ECLI:NL:RBNNE:2023:308

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
18-293095-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een scherp voorwerp in de schaamstreek

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 oktober 2021 in Leeuwarden zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte heeft de aangeefster meermalen met een scherp voorwerp in haar schaamstreek gesneden, wat heeft geleid tot ernstig letsel dat een operatie vereiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks haar ontkenning, zich schuldig heeft gemaakt aan deze geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat er opzet was op de dood van de aangeefster. De rechtbank heeft echter wel het subsidiaire feit van zware mishandeling bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het delict op de aangeefster. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om een bedrag van € 4.719,04 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18-293095-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , wonende [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 januari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Wiedeman, advocaat te Diemen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 27 oktober 2021 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen,
  • terwijl die [slachtoffer] in een personenauto zat, met een scherp en/of puntig voorwerp, in derichting van het onderlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of
  • met een scherp en/of puntig voorwerp, in de schaamstreek, althans in het lichaam, heeft gestokenen/of gesneden en/of
  • die [slachtoffer] met zeer veel kracht met haar hand(en)/nagels in de schaamstreek heeftvastgepakt/gegrepen en/of (vervolgens) met zeer veel kracht aan de binnenste en/of buitenste schaamlippen heeft getrokken, althans zeer veel geweld op het onderlichaam van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 oktober 2021 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten zeer ernstig letsel aan de buitenste en binnenste schaamlippen, voor de geneeskundige behandeling waarvan een operatie en een of meer hechtingen noodzakelijk was, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] , meermalen,
  • met een scherp en/of puntig voorwerp, in de schaamstreek, althans in het onderlichaam, te stekenen/of te snijden of
  • met zeer veel kracht met haar hand(en)/nagels de schaamstreek vast te pakken/te grijpen en/of(vervolgens) met zeer veel kracht aan de binnenste en/of buitenste schaamlippen te trekken, althans door zeer veel geweld op het onderlichaam van die [slachtoffer] uit te oefenen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 oktober 2021 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] , meermalen,
  • met een scherp en/of puntig voorwerp, in de schaamstreek, althans in het onderlichaam, heeftgestoken en/of gesneden of
  • met zeer veel kracht met haar hand(en)/nagels in de schaamstreek heeft vastgepakt/gegrepen en/of(vervolgens) met zeer veel kracht aan de binnenste en/of buitenste schaamlippen heeft getrokken, althans door zeer veel geweld op het onderlichaam van die [slachtoffer] uit te oefenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 oktober 2021 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer] , heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte, die [slachtoffer] , meermalen,
  • met een scherp en/of puntig voorwerp, in de schaamstreek, althans in het onderlichaam, gestokenen/of gesneden of
  • met zeer veel kracht met haar hand(en)/nagels in de schaamstreek vastgepakt/gegrepen en/of(vervolgens) met zeer veel kracht aan de binnenste en/of buitenste schaamlippen getrokken, althans zeer veel geweld op het onderlichaam van die [slachtoffer] uitgeoefend, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten zeer ernstig letsel aan de buitenste en binnenste schaamlippen, voor de geneeskundige behandeling waarvan een operatie en een of meer hechtingen noodzakelijk was, althans enig letsel, ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Primair
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde, omdat niet blijkt dat door het vastgestelde letsel een aanmerkelijke kans op overlijden bestond en ook niet is gebleken dat het opzet van verdachte gericht was op de dood van het slachtoffer.
Subsidiair
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het subsidiair ten laste gelegde, gelet op de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] , het bij haar geconstateerde letsel en de verklaring van verdachte dat zij het letsel bij aangeefster heeft toegebracht. Het letsel bij aangeefster is, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, naar gewoon taalgebruik te beschouwen als zwaar lichamelijk letsel.
Standpunt van de verdediging
Primair
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het primaire feit bepleit, wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangeefster omdat nimmer sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op overlijden
Subsidiair
De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak bepleit van het subsidiaire feit. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het steken/snijden met een voorwerp. De verklaring van verdachte – het met de hand/nagels in de schaamstreek van aangeefster knijpen/klauwen en trekken – vindt ondersteuning in de letselverslagen van 29 oktober 2021 en 3 november 2021. Er zijn immers onderhuidse bloeduitstortingen geconstateerd en niet blijkt dat het letsel niet zonder een voorwerp zou kunnen zijn ontstaan. Daarbij komt dat het bij aangeefster geconstateerde letsel niet is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel en bij verdachte het (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen daarvan ontbrak.
Meer subsidiair
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het meer subsidiaire feit, wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Meest subsidiair
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het meest subsidiaire feit, omdat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

Oordeel van de rechtbank 1

Primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Subsidiair
Feitelijk handelen
[slachtoffer] (verder: aangeefster) heeft op 27 oktober 2021 tegenover de politie verklaard dat zij met haar vriend in de auto op pad was. Zij parkeerden in Leeuwarden op een industrieterrein. Verdachte trok de deur open en heeft toen aangeefster gestoken. Volgens verdachte had aangeefster toen van onderen niets aan.
2Aangeefster kan niet vertellen waarmee verdachte zou hebben gestoken, maar wel dat verdachte haar twee à drie keer heeft gestoken/gesneden in haar schaamstreek.
3
In de daaropvolgende aangifte heeft aangeefster onder meer verklaard dat zij op 27 oktober 2021 bij haar vriend in de auto zat op het industrieterrein in Leeuwarden. De autodeur ging open en verdachte heeft aangeefster twee keer gestoken in haar schaamstreek. Aangeefster weet niet met welk voorwerp, maar verdachte had iets in haar hand.
4
In een nadere verklaring heeft aangeefster herhaald dat zij op 27 oktober 2021 bij haar vriend in de auto zat op het industrieterrein in Leeuwarden. Verdachte deed de autodeur open. Aangeefster zag dat verdachte twee keer van onderen iets deed met een voorwerp. Het voelde als een uithaal, twee keer, met een scherp voorwerp. Het voelde snijdend. Daarna voelde aangeefster dat het nat werd.
5Verdachte had een voorwerp in haar hand, maar aangeefster heeft niet gezien wat.
6
Aangeefster heeft bij het laatste verhoor op 1 december 2021 verklaard dat zij nog last had van de zwelling en een doof gevoel in haar schaamstreek.
7
Verdachte heeft verklaard dat zij op 27 oktober 2021 in Leeuwarden het bij aangeefster geconstateerde letsel heeft veroorzaakt.
8
Uit de geneeskundige verklaring, opgesteld door M.P. Wuite-Eversdijk, gynaecoloog, blijkt dat bij aangeefster uitwendig letsel is waargenomen, te weten ‘labra majora voor 80% los van onderliggend weefstel alleen ter plekke van clitoris nog vast’. Er is geen overig (steek)letsel waargenomen. Er is sprake van ernstig uitwendig bloedverlies. Overige van belang zijnde informatie: ‘letsel operatief gehecht’. De geschatte duur van de wondgenezing is ongeveer 4 weken, maar blijvend letsel is nog niet uitgesloten of vastgesteld.
9
Vervolgens is aangeefster op 29 oktober 2021 onderzocht door M. Boom, forensisch arts i.o. van de
GGD Fryslân. In het door haar opgemaakte letselverslag is het volgende letsel beschreven: ‘Op de binnenste schaamlippen bevindt zich beiderzijds wit hechtdraad met daarlangs een lijnvormige rode verkleuring passende bij een behandelde wond van de binnenste schaamlippen beiderzijds.’
10
Nadien is op 14 december 2021 een forensisch geneeskundig letselverslag opgesteld door drs. A.W. Westerveld, forensisch arts KNMG. Hieruit blijkt dat bij aangeefster letsel is geconstateerd, te weten dat het uitwendig genitaal gebied, dat wil zeggen de buitenste en binnenste schaamlippen, voor 80% is losgeraakt van het onderliggende weefsel. Alleen aan de buikzijde, het gebied rond de clitoris, waren de schaamlippen nog verbonden met het onderliggende weefsel. Het beschreven letsel is zeer waarschijnlijk niet zonder scherp snijdend geweld ontstaan. Het letsel zou veroorzaakt kunnen zijn door gebruik van een scherp snijdend voorwerp. Uit de bevindingen zoals beschreven in het operatieverslag lijkt het letsel passender bij een verwonding door snijdend geweld dan bij een verwonding door stekend geweld.
Het beschreven letsel past zeer onwaarschijnlijk tot niet bij een scenario waarbij alleen heel hard is geknepen. Een scenario waarbij de vingers van een knijpende hand scherpe uitstekende nagels hebben zou tot doorbreking van de continuïteit van de huid kunnen leiden, maar dan slechts van beperkte omvang, namelijk ter grootte van de nagelranden. Een zo uitgebreid en diep onder de huid verbroken contact met de onderliggende weefsels zoals bij aangeefster aangetroffen is niet in overeenstemming te brengen met alleen knijpen.
Als aangeefster zich niet direct onder medische behandeling had gesteld zou er een aantal gevolgen zijn geweest, te weten langdurig bloedverlies uit de wond, een trage wondgenezing waarschijnlijk zonder anatomisch herstel en risico op wondinfectie en/of afsterven van weefsel.
De operatie heeft geleid tot anatomisch herstel van het uitwendig genitaal gebied. Het is niet te voorspellen of de door aangeefster genoemde stoornis in het gevoel ter plaatse zich zal herstellen of dat deze blijvend is.
11
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangeefster consistent heeft verklaard. De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in haar verklaringen gevonden op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat de verklaringen van aangeefster niet op waarheid berusten. Daarbij komt dat haar verklaring omtrent het snijden met een scherp voorwerp door verdachte ondersteuning vindt in de hiervoor genoemde letselverslagen.
De rechtbank constateert dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd. Bij haar aanhouding heeft verdachte gesteld dat zij niets heeft gedaan. Vervolgens heeft zij zich beroepen op haar zwijgrecht, waarna zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij met haar hand heel hard heeft geknepen in de schaamstreek van aangeefster. Zij heeft pas losgelaten toen zij voelde dat aangeefster bloedde. Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat zij eenmaal heeft uitgehaald en daarbij aangeefster bij de schaamstreek heeft vastgepakt. Zij kneep met al haar kracht. Verdachte wist niet dat aangeefster bloedde, maar dat moest wel omdat zij zo had geklauwd. Na confrontatie met de letselrapportage heeft verdachte verklaard dat zij heeft getrokken aan dat wat zij van aangeefster beet had en aangeefster mee trok. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij aangeefster bij de schaamstreek heeft geklauwd met de nagels van haar vingers. Zij probeerde op die manier aangeefster uit de auto te trekken, waarbij aangeefster heeft meegetrokken.
De rechtbank acht voornoemde (wisselende) verklaringen van verdachte niet betrouwbaar en niet geloofwaardig. De verklaring van verdachte past bovendien niet bij de bevindingen uit het letselrapport waarin wordt geconcludeerd dat het beschreven letsel zeer waarschijnlijk niet zonder scherp snijdend geweld is ontstaan, terwijl de bevindingen juist wel goed passen bij hetgeen aangeefster heeft verklaard.
Uit voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen leidt de rechtbank af dat verdachte, ondanks haar stellige ontkenning, zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen met een scherp voorwerp in de schaamstreek van aangeefster [slachtoffer] snijden.
Zwaar lichamelijk letsel
Het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr.) bevat geen definitie of omschrijving van zwaar lichamelijk letsel. Artikel 82 Sr. geeft echter wel tot op zekere hoogte invulling aan dat begrip door te bepalen dat onder zwaar lichamelijk letsel onder meer wordt begrepen: “ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden” alsmede “storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft”. Artikel 82 Sr. strekt ertoe buiten twijfel te stellen dat in deze gevallen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, maar er is niet beoogd een limitatieve opsomming te geven.
In lijn met de wetsgeschiedenis is in de rechtspraak van de Hoge Raad vooropgesteld dat artikel 82 Sr de rechter de vrijheid laat om ook buiten de hiervoor aangeduide gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden gebaseerd op de verwondingen in hun totaliteit.
12
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat als gevolg van de door verdachte verrichte geweldplegingen aangeefster letsel heeft opgelopen, namelijk dat het uitwendig genitaal gebied, dat wil zeggen de buitenste en binnenste schaamlippen, voor 80% zijn losgeraakt van het onderliggende weefsel. Alleen aan de buikzijde, het gebied rond de clitoris, waren de schaamlippen nog verbonden met het onderliggende weefstel. Hierdoor was medisch ingrijpen door middel van een operatie noodzakelijk. Gelet op de aard en de locatie van het letsel, het noodzakelijke en medische ingrijpen en de vermoedelijke duur van het herstel dient het bij aangeefster geconstateerde letsel naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Niet blijkt dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld en dat zij heeft gewild dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Verdachte heeft dit ook steeds ontkend. Daarbij zijn er in het dossier geen bewijsmiddelen of aanwijzingen te vinden waaruit geconcludeerd kan worden dat verdachte het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gewild.
