Bijlage
1. Onverminderd de artikelen 7 (https://wetten.overheid.nl/BWBR0014168/2023-01-01) en 8 (https://wetten.overheid.nl/BWBR0014168/2023-01-01) kan een vergunning slechts geheel of gedeeltelijk worden geweigerd:
f. indien het in de aanvraag aangeduide gebied door Onze Minister niet geschikt wordt geacht voor de in de aanvraag vermelde activiteit om reden van het belang van:
1°. de veiligheid voor omwonenden of het voorkomen van schade aan gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan, voor zover het winnen van delfstoffen niet geschiedt in het continentaal plat,
2°. het planmatig gebruik of beheer van delfstoffen, aardwarmte, andere natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater, of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen,
3°. nadelige gevolgen die voor het milieu worden veroorzaakt, of
4°. nadelige gevolgen die voor de natuur worden veroorzaakt.
3. In een vergunning wordt bepaald voor welk gebied zij geldt. Ten behoeve van de afbakening van het gebied wordt de begrenzing aan de oppervlakte aangegeven. Tenzij de vergunning anders bepaalt, wordt het gebied gevormd door het aangegeven oppervlak en de ondergrond daarvan.
4. De afbakening van het gebied geschiedt zodanig dat de uitoefening van de activiteiten uit technisch en economisch oogpunt op zo goed mogelijke wijze kan plaatsvinden. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met het oog op de toepassing van de vorige volzin met betrekking tot een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen.
1. Onverminderd artikel 32c (https://wetten.overheid.nl/BWBR0014168/2023-01-01) kan Onze Minister een vergunning slechts wijzigen
a. op aanvraag van de houder van de vergunning,
b. in verband met veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten inzake de manier waarop de aanvrager de activiteiten voor opsporing of winning verricht of voornemens is te verrichten, waaronder de bij die activiteiten te gebruiken technieken, hulpmiddelen of stoffen,
2. Een vergunning kan niet zodanig worden gewijzigd dat zij komt te gelden voor:
a. andere activiteiten of andere delfstoffen;
3. Een aanvraag om verlenging van het tijdvak waarvoor een vergunning geldt wordt slechts ingewilligd, indien het in de vergunning vastgestelde tijdvak onvoldoende is om de activiteiten, waarvoor de vergunning geldt, te voltooien en deze activiteiten zijn verricht in overeenstemming met de vergunning. In een beschikking, waarbij het tijdvak waarvoor een vergunning geldt wordt verlengd, kan het gebied waarvoor die vergunning geldt worden beperkt tot een deel van het gebied. Artikel 11, derde en vierde lid (https://wetten.overheid.nl/BWBR0014168/2023-01-01), is van overeenkomstige toepassing.
1. Onze Minister kan een gebied waarvoor een vergunning voor het winnen van koolwaterstoffen of opslagvergunning geldt, verkleinen met een deel ervan indien in dat deel gedurende een periode van de voorafgaande twee kalenderjaren geen significante activiteiten met betrekking tot het opsporen of winnen van koolwaterstoffen of het opslaan van stoffen hebben plaatsgevonden of de winningsactiviteiten zijn gestaakt.
1. Een beschikking als bedoeld in artikel 32b (https://wetten.overheid.nl/BWBR0014168/2023-01-01) wordt zodanig gegeven dat zowel het vergunningsgebied dat na de verkleining resteert, als het deel waarmee het vergunnings-gebied wordt verkleind voldoen aan artikel 11, derde en vierde lid (https://wetten.overheid.nl/BWBR0014168/2023-01-01).
2. In de beschikking wordt in elk geval vermeld:
a. het vergunningsgebied dat na de verkleining resteert,
b. het deel waarmee het vergunningsgebied wordt verkleind en
c. het tijdstip waarop de verkleining van het gebied waarvoor een vergunning geldt, zal ingaan.