Uitspraak
de Minister voor Rