18.43uur De man loopt door de passage richting de uitgang van het station.
Het volgende signalement is in de beelden te zien:
De persoon heeft het uiterlijk van een man. Hij draagt een donkere tot zwarte broek met een opvallende rode streep op de zijkant van het bovendeel. Hij draagt een lichtblauwe pet, een wit T-shirt en een lichtkleurige zomerjas met donkere vlakken in de kraag en langs de sluiting. Hij heeft twee plastic zakken bij zich.”
Een proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing (pagina 31 t/m 32). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen:
“Op 23 augustus 2019, hebben wij een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van een op 23 augustus 2019 gemelde brand, in de wachtkamer eerste klas tussen perron 6A en 3A in het NS hoofdstation Haarlem, Stationsplein 11 in Haarlem.
De wachtruimte eerste klas bevindt zich globaal in het midden van het gebouw onder het dak. De ruimte is voorzien van raampartijen met gelakte houten kozijnen. In het midden van de ruimte bevindt zich in de lengte een dubbele gelakte houten bank. De zijwanden zijn voorzien van gelakte houten lambriseringen. Gezien van perron 6A was in de rechter zijwand een gelakte houtenbank aangebracht. De brand had gewoed aan deze rechter zijwand. In de rechterhoek van genoemde zijwand was een smal brandpatroon vanaf de grond tot aan het plafond zichtbaar, passend bij een felle snel ontwikkelende brand. De houten lambrisering was daar diep in- en deels weggebrand. Op de bank tegen genoemde zijwand en op de vloer daarvoor was een breed brandpatroon zichtbaar, passend bij het sprenkelen op de bank. De lak van de lambrisering en de bank was geblakerd en deels verbrand. In de linker hoek van genoemde zijwand lag deels onder de radiator een kunststof fles geklemd. Deze fles was deels gevuld met een heldere vloeistof, dat later wasbenzine bleek te zijn. De dop van de fles lag ernaast. De fles en de dop waren niet door vuur aangetast. Op de bank lag in genoemd brandpatroon een versmolten soortgelijke kunststofdop). In de rechter hoek lagen een soortgelijke kunststofdop en de door vuur aangetaste restanten van twee soortgelijke kunststofflessen en een deels verbrande etiketdelen van een wasbenzine fles. Op de vloer voor genoemde brandhaarden was een voor een vloeistofbrand karakteristiek brandpatroon zichtbaar.
In genoemde flessen bevond zich een transparante vloeistof welke naar wasbenzine riekte. Met behulp van gasdetectie apparatuur, de Mini Ray, is bij deze flessen een zeer sterke indicatie verkregen dat de inhoud ervan een ontbrandbare vluchtige vloeistof betreft. Empirisch is door ons vastgesteld dat het alle drie een zeer ontbrandbare vloeistof betrof. Het betreft een opzettelijke brandstichting. De brand is gesticht door vuur aan te brengen na het sprenkelen met drie flessen inhoudende een vluchtige brandbare vloeistof, zeer waarschijnlijk wasbenzine.”
Ten aanzien van zaak A, feit 2:
Een proces-verbaal van aangifte (pagina 70). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de op 24 augustus 2019 door [aangever 1] , namens [benadeelde partij 1] , afgelegde verklaring:
“Op 19 augustus 2019 werd ik op de hoogte gesteld dat er brand was gesticht in de trein met het treinnummer 4879 en het materieel nummer 2118. De brand was ontdekt op het station te Haarlem, Stationsplein 11, spoor 8. De brand is meer dan vermoedelijk aangestoken omdat er twee (2) flesjes met brandversnellende vloeistof in de trein werden aangetroffen door de brandweer.”
Een schriftelijke bescheid (pagina 74) , inhoudende een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift, zijnde een schaderapport, houdt onder meer in:
“De brand is geweest in het 1e klas gedeelte. Twee opaalkappen van de hoofdverlichting zijn door de hitte vervormd en sluiten niet meer. De opaalkap van de leesverlichting is door de hitte vloeibaar geworden en ligt er geheel af. Twee zitkussens zijn beschadigd.”
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 77). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen:
“Op 19 augustus 2019, omstreeks 20.15 uur kregen wij, verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , de opdracht van de meldkamer politie Noord-Holland om te gaan naar het Stationsplein in Haarlem. Aldaar zou op het station in een trein op spoor 8 een brand zijn. Omstreeks 20.20 uur kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse samen met de brandweer. Ter plaatse bleek de brand door een conducteur middels een brandblusser al te zijn geblust. De brandweer heeft hierop nog een onderzoek ingesteld. Door de brandweer commandant werd mij medegedeeld dat ze sterke vermoedens van brandstichting hadden. Hierop werd mij een deels gesmolten fles met inhoud overhandigd welke door de brandweer in de coupe was aangetroffen daar waar volgens de commandant de brand meer dan vermoedelijk moet zijn begonnen. Nadat de brandweer zijn controle had uitgevoerd en er definitief niets meer bleek te branden ben ik, verbalisant [verbalisant] samen met de brandweercommandant de treincoupé waar de brand had gewoed ingegaan. Door de commandant werd mij de plek aangewezen waar de voornoemde fles was aangetroffen. Toen wij vervolgens verder in de treincoupé keken zagen wij dat een rij met stoelen verder nog een fles op de grond lag evenals een witte dop. Rondom de fles was een blauwe kleur op de vloer zichtbaar.”
