De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3, feit 4 en feit 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden inclusief dadelijke uitvoerbaarheid zoals geadviseerd door de reclassering en aangevuld met een locatieverbod voor de [adres] te Bolsward. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarde die ziet op de opname in een zorginstelling maximaal één jaar duurt en plaatsvindt in [instelling] of een soortgelijke instelling.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte de Gedragsbeïnvloedende en
Vrijheidsbeperkende Maatregel (verder: GVM) ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) op te leggen. Voorts heeft de officier van justitie er bij zijn vordering rekening mee gehouden dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 6 maanden zodat verdachte binnen een maand kan worden opgenomen in de [instelling] of een overbruggingsplek. De behandeling kan daardoor zo spoedig mogelijk plaatsvinden. Daarnaast heeft de raadsman bepleit een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om zo reclasseringstoezicht mogelijk te maken. De raadsman heeft zich niet verzet tegen de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, de dadelijke uitvoerbaarheid en het locatieverbod. De raadsman heeft zich evenmin verzet tegen oplegging van een GVM ex artikel 38z Sr. Voorts heeft de raadsman verzocht in het vonnis te benoemen dat de directeur van de penitentiaire inrichting ingevolge artikel 43, vierde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (verder: Pbw) overbrenging toestaat opdat verdachte zo snel mogelijk kan beginnen met zijn behandeling. Tot slot heeft de raadsman bepleit dat bij de op te leggen straf rekening moet worden gehouden met het feit dat is geadviseerd de delicten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de psychiater, het rapport van de reclassering, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van de feiten
In de avond van 13 februari 2023 heeft verdachte vanuit zijn woning een rol duct tape meegenomen en is hij naar de woning van zijn ouders gereden met het vooropgezette plan hen te overmeesteren en vast te binden om zo een langlopend financieel geschil te beslechten. Aangekomen bij de woning van zijn ouders heeft hij aangebeld en op het moment dat zijn moeder nietsvermoedend de deur opendoet mishandelt hij haar door haar met kracht op de harde ondergrond te gooien. Vervolgens heeft hij zijn moeder van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden door haar lichaam met duct tape vast te binden aan een stoel. Om zijn punt kracht bij te zetten, hij wilde immers geld hebben, heeft verdachte fotoalbums van zijn ouders in de openhaard verbrand. Op het moment dat zijn vader vervolgens nietsvermoedend thuis komt probeert hij ook zijn vader te overmeesteren door hem meermalen in zijn zij te stompen. Als blijkt dat dit niet werkt, pakt hij een houten stoeltje en slaat hij zijn vader hier meermaals mee tegen het hoofd. Hierna heeft verdachte zijn vader naar de achterkamer gedirigeerd en beval hij hem om op de stoel naast zijn moeder te gaan zitten. Vervolgens heeft hij zijn vader eveneens van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden door hem met duct tape vast te maken aan de stoel. Voorts heeft verdachte gepoogd zijn vader af te persen door hem met geweld en bedreiging met geweld te dwingen twee geldbedragen over te maken. Toen zijn vader aangaf dat dit pas de volgende dag zou lukken is verdachte weggegaan en heeft hij later die avond nog een bericht en een foto van zijn bankpas gestuurd om de dwang kracht bij te zetten.
Verdachte heeft door zijn handelen in het geheel geen rekening gehouden met de belangen en de gevoelens van zijn slachtoffers. Door zo te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffers. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat de slachtoffers alle voornoemde feiten in hun eigen woning, een plek waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen, moesten ondergaan. Verdachte heeft kennelijk enkel rekening gehouden met zijn eigen opvatting dat zijn ouders geld aan hem verschuldigd waren en zij dat daadwerkelijk zouden moeten betalen. Verdachte heeft geen acht geslagen op de angst, de pijn en de verstrekkende gevolgen van zijn handelen voor zijn slachtoffers. Naast lichamelijke pijn heeft dit ook psychisch leed meegebracht, hetgeen zonder meer voorstelbaar is, maar ook blijkt uit de door [slachtoffer 1] ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Het behoeft ten slotte geen betoog dat voornoemde handelingen van verdachte gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen in de samenleving.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 14 juli 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het psychiatrisch onderzoek pro justitia d.d. 4 mei 2023, opgesteld door dr. B.A. Blansjaar, psychiater.
De psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan psychische stoornissen in de vorm van een autismespectrumstoornis, een stoornis in het gebruik van amfetamine en een bipolaire stemmingsstoornis in gedeeltelijke remissie. Ten tijde van het ten laste gelegde leed verdachte eveneens aan bovenomschreven psychische stoornissen. Ook was hij ten tijde van het ten laste gelegde manisch of hypomanisch ontremd door amfetaminegebruik bij een onderliggende bipolaire stemmingsstoornis. Verdachte was daardoor waarschijnlijk meer geneigd tot agressief en gewelddadig gedrag. Geadviseerd is om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde in verminderde mate toerekeningsvatbaar.
Voornoemde psychiater heeft het herhalingsrisico ingeschat als hoog. Dit gelet op de problemen van verdachte in zijn opvoeding, relatievorming met zijn naaste familie, werk en huisvesting alsmede zijn bipolaire stemmingsstoornis die in remissie is en zijn autismespectrumstoornis met affectieve en gedragsmatige instabiliteit.
Beschermende factoren worden door de psychiater gezien in de bovengemiddelde intelligentie van verdachte, zijn motivatie voor behandeling, resocialisatie en voor abstinentie van stimulantia.
Geadviseerd is om het recidivegevaar te beperken door opname en behandeling van verdachte in een Forensische Psychiatrische Kliniek (verder: FPK), met aansluitende resocialisatie naar al dan niet tijdelijk begeleid wonen en ambulante nazorg door een forensische polikliniek, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, onder toezicht van de reclassering.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 29 juni 2023 opgesteld door [naam] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Leeuwarden, blijkt onder meer dat verdachte een intelligente man is die kampt met complexe psychiatrische problemen die doorwerken op verschillende leefgebieden. Verdachte kan sociale situaties en gevolgen van zijn handelen niet adequaat inschatten waardoor hij uit onmacht en onvermogen in conflict komt met zijn omgeving en zich voornamelijk gewelddadig gedraagt tegenover zijn ouders. Hierdoor is de relatiedynamiek met zijn naaste familieleden ernstig verstoord. Hij heeft een sterke overtuiging van zijn waarheid en drijft zijn zin door. Het gevolg van zijn houding is dat hij zich niet gehoord voelt, ontremd raakt door middelengebruik en zijn eigen gedrag door omstandigheden rechtvaardigt. Door de reclassering wordt dan ook geconcludeerd dat het psychosociaal functioneren van verdachte, zijn middelengebruik, de relatie met zijn gezin alsmede zijn houding zowel risicoverhogend als delictgerelateerd zijn.
Gelet op het voorgaande wordt het risico op herhaling en letselschade door de reclassering ingeschat als hoog. Vooral wanneer het gaat om de ouders van verdachte. Tevens wordt door de reclassering een hoog risico op het zich onttrekken aan afspraken en voorwaarden gezien. Dit is gelegen in het feit dat verdachte moeite heeft zich te conformeren aan maatschappelijke verwachtingen en geldende regels en afspraken. Daarentegen vindt de reclassering het positief dat verdachte heeft aangegeven te willen stoppen met het gebruik van middelen, dat hij een klinische behandeling wil ondergaan en zelf heeft aangegeven dat hij een fout heeft gemaakt en het nooit weer zover wil laten komen.
Vanwege de twijfels van de reclassering of verdachte kan voldoen aan voorwaarden gekoppeld aan een voorwaardelijke veroordeling is aangegeven dat de maatregel van tbs met voorwaarden ook een optie kan zijn. Indien de rechtbank overgaat tot een reclasseringstoezicht dan wordt geadviseerd een regulier reclasseringstoezicht waarbij verdachte klinisch wordt behandeld voor maximaal twee jaar met aansluitend de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en meewerken aan middelencontrole. Gelet op de grote kans van een misdrijf met schade voor personen heeft de reclassering dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde voorwaarden en het toezicht geadviseerd. Daarnaast heeft de reclassering geadviseerd een gebiedsverbod ex artikel 38v Sr op te leggen voor het woonadres van zijn ouders. Gelet op de complexe psychiatrische problemen van verdachte en het hoge risico op onttrekking aan de voorwaarden heeft de reclassering tot slot geadviseerd een GVM ex artikel 38z Sr op te leggen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat een aanzienlijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het bewezen verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zou worden. De rechtbank zal een deel van deze vrijheidsstraf
voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en ook oplegging van de bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, aangezien behandeling van de problematiek van verdachte noodzakelijk is. Verdachte kan terecht bij [instelling] , maar een opnamedatum is nog niet bekend. De rechtbank vindt het van groot belang dat de behandeling van verdachte direct na het onvoorwaardelijke deel van zijn vrijheidsstraf kan beginnen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren voldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank legt daarbij als bijzondere voorwaarden op een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een klinische opnameduur van maximaal één jaar in [instelling] of een soortgelijke instelling passend en geboden is. Daarbij zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde inname van medicatie bij zowel de klinische als de ambulante behandeling niet opleggen. Het opleggen van een algemene verplichting tot het innemen van niet nader bepaalde medicatie is naar het oordeel van de rechtbank te weinig specifiek om, in het kader van een bijzondere voorwaarde, aan verdachte te kunnen opleggen.
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, geen locatieverbod als bijzondere voorwaarde opleggen. Gelet op het feit dat, zoals ter terechtzitting is gebleken, de ouders niet een zelfde opvatting innemen ten aanzien van de noodzaak van een locatieverbod, het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij zijn ouders niet thuis zal opzoeken alsmede de behandeling die hij nog zal ondergaan, ziet de rechtbank hier geen noodzaak toe. Bovendien is ter terechtzitting gebleken dat de ouders van verdachte binnenkort gaan verhuizen en dat onduidelijk is wat het nieuwe woonadres van zijn ouders zal zijn. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie op dit punt dan ook afwijzen.
Nu verdachte nog een substantieel langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf krijgt dan zijn reeds ondergane voorarrest ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te gelasten en wijst de vordering van de officier van justitie op dit punt af.
Voorts ziet de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, geen aanleiding om een GVM ex artikel 38z Sr aan verdachte op te leggen. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de persoon van verdachte alsmede het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit zal de vordering van de officier van justitie op dit punt worden afgewezen.
Tot slot zal de rechtbank geen aanbeveling doen aan de directeur van de penitentiaire inrichting dat toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 43, vierde lid van de Pbw. De rechtbank is van oordeel dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de vrijheidsstraf gelet op de ernst van de feiten negen maanden dient te bedragen en dat pas nadat verdachte het onvoorwaardelijke gedeelte van deze straf heeft uitgezeten klinische behandeling plaats kan vinden. De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging derhalve af.