ECLI:NL:RBNNE:2023:2974

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
C/18/221622 / FA RK 23-1233
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geslachtsaanduiding en voornaam op de geboorteakte van een minderjarige met genderdysforie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 juli 2023 een beschikking gegeven in een verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding en voornaam van een dertienjarige minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] heeft op 29 maart 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzoekt om de voornaam van [de minderjarige] te wijzigen in [de minderjarige] Karel en om de geslachtsaanduiding op de geboorteakte te wijzigen van vrouwelijk naar mannelijk. De vader heeft zijn instemming met het verzoek schriftelijk bevestigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2023 is [de minderjarige] gehoord, waarbij hij zijn wens om als jongen door het leven te gaan heeft toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat [de minderjarige] sinds zijn zesde levensjaar als jongen leeft en dat hij gediagnosticeerd is met genderdysforie. De rechtbank overweegt dat de huidige wetgeving, die een leeftijdsgrens van zestien jaar hanteert voor het wijzigen van de geslachtsregistratie, niet in lijn is met de maatschappelijke ontwikkelingen en de belangen van [de minderjarige]. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [de minderjarige] is om de geslachtsregistratie en voornaam te wijzigen, en heeft het verzoek van de moeder toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar de rechtbank heeft bepaald dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de geboorteakte pas kan aanpassen na een periode van drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/221622 / FA RK 23-1233
beschikking van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2023
in de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats 1],
hierna ook te noemen: de moeder,
advocaat mr. K.S.M. Smienk, kantoorhoudende te 's Hertogenbosch,
die betrekking heeft op:
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te Groningen,
hierna te noemen: [de minderjarige].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
wonende te [woonplaats 2],
hierna ook te noemen: de vader,
in persoon verschenen,
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats],
hierna ook te noemen: de ambtenaar van de burgerlijke stand.

1.Het procesverloop

1.1.
De procedure is ingeleid met een verzoekschrift van de moeder, dat de rechtbank heeft ontvangen op 29 maart 2023.
1.2.
Op 2 juni 2023 heeft de rechtbank een F9-formulier ontvangen van de moeder, met daarbij gevoegd een instemmingsverklaring van de vader.
1.3.
Op 28 juni 2023 heeft de rechtbank een emailbericht ontvangen van de ambtenaar van de burgerlijke stand.
1.4.
De rechtbank heeft de zaak met gesloten deuren behandeld op 28 juni 2023. Tijdens deze mondelinge behandeling zijn verschenen en gehoord de moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader, en A. E. Bloem namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna: de Raad.
1.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank van mr. Smienk de geanonimiseerde uitspraken ontvangen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 april 2023 en de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 2 juni 2023.
1.6.
[de minderjarige] is, gezien zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening aan de rechtbank kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en voorafgaand aan de mondelinge behandeling met de rechter gesproken.
1.7.
Op 13 juli 2023 heeft de rechtbank een emailbericht ontvangen van de vrouw.
1.8.
Ten slotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
Bij de beoordeling van de verzoeken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
2.2.
[de minderjarige] is op [geboortedatum] in [geboorteplaats] geboren en is nu dertien jaar.
2.3.
Van de geboorte van [de minderjarige] is door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] een akte van geboorte opgemaakt met aktenummer [aktenummer]. Uit deze akte blijkt dat [de minderjarige] bij zijn geboorte de naam [de minderjarige] heeft gekregen en van het vrouwelijk geslacht is.
2.4.
De vader heeft [de minderjarige] erkend en de ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige]. [de minderjarige] woont bij de moeder.
2.5.
[de minderjarige] identificeert zichzelf als jongen en sinds 2016 leeft hij als jongen. In juli 2016 is hij voor het eerst op de genderpoli van het VU Medisch Centrum in Amsterdam geweest. [de minderjarige] heeft op zesjarige leeftijd de diagnose genderdysforie gekregen. Sinds de zomer van 2020 gebruikt hij de voornaam [de minderjarige].

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
I. te bepalen dat de voornaam van [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], gewijzigd wordt in de voornaam [de minderjarige] Karel, en een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] te gelasten om deze wijziging in de geboorteakte ingeschreven in het register van de gemeente [geboorteplaats] van het jaar 2010 (aktenummer: [aktenummer]) toe te voegen;
II. een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] te gelasten om aan de geboorteakte ingeschreven in het register van de gemeente [geboorteplaats] van het jaar 2010 (aktenummer: [aktenummer]) een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht 'mannelijk' zal zijn.
3.2.
Zij legt aan dit verzoek ten grondslag dat zij, met [de minderjarige] en de vader van [de minderjarige], er duurzaam van overtuigd is dat [de minderjarige] tot het mannelijk geslacht behoort. De overtuiging van [de minderjarige] om niet tot het vrouwelijk, maar tot het mannelijk geslacht te behoren is zeer doorleefd. [de minderjarige] identificeert zich al als jongen sinds hij zes jaar is en inmiddels gaat hij langer als jongen door het leven dan als meisje. Een psycholoog heeft de diagnose genderdysforie gesteld. Sinds mei 2021 gebruikt [de minderjarige] puberteitsremmers. [de minderjarige] heeft een sterke wens om ook officieel als jongen door het leven te gaan. Hij loopt momenteel in de praktijk tegen veel problemen aan. Zijn klasgenoten en vrienden weten niet dat hij officieel bekend staat als meisje. Hij wil zelf kunnen bepalen of en zo ja, wanneer hij zijn omgeving hierover vertelt. Aangezien op zijn identiteitsbewijs staat vermeld dat hij van het vrouwelijk geslacht is, wil hij zijn identiteitsbewijs niet bij zich dragen. Onlangs heeft hij een schoolreis met de bus aan zich voorbij laten gaan, omdat een identiteitsbewijs verplicht was. Hij wil niet meer op sport en durft niet te solliciteren voor een bijbaantje. [de minderjarige] is vanaf zijn veertiende verplicht om zich te identificeren, terwijl de gegevens op zijn identiteitsbewijs niet overeenkomen met wie hij is. De moeder verwacht dat dit problemen zal geven.
3.3.
Omdat [de minderjarige] nog geen zestien jaar is, kan hij de ambtenaar van de burgerlijke stand niet zelf verzoeken het geslacht te wijzigen. De moeder vindt het echter niet in het belang van [de minderjarige] dat hij moet wachten tot hij zestien jaar oud is voordat hij kan solliciteren voor een bijbaantje, zelf pakketjes kan ophalen en met (school)reizen en uitjes mee kan met klasgenoten en vrienden. De moeder meent dat het voor het mentale welzijn van [de minderjarige] goed is als de verzoeken worden toegewezen. Toewijzing van de verzoeken heeft tot gevolg dat op alle documenten van [de minderjarige] de gewenste geslachtaanduiding en de juiste naam zal staan vermeld, zodat hij zonder zorgen kan zijn wie hij is.

4.De standpunten

Het standpunt van de vader
4.1.
Door de advocaat van de moeder is een instemmingsverklaring overgelegd van de vader, waaruit blijkt dat hij volledig achter de verzoeken staat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader aangegeven dat hij heel duidelijk merkt dat [de minderjarige] onder de situatie lijdt en dat hij in zijn dagelijks leven wordt beperkt. Hij acht het in het belang van [de minderjarige] dat het geslacht op de geboorteakte wordt aangepast en dat zijn voornaam wordt gewijzigd.
Het standpunt van de ambtenaar van de burgerlijke stand
4.2.
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft de rechtbank schriftelijk zijn zienswijze kenbaar gemaakt. Hij heeft aangegeven dat hij instemt met de verzoeken van de moeder.
De visie van de Raad
4.3.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de huidige situatie heel belemmerend is voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige]. Hij kan zich niet identificeren zoals hij wil. Ook op sociaal emotioneel vlak loopt hij tegen problemen aan, zoals het niet mee durven gaan op excursie met school. Dit is niet in het belang van [de minderjarige]. De Raad adviseert het verzoek van de moeder toe te wijzen.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de wijziging van het geslacht op de geboorteakte
5.1.
Op grond van artikel 1:28 BW kan iedere Nederlander van zestien jaar of ouder die de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan is vermeld in de akte van geboorte, van die overtuiging aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand onder wie de betreffende akte berust.
5.2.
Artikel 1:28a BW bepaalt dat bij de aangifte een verklaring van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen deskundige wordt overgelegd, afgegeven ten hoogste zes maanden voor de datum van de aangifte. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de deskundigenverklaring vermeldt dat degene op wie de aangifte betrekking heeft jegens de deskundige heeft verklaard de overtuiging te hebben tot het andere geslacht te behoren dan is vermeld in zijn akte van geboorte en jegens de deskundige er blijk van heeft gegeven diens voorlichting omtrent de reikwijdte en de betekenis van deze staat te hebben begrepen en de wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte weloverwogen te blijven wensen. De deskundige geeft de verklaring niet af indien hij gegronde reden heeft om aan de gegrondheid van bedoelde overtuiging te twijfelen.
5.3.
Op grond van artikel 1:28b, lid 1 BW voegt de ambtenaar van de burgerlijke stand, wanneer aan artikel 1:28a BW is voldaan, aan de akte van geboorte een latere vermelding toe van wijziging van het geslacht. Artikel 1:28b, lid 2 BW bepaalt dat de ambtenaar desverzocht tevens kan overgaan tot wijziging van de voornamen van degene op wie de aangifte betrekking heeft.
5.4.
Aangezien [de minderjarige] momenteel dertien jaar is, kan hij zich niet op grond van artikel 1:28 BW wenden tot de ambtenaar van de burgerlijke stand. Evenmin bestaat in de huidige wetgeving de mogelijkheid dat de ouders deze aanvraag voor [de minderjarige] doen.
5.5.
De rechtbank overweegt dat hoewel de huidige wettelijke bepalingen niet voorzien in de mogelijkheid om een verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding toe te wijzen voor een minderjarige die jonger is dan zestien jaar, de maatschappelijke opvattingen over dit onderwerp de laatste jaren sterk in ontwikkeling zijn. Dit leidt ook tot ontwikkelingen in de wetgeving. Uit een publicatie van 11 april 2019 blijkt dat Minister Dekker van Justitie en Veiligheid de leeftijdsbepaling van zestien jaar belemmerend acht. Hij heeft op 10 april 2019 aan de Tweede Kamer bericht dat het ook mogelijk moet worden voor jongeren onder de zestien jaar om via een verzoek aan de rechter te komen tot een wijzing van de geslachtsregistratie indien dit in het belang van de minderjarige is. Op 4 mei 2021 is een wetsvoorstel [1] gepubliceerd, waarin wordt voorgesteld om het voor kinderen jonger dan zestien jaar mogelijk te maken hun geslachtsregistratie te wijzigen via een verzoek aan de rechtbank. In de voorgestelde procedure kan het kind, vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordiger, aangeven waarom het een wijziging van zijn geslachtsregistratie verzoekt. Met deze wijziging vervalt ook de noodzaak van een deskundigenverklaring. Het wetsvoorstel is momenteel nog in benadeling bij de Tweede Kamer. Het gewijzigd amendement [2] , gepubliceerd op 18 maart 2022, voorziet in een verdergaande wijziging waardoor het ook voor personen jonger dan zestien jaar mogelijk wordt om zonder tussenkomst van de rechter de geslachtsregistratie te wijzigen.
5.6.
Het is onduidelijk hoe lang het zal duren voordat er een aangepaste wet op dit gebied in werking treedt. De rechtbank zal niet, zoals door de moeder verzocht, anticiperen op voornoemd wetsvoorstel. Het is nog onduidelijk hoe het wetgevingsproces zal verlopen en hoe de inhoud van de uiteindelijke wet eruit zal zien. Vooruitlopen op wetgeving waarvan de inhoud nog niet vaststaat, gaat naar het oordeel van de rechtbank de rechtsvormende taak van de rechtbank te buiten. De rechtbank zal aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval een beslissing nemen op de verzoeken. De rechtbank sluit op dit punt aan bij de lijn van de Hoge Raad in genderneutrale zaken [3] .
5.7.
De rechtbank zoekt bij de inhoudelijke beoordeling van het verzoek aansluiting bij artikel 8, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarin is bepaald -voor zover hier van belang- dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
5.8.
Het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) heeft herhaaldelijk aangegeven dat het recht op genderidentiteit en persoonlijke ontwikkeling een fundamenteel element van artikel 8 EVRM vormt en dat genderidentiteit één van de meest intieme aspecten van het privéleven en een van de meest wezenlijke elementen van zelfbeschikking vormt. Wetgeving die conflicteert met dit belangrijke aspect van de persoonlijke identiteit kan een serieuze inmenging opleveren in het privéleven. De Staat heeft een positieve verplichting om maatregelen te treffen die de inbreuken tegengaan. Gelet op de jurisprudentie van het EHRM bestaat er voor de Staat een ruime mate van beoordelingsvrijheid om te bepalen hoe deze positieve verplichting wordt vormgegeven. Daarbij dient te worden getoetst of op nationaal niveau sprake is van een redelijk evenwicht tussen enerzijds een effectieve bescherming van het belang van het individu en anderzijds de belangen die door de betrokken lidstaat worden gediend. Daarbij mag geen onmogelijke of disproportionele last op de overheid worden gelegd.
5.9.
De rechtbank dient te beoordelen hoe het voorgaande zich verhoudt tot de leeftijdsgrens van zestien jaar, die in de huidige wetgeving wordt gehanteerd.
5.10.
Over het algemeen wordt aangenomen dat een minderjarige van zestien jaar en ouder bekwaam is om zelfstandig beslissingen te nemen in gewichtige aangelegenheden. De leeftijd van zestien jaar wordt in de wet niet alleen gehanteerd in geval van een wijziging van de geslachtsregistratie op de geboorteakte, maar ook, zo blijkt uit de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), bij de bekwaamheid om overeenkomsten voor geneeskundige behandeling ten behoeve van zichzelf aan te gaan (artikel 7:447, lid 1 BW). Echter, deze grens ligt anders in bijvoorbeeld artikel 7:450 BW, dat bepaalt dat indien de patiënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen is vereist voor een behandeling. Deze bepaling strekt zo ver dat een minderjarige van twaalf jaar en ouder een (levensreddende) behandeling kan weigeren, ook indien de gezaghebbende ouders wel instemmen met de behandeling. Gelet op de verstrekkende gevolgen die dit artikel kan hebben, terwijl een leeftijdsgrens van twaalf jaar wordt gehanteerd, is naar het oordeel van de rechtbank niet te verklaren dat in artikel 1:28 BW wordt vastgehouden aan de leeftijdsgrens van zestien jaar. De rechtbank is van oordeel dat het achterwege laten in de huidige wetgeving van de mogelijkheid voor ouders en een minderjarige om samen een wijziging in de geslachtsregistratie op de geboorteakte te verzoeken, niet strookt met de positieve verplichting die op de Staat rust.
5.11.
Daarnaast is duidelijk geworden dat [de minderjarige] inmiddels al twee jaar hormoon remmende medicatie gebruikt. [de minderjarige] heeft aangegeven dat hij vanaf zijn vijftiende kan starten met medicatie ter ontwikkeling van mannelijke (geslachts)kenmerken. Ook in dit licht bezien is een leeftijdsgrens van zestien jaar naar het oordeel van de rechtbank niet houdbaar.
5.12.
Uit de door de moeder overgelegde verklaring van de behandelaar van [de minderjarige] blijkt dat bij [de minderjarige] al genderdysforie is vastgesteld toen hij zes jaar was. Een aantal jaren later is genderdysforie in de adolescentie vastgesteld. Volgens de behandelaar is de wens van [de minderjarige] om in de toekomst verder te leven als jongen, consistent.
5.13.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk hoe [de minderjarige] worstelt met de huidige situatie en hoe hem dit beperkt in zijn ontwikkeling. [de minderjarige] heeft de rechter tijdens het kindgesprek overtuigend uitgelegd hoe belangrijk het voor hem is dat het geslacht op zijn geboorteakte wordt gewijzigd naar 'mannelijk' en hoezeer dit zijn leven positief zal beïnvloeden. Naar het oordeel van de rechtbank is de wens van [de minderjarige] voor een geslachtsverandering consistent te noemen.
5.14.
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft aangegeven in te stemmen met het verzoek.
5.15.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de leeftijdsgrens van zestien jaar in dit specifieke geval niet overeind kan blijven. De rechtbank zal het verzoek van de moeder dan ook toewijzen en de ambtenaar van de burgerlijke stand opdragen een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte van [de minderjarige], inhoudende de wijziging van het geslacht.
Ten aanzien van de voornaamswijziging
5.16.
Artikel 1:4 BW bepaalt dat wijziging van de voornaam op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger kan worden gelast door de rechtbank. De wijziging geschiedt doordat van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 1:20, lid 1a en 1:20a BW.
5.17.
Hoewel [de minderjarige] officieel nog geregistreerd staat als [de minderjarige], gebruikt hij al bijna drie jaar de naam [de minderjarige]. Hij heeft deze naam zelf gekozen naar aanleiding van een film die hij heeft gezien. Hij vindt deze naam goed bij hem passen. [de minderjarige] wil als tweede voornaam graag de naam [tweede naam 1], als verwijzing naar zijn huidige tweede voornaam [tweede naam 2].
5.18.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een zwaarwichtig belang bij toewijzing van het verzoek tot voornaamswijziging, te meer nu het verzoek tot wijziging van de geslachtsregistratie op de geboorteakte wordt toegewezen. De gevraagde voornamen '[de minderjarige] [tweede naam 2]' zijn geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4, lid 2 BW. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen.
Ten aanzien van de uitvoerbaarheid bij voorraad
5.19.
De rechtbank zal het verzoek om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, afwijzen, aangezien de ambtenaar de geboorteakte pas kan aanpassen wanneer de beslissing onherroepelijk is na een periode van 3 maanden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om aan de geboorteakte, ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente [geboorteplaats] met nummer [aktenummer] van het jaar 2010 een latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht, in die zin dat het geslacht zal zijn in plaats van ‘F (vrouwelijk)’: 'M (mannelijk)’;
6.2.
gelast de wijziging van de voornaam van de minderjarige in die zin dat de volledige voornaam zal luiden: "[de minderjarige] [tweede naam 2]", zodat de minderjarige zal heten:
[de minderjarige] [tweede naam 2] [achternaam];
6.3.
draagt de griffier op om, niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats];
6.4.
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.R. Bosker, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op
19 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: BV

Voetnoten

1.vergaderjaar 202-2021, kamerstuk 35825, nr. 2
2.vergaderjaar 2021-2022, kamerstuk 35825, nr. 12
3.Hoge Raad 4 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:336.