In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een administratief beroep tegen een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had administratief beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De kantonrechter oordeelde dat de mogelijkheid om het administratief beroep schriftelijk aan te vullen geen gelijkwaardige vervanging is van de mogelijkheid om (telefonisch) te worden gehoord. De kantonrechter vond dat de officier van justitie betrokkene ten onrechte niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat een schending van de hoorplicht betekende. Hierdoor werd de opgelegde administratieve sanctie gematigd met 25 procent, van € 25,00 naar € 18,75, plus € 9,00 administratiekosten.
Daarnaast werd er een dwangsom van € 857,00 toegewezen aan de betrokkene, omdat de officier van justitie te laat had beslist op het administratief beroep. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie niet tijdig had beslist en dat de betrokkene recht had op compensatie voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand, die vastgesteld werd op € 717,00. De uitspraak benadrukt het belang van het recht om gehoord te worden in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer een professionele gemachtigde betrokken is.
De beslissing van de kantonrechter werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden.