en de inleidende beschikking van de officier van justitie worden gewijzigd, zijn er termen aanwezig om de door betrokkene gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te vergoeden. Ingevolge de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt aan het indienen van het administratief beroepschrift 1 punt toegekend ter waarde van € 597,00 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter ter waarde van € 837,00. Gelet op de aard van de zaak en conform de lijn van het hof, past de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 717,00,- (= (1 x € 597,- x 0,5) + (1 x € 837,00 x 0,5)).

Beslissing

De kantonrechter:
-
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond;
- vernietigt die beslissing;
- wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 18,75 en
€ 9,00 administratiekosten;
- bepaalt dat het teveel betaalde aan zekerheidstelling aan betrokkene wordt gerestitueerd;
- bepaalt dat de officier van justitie aan betrokkene een dwangsom is verschuldigd
van € 857,00;
- veroordeelt de officier van justitie in de kosten van de procedure, aan de zijde van betrokkene vastgesteld op € 717,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, kantonrechter, in aanwezigheid van M. Tilman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2023.
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op: