Primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Subsidiair
Feitelijk handelen
[slachtoffer] (verder: aangeefster) heeft op 27 oktober 2021 tegenover de politie verklaard dat zij met haar vriend in de auto op pad was. Zij parkeerden in Leeuwarden op een industrieterrein. Verdachte trok de deur open en heeft toen aangeefster gestoken. Volgens verdachte had aangeefster toen van onderen niets aan.
2Aangeefster kan niet vertellen waarmee verdachte zou hebben gestoken, maar wel dat verdachte haar twee à drie keer heeft gestoken/gesneden in haar schaamstreek.
3
In de daaropvolgende aangifte heeft aangeefster onder meer verklaard dat zij op 27 oktober 2021 bij haar vriend in de auto zat op het industrieterrein in Leeuwarden. De autodeur ging open en verdachte heeft aangeefster twee keer gestoken in haar schaamstreek. Aangeefster weet niet met welk voorwerp, maar verdachte had iets in haar hand.
4
In een nadere verklaring heeft aangeefster herhaald dat zij op 27 oktober 2021 bij haar vriend in de auto zat op het industrieterrein in Leeuwarden. Verdachte deed de autodeur open. Aangeefster zag dat verdachte twee keer van onderen iets deed met een voorwerp. Het voelde als een uithaal, twee keer, met een scherp voorwerp. Het voelde snijdend. Daarna voelde aangeefster dat het nat werd.
5Verdachte had een voorwerp in haar hand, maar aangeefster heeft niet gezien wat.
6
Aangeefster heeft bij het laatste verhoor op 1 december 2021 verklaard dat zij nog last had van de zwelling en een doof gevoel in haar schaamstreek.
7
Verdachte heeft verklaard dat zij op 27 oktober 2021 in Leeuwarden het bij aangeefster geconstateerde letsel heeft veroorzaakt.
8
Uit de geneeskundige verklaring, opgesteld door M.P. Wuite-Eversdijk, gynaecoloog, blijkt dat bij aangeefster uitwendig letsel is waargenomen, te weten ‘labra majora voor 80% los van onderliggend weefstel alleen ter plekke van clitoris nog vast’. Er is geen overig (steek)letsel waargenomen. Er is sprake van ernstig uitwendig bloedverlies. Overige van belang zijnde informatie: ‘letsel operatief gehecht’. De geschatte duur van de wondgenezing is ongeveer 4 weken, maar blijvend letsel is nog niet uitgesloten of vastgesteld.
9
Vervolgens is aangeefster op 29 oktober 2021 onderzocht door M. Boom, forensisch arts i.o. van de
GGD Fryslân. In het door haar opgemaakte letselverslag is het volgende letsel beschreven: ‘Op de binnenste schaamlippen bevindt zich beiderzijds wit hechtdraad met daarlangs een lijnvormige rode verkleuring passende bij een behandelde wond van de binnenste schaamlippen beiderzijds.’
10
Nadien is op 14 december 2021 een forensisch geneeskundig letselverslag opgesteld door drs. A.W. Westerveld, forensisch arts KNMG. Hieruit blijkt dat bij aangeefster letsel is geconstateerd, te weten dat het uitwendig genitaal gebied, dat wil zeggen de buitenste en binnenste schaamlippen, voor 80% is losgeraakt van het onderliggende weefsel. Alleen aan de buikzijde, het gebied rond de clitoris, waren de schaamlippen nog verbonden met het onderliggende weefsel. Het beschreven letsel is zeer waarschijnlijk niet zonder scherp snijdend geweld ontstaan. Het letsel zou veroorzaakt kunnen zijn door gebruik van een scherp snijdend voorwerp. Uit de bevindingen zoals beschreven in het operatieverslag lijkt het letsel passender bij een verwonding door snijdend geweld dan bij een verwonding door stekend geweld.
Het beschreven letsel past zeer onwaarschijnlijk tot niet bij een scenario waarbij alleen heel hard is geknepen. Een scenario waarbij de vingers van een knijpende hand scherpe uitstekende nagels hebben zou tot doorbreking van de continuïteit van de huid kunnen leiden, maar dan slechts van beperkte omvang, namelijk ter grootte van de nagelranden. Een zo uitgebreid en diep onder de huid verbroken contact met de onderliggende weefsels zoals bij aangeefster aangetroffen is niet in overeenstemming te brengen met alleen knijpen.
Als aangeefster zich niet direct onder medische behandeling had gesteld zou er een aantal gevolgen zijn geweest, te weten langdurig bloedverlies uit de wond, een trage wondgenezing waarschijnlijk zonder anatomisch herstel en risico op wondinfectie en/of afsterven van weefsel.
De operatie heeft geleid tot anatomisch herstel van het uitwendig genitaal gebied. Het is niet te voorspellen of de door aangeefster genoemde stoornis in het gevoel ter plaatse zich zal herstellen of dat deze blijvend is.
11
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangeefster consistent heeft verklaard. De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in haar verklaringen gevonden op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat de verklaringen van aangeefster niet op waarheid berusten. Daarbij komt dat haar verklaring omtrent het snijden met een scherp voorwerp door verdachte ondersteuning vindt in de hiervoor genoemde letselverslagen.
De rechtbank constateert dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd. Bij haar aanhouding heeft verdachte gesteld dat zij niets heeft gedaan. Vervolgens heeft zij zich beroepen op haar zwijgrecht, waarna zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij met haar hand heel hard heeft geknepen in de schaamstreek van aangeefster. Zij heeft pas losgelaten toen zij voelde dat aangeefster bloedde. Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat zij eenmaal heeft uitgehaald en daarbij aangeefster bij de schaamstreek heeft vastgepakt. Zij kneep met al haar kracht. Verdachte wist niet dat aangeefster bloedde, maar dat moest wel omdat zij zo had geklauwd. Na confrontatie met de letselrapportage heeft verdachte verklaard dat zij heeft getrokken aan dat wat zij van aangeefster beet had en aangeefster mee trok. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij aangeefster bij de schaamstreek heeft geklauwd met de nagels van haar vingers. Zij probeerde op die manier aangeefster uit de auto te trekken, waarbij aangeefster heeft meegetrokken.
De rechtbank acht voornoemde (wisselende) verklaringen van verdachte niet betrouwbaar en niet geloofwaardig. De verklaring van verdachte past bovendien niet bij de bevindingen uit het letselrapport waarin wordt geconcludeerd dat het beschreven letsel zeer waarschijnlijk niet zonder scherp snijdend geweld is ontstaan, terwijl de bevindingen juist wel goed passen bij hetgeen aangeefster heeft verklaard.
Uit voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen leidt de rechtbank af dat verdachte, ondanks haar stellige ontkenning, zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen met een scherp voorwerp in de schaamstreek van aangeefster [slachtoffer] snijden.
Zwaar lichamelijk letsel
Het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr.) bevat geen definitie of omschrijving van zwaar lichamelijk letsel. Artikel 82 Sr. geeft echter wel tot op zekere hoogte invulling aan dat begrip door te bepalen dat onder zwaar lichamelijk letsel onder meer wordt begrepen: “ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden” alsmede “storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft”. Artikel 82 Sr. strekt ertoe buiten twijfel te stellen dat in deze gevallen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, maar er is niet beoogd een limitatieve opsomming te geven.
In lijn met de wetsgeschiedenis is in de rechtspraak van de Hoge Raad vooropgesteld dat artikel 82 Sr de rechter de vrijheid laat om ook buiten de hiervoor aangeduide gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden gebaseerd op de verwondingen in hun totaliteit.
12
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat als gevolg van de door verdachte verrichte geweldplegingen aangeefster letsel heeft opgelopen, namelijk dat het uitwendig genitaal gebied, dat wil zeggen de buitenste en binnenste schaamlippen, voor 80% zijn losgeraakt van het onderliggende weefsel. Alleen aan de buikzijde, het gebied rond de clitoris, waren de schaamlippen nog verbonden met het onderliggende weefstel. Hierdoor was medisch ingrijpen door middel van een operatie noodzakelijk. Gelet op de aard en de locatie van het letsel, het noodzakelijke en medische ingrijpen en de vermoedelijke duur van het herstel dient het bij aangeefster geconstateerde letsel naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Niet blijkt dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld en dat zij heeft gewild dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Verdachte heeft dit ook steeds ontkend. Daarbij zijn er in het dossier geen bewijsmiddelen of aanwijzingen te vinden waaruit geconcludeerd kan worden dat verdachte het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gewild.
De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of er bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de handelingen van het verdachte, te weten het meermalen snijden met een scherp voorwerp in de schaamstreek van aangeefster, leidt de rechtbank af dat deze handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft, door aldus te handelen, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangeefster door haar handelen zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Het kan niet anders zijn geweest dan dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties daaromtrent is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde, te weten zware mishandeling, dan ook wettig en overtuigend bewezen.