De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of er bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de handelingen van het verdachte, te weten het meermalen snijden met een scherp voorwerp in de schaamstreek van aangeefster, leidt de rechtbank af dat deze handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft, door aldus te handelen, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangeefster door haar handelen zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Het kan niet anders zijn geweest dan dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties daaromtrent is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde, te weten zware mishandeling, dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 27 oktober 2021 te Leeuwarden, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten zeer ernstig letsel aan de buitenste en binnenste schaamlippen, voor de geneeskundige behandeling waarvan een operatie en hechtingen noodzakelijk waren, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] , meermalen, met een scherp voorwerp in de schaamstreek te snijden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Subsidiair: zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van subsidiaire feit wordt veroordeeld
tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, verzocht om in straf verminderende mate rekening te houden met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten onder meer het jarenlange voorafgaande conflict met aangeefster waarbij verdachte en haar dochters zijn lastigvallen door aangeefster, de psychische problemen, het verlies van werk en het positieve reclasseringsrapport. De raadsvrouw heeft uitdrukkelijk bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het hierna genoemde reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de nacht van 27 oktober 2021 in Leeuwarden schuldig gemaakt aan zware mishandeling door aangeefster meermalen met een scherp voorwerp in haar schaamstreek te snijden. Aangeefster is daarna lopend gevlucht richting haar woning. Onderweg heeft een taxichauffeur aangeefster zien lopen, half ontkleed en hevig bloedend, waarna hij de politie heeft gewaarschuwd. Na een zoektocht heeft de politie aangeefster gevonden. Zij was zodanig verwond dat zij naar het ziekenhuis is vervoerd en een operatie is gevolgd. Aangeefster heeft het ziekenhuis op 29 oktober 2021 aan het eind van de dag verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde een resultaat is van een langlopende ruzie tussen verdachte en aangeefster over een man. Aangeefster had immers een jarenlange relatie met de partner van verdachte. Uit het dossier, hetgeen bevestigd is door verdachte ter terechtzitting, blijkt dat deze ruzie al eerder tot een geweldsincident heeft geleid. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat verdachte in de nacht van 26 op 27 oktober 2021 vanuit haar woning naar
Leeuwarden is gereden om te weten te komen of haar partner nog een relatie met aangeefster had. Verdachte is vervolgens met medeneming van een scherp voorwerp uit de auto gestapt en is naar de auto van haar partner gelopen. Toen heeft verdachte haar partner met aangeefster in een intieme houding ontdekt, waarna zij in woede is ontstoken en zij zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde feit.
Verdachte heeft door haar minachtende en vernederende handelen een forse en grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. In haar slachtofferverklaring, voorgelezen ter terechtzitting, heeft aangeefster indringend duidelijk gemaakt hoe haar leven is verlopen na het delict. Zij ondervindt tot op heden de gevolgen van het handelen van verdachte, zowel fysiek als mentaal.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 9 december 2022. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte in 2016 is veroordeeld voor twee mishandelingen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het meest recente reclasseringsrapport van 26 oktober 2022, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland in Leeuwarden.
Geconcludeerd is dat verdachte zichzelf als slachtoffer ziet. Zij handelde uit frustratie, boosheid en verdriet door de voortdurende affaire van haar partner met aangeefster. Het delict lijkt vooral samen te hebben gehangen met de omstandigheden en de voortdurende frustraties. De affaire tussen haar partner en aangeefster zou definitief zijn beëindigd.
Verdachte legt de verantwoordelijkheid van het delict grotendeels buiten zichzelf. Het contact met de reclassering richt zich op het voldoen aan de meldplicht, maar mogelijk ook een sociaal wenselijke houding tonen.
Het voornaamste eventuele risico is dat verdachte de relatie met haar partner heeft voortgezet/hervat, waarbij de mogelijkheid bestaat dat hij opnieuw een seksuele verhouding met een ander aangaat waardoor verdachte wederom komt tot geweldpleging. Aan de andere kant zijn er beschermde factoren, zoals huisvesting, een eigen onderneming en een verbeterde financiële situatie. Er zijn geen aanwijzingen voor problematisch middelengebruik. Verdachte heeft op eigen initiatief hulp gezocht vanwege emotionele problemen. Geadviseerd is de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Straf
Vanuit de strafdoelen, waarbij vergelding en normhandhaving nadrukkelijk een rol dienen te spelen, is de rechtbank van oordeel dat een langdurige vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. Daarbij is tevens rekening gehouden met de proceshouding van verdachte, waarbij zij vooral zichzelf als slachtoffer ziet en geen oprechte spijt lijkt te betuigen voor hetgeen zij het slachtoffer heeft aangedaan. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden op zijn plaats is. De rechtbank zal een deel van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 5.032,02, waarvan € 1.032,02 ter vergoeding van materiële schade en € 4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren wegens de bepleite integrale vrijspraak van het ten laste gelegde.
Subsidiair heeft de raadsvrouw de navolgende posten bestreden. Ten aanzien van de post
‘reiskosten’ is aangevoerd dat enkel van één controlemoment in 2021 blijkt en dat de ANWB Routeplanner komt tot een lager aantal gereden kilometers enkele reis. Daarnaast geldt in 2021 een kilometervergoeding van € 0,26 in plaats van de gevorderde € 0,30 (geldend in 2022). Ten aanzien van de kleding blijkt niet waarom die op een laat moment aan de benadeelde zijn geretourneerd. Ook blijkt niet waarom de benadeelde zelf de kosten voor het vervangen van haar werkkleding moet voldoen. Ten aanzien van de ‘immateriële schade’ is bepleit deze te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de gestelde schade ten aanzien van de posten ‘daggeld’ (ad
€ 62,00), ‘zorgkosten’ (ad
€ 385,00), ‘jas’ (ad
€ 236,21) en ‘BH’ (ad
€ 33,18) heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2021.
Ten aanzien van de posten ‘blouse’, ‘broek’ en ‘blazer’ beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat deze kledingstukken zijn gekocht door de werkgever van de benadeelde partij, maar niet blijkt dat de benadeelde partij de kosten voor het tussentijds vervangen van voornoemde kledingstukken moet voldoen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij dit alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal dit deel de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de post ‘reiskosten’ overweegt de rechtbank als volgt.
De verdediging heeft gesteld dat een controlemoment uit het dossier blijkt, maar dat de tweede controle in het ziekenhuis niet is onderbouwd. Ondanks dat de rechtbank geen redenen heeft om te twijfelen aan de twee controlemomenten in het ziekenhuis is de tweede controle niet uit het dossier of uit de onderbouwing van de schade gebleken zodat de rechtbank uitgaat van één controle in het ziekenhuis waarvoor in 2021 reiskosten zijn gemaakt.
Voor het berekenen van de reisafstand tussen de woning van de benadeelde partij (naar de rechtbank meent: [straatnaam] te Leeuwarden) en het ziekenhuis in Leeuwarden (naar de rechtbank meent: Henri Dunantweg 2 te Leeuwarden) is uitgegaan van Google Maps. De rechtbank stelt vast dat de kortste enkele (auto)reisafstand volgens Google maps 5,1 km is.
De totale reisafstand behelst dan 2 x 5,1 = 10,2 km.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in 2021 zijn gemaakt en derhalve een kilometervergoeding van € 0,26 (in plaats van de gevorderde voor 2022 geldende € 0,30) aangewezen is.
De rechtbank wijst daarom aan reiskosten toe een bedrag van 10,2 km x € 0,26 =
€ 2,65, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2021. Het meer gevorderde aan ‘reiskosten’ wijst de rechtbank af.
Ten aanzien van de post ‘immateriële schade’ is de rechtbank van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht geen redenen aanwezig om de hoogte van de gevorderde immateriële schade te matigen, gelet op de door verdachte gepleegde grove geweldshandelingen. De vordering (ad
€ 4.000,00) zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2021.
De rechtbank zal overeenkomstig artikel 36f Sr de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij. Het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel is niet enkel bedoeld om betalingsonwillige daders te dwingen om te betalen, maar ook om te voorkomen dat slachtoffers civielrechtelijke procedures moeten doorlopen om de toegewezen bedragen te kunnen ontvangen van de dader. Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 57 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Ten aanzien van [slachtoffer] , subsidiair:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van € 4.719,04 (zegge: vierduizend zevenhonderdennegentien euro en vier cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor de posten ‘blouse’, ‘broek’ en ‘blazer’ niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor de overige ‘reiskosten’ af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.719,04 (zegge: vierduizend zevenhonderdennegentien euro en vier cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 719,04 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 57 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2023.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2021293475 (genaamd Tonaliet), doorgenummerd 1 tot en met 335.
De verklaring van verdachte afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 29 oktober 2021.
Pagina’s 32 en 33.
Pagina’s 36, 37, 38 en 39.
Pagina’s 43 en 47.
Pagina 48.
Pagina 43.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 januari 2023.
Pagina 178.
Pagina’s 179 en 181.
Pagina’s 200 en 201.
Zie ook Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.