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 107 t/m 116). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen:
“Bij het uitkijken van de camerabeelden is gekeken naar de beelden op het perron waar de trein stond waarin brand is gesticht. Hierop is te zien dat op 19 augustus 2019, omstreeks 20.25.57 uur, een persoon vanaf links het perron op loopt en in de trein stapt die vanuit de camerapositie aan de rechterkant van het perron staat. De persoon is gekleed in een donkere broek, een lichte jas en draagt één of meerdere lichtkleurige tassen bij zich. Om 20.57.05 uur (naar de rechtbank begrijpt: 20:27:05 uur), ruim één minuut later komt dezelfde persoon weer uit de trein en loopt naar links weg. Ongeveer twee minuten later, om 20.29.14 uur, komen twee medewerkers van de NS aangelopen die even staan te kijken en dan de trein inlopen waar de eerder genoemde persoon ongeveer één minuut in is geweest. Kort daarna is een “rook”pluim te zien vanuit één van de bovenramen van de trein waarna een medewerker met een werkende brandblusser vanuit de trein het perron oploopt. De genoemde rookpluim is meer dan vermoedelijk afkomstig van de brandblusser.
Naar aanleiding van het eerder genoemde signalement van de persoon die in de trein stapt, zijn de overige camerabeelden van het station te Haarlem bekeken waaruit bleek dat genoemde persoon reeds enige tijd op het station rondliep en kort daarvoor op een ander perron aanwezig was. Te zien is dat de man tevens een lichtblauwe pet draagt en een wit T-shirt onder zijn lichte jas draagt. Op de bewegende beelden van het perron om 20.24.52 uur is tevens een rode streep over de beenlengte aan de buitenzijde van de donkere broek te zien. Te zien is dat de persoon om 20.24.52 uur vanaf een perron naar de trap richting de tunnel onder de perrons loopt. Vervolgens is te zien dat de persoon om 20.25.05 uur vanaf de trap komt en door de tunnel onder de perrons loopt waarna de persoon om 20.25.51 uur weer vanuit de tunnel een trap naar een perron oploopt. Bij het laatstgenoemde beeld komt het gezicht van de persoon duidelijk in beeld waarbij blijkt dat deze persoon een grote gelijkenis vertoont met [verdachte] . Tevens komt de kleding die de persoon draagt overeen met de kleding waarin de [verdachte] is aangehouden en de kleding van de persoon die op 19 augustus 2019 te 23.21 uur brand sticht in een treinstel in het station te Haarlem.”
Ten aanzien van zaak A, feit 3:
Een proces-verbaal van aangifte (pagina 93 t/m 94). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de op 20 augustus 2019 door [aangever 2] , namens [benadeelde partij 1] , afgelegde verklaring:
“Ik ben werkzaam als hoofdconducteur van NS. Op 19 augustus 2019 was ik op Haarlem Centraal, gelegen aan het stationsplein 11 in Haarlem, en liep vanuit het personeelshok richting spoor 4. Toen ik bezig was met de controle liep ik langs de trein en ik zag dat er ongeveer 12 mensen in zaten in de achterste bakken. Nadat ik portofonisch contact had gehad met de machinist dat alles in orde was, liep ik naar de voorkant van de trein. Op dat moment, omstreeks 23.23 uur, stapte een man voor uit de trein. Ik beschrijf deze man als volgt:
- blauwe pet;
- plastic tasje.
Ik vond dit vreemd want de trein ging bijna vertrekken en op dit station zitten mensen altijd achterin. Ik liet de man doorlopen en ik zag in de weerspiegeling van de abri opeens vlammen. Ik keek in de trein en ik zag vlammen over de vloer van ongeveer 1 meter hoog. Ik vermoedde gelijk dat de eerder genoemde man hiermee te maken had, want er zat niemand anders in de bakken. Ik heb de machinist in kennis gesteld en die heeft de trein uitgeschakeld. Ik heb met de intercom omgeroepen dat de trein geëvacueerd moest worden. Ik heb vervolgens een brandblusser gepakt en de brand geblust.”
Een schriftelijke bescheid (pagina 95 en 97), inhoudende een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift, zijnde een schaderapport, houdt onder meer in:
“Betrokken materieel.
Treinnummer: 6393
Materieelnummer: 2708
De brand is geweest in de 2e klas. Op de wand zitten twee brandplekken. De RVS koof is aangetast. Er zitten brandplekken in twee zittingen. De USB/220 volt aansluiting is beschadigd.”
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 117 t/m 124). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen:
“Van de brandstichting, gepleegd op 19 augustus 2019, waarvan te 23.35 uur melding is gedaan zijn camerabeelden beschikbaar. Deze beelden betreffen beelden van een camera in het treinstel nabij de ingang van het treinstel (camera 1) en beelden van een camera welke aan het eind van het gangpad aan de andere zijde van het treinstel hangt (camera 2).
Op de beelden van camera 1 is te zien dat op 19 augustus 2019 te 23.20 uur een persoon, gekleed in een lichte jas en donkere broek in de trein stapt. De man heeft een licht getint uiterlijk en een kaal hoofd waarbij een schaduw van korte haren te zien is.
Direct na het instappen kijkt de man naar links waar ook de camera hangt en is de man te herkennen als zijnde de [verdachte] . Te zien is dat de man een witte plastic tas en een lichtblauwe plastic tas bij zich draagt. Vervolgens is te zien dat de man het treinstel in loopt en om 23.20.54 uur vanuit de camera 1 positie naar links gaat, richting een zit gedeelte. De man is dan enige tijd uit beeld maar te 23.21.50 uur is te zien dat de man gebukt achteruit weer vanuit het zitgedeelte het gangpad in komt. Vervolgens is te zien dat de man via het gangpad weer naar de uitgang loopt waarbij hij een voorwerp in zijn rechterjaszak stopt. Daarna verlaat de man te 23.21.57 uur de trein. Ongeveer 5 seconden nadat de man het treinstel heeft verlaten is een lichtschijnsel te zien, rechts van de meest rechterstoel, vooraan op camera 2. Dit lichtschijnsel wordt langzaam groter waarna uiteindelijk te 23.22.39 uur de brand wordt ontdekt door een medewerker welke het treinstel in komt. Gedurende bovengenoemd incident zijn geen andere personen op de camerabeelden waargenomen.”
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 46 t/m 48). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de op 14 december 2019 door [getuige 2] [benadeelde partij 2] afgelegde verklaring:
“Ik ben als regievoerder in dienst bij de Dienst Terugkeer en Vertrek in de Penitentiaire Inrichting te Ter Apel, gemeente Westerwolde. Op 13 december 2019 had ik een gesprek met gedetineerde [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] . Het gesprek verliep normaal. Ik bedoel daarmee zonder stemverheffing of zonder oplopende emoties. Zijn houding gedurende het gesprek was wat afstandelijk en afhoudend. Ik zag dat [verdachte] rustig naar rechts boog. Ik zag dat hij met beide handen de naast hem staande stoel vastpakte bij de leuningen. Het ging allemaal heel snel. Ik was opgestaan en naar de deur gelopen. Ik werd van achteren met de stoel gemept. Hierdoor viel ik op de grond. Ik kreeg klappen op mijn hele lichaam. Ik kreeg ook klappen op mijn hoofd. Hij bleef hard slaan met de poten van de stoel op mijn hele lijf. Overal waar hij mij maar kon raken. Hij stopte in het geheel niet met slaan. Als gevolg van het slaan met de stoel op mijn lichaam, heb ik mij onder doktersbehandeling laten stellen. De arts van de huisartsenpost constateerde dat ik bloeduitstortingen had over mijn hele lichaam. Ook had ik als gevolg van het slaan een hersenschudding gekregen. Ik heb nu pijn aan mijn kaak op verschillende plekken, pijn op mijn rug, scheenbeen, rechterknie, linkerduim, nek en wang.”
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 69 t/m 72). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de op 20 december 2019 door [getuige 3] afgelegde verklaring:
“Ik ben werkzaam als senior penitentiaire inrichtingswerker in Ter Apel. Ik ken [benadeelde partij 2] als [naam] . Op 13 december 2019 hoorde ik opeens hard gegier uit de spreekkamer komen. Het gegier was heel heftig. Het ging mij door merg en been. Het was meteen duidelijk dat er iets erg mis was. Ik zag door het raam van de deur dat [verdachte] een stoel in zijn handen boven zijn hoofd hield en daarmee naar [naam] sloeg. [naam] stond tegen een wand van de spreekkamer en hield haar armen voor haar hoofd hield. Ik zag dat de man meerdere malen met de stoel naar [naam] sloeg. Ik zag [naam] naar de grond zakken. Ik heb zeker twee keer gezien dat de man [naam] met die stoel sloeg. Eenmaal toen [naam] nog stond en eenmaal toen [naam] op de grond lag. Voor mijn gevoel sloeg de man met alle kracht die hij in zich had. Hij sloeg echt in het wilde weg, als een waanzinnige.”
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 73 t/m 75). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de op 24 december 2019 door getuige [getuige 4] afgelegde verklaring:
“Ik ben werkzaam als senior penitentiaire inrichtingswerker in Ter Apel. Ik ken [benadeelde partij 2] als [naam] . Op 13 december 2019 hoorde ik plots heel hard gillen. Het gegil kwam heel duidelijk uit de spreekkamer. Het was gegil door een vrouw. Ik ben meteen naar de spreekkamer gelopen en zag toen dat de deur van de spreekkamer gesloten was. Ik zag door het raam in de deur dat [naam] op de grond lag. [naam] lag op haar buik en [verdachte] hield een stoel op haar rug gedrukt. De rugleuning en de zitting drukten op [naam] haar hoofd en rug. Ik zag dat [verdachte] met de stoel [naam] van links naar rechts over de vloer schoof. Ik hoorde [naam] nog steeds gillen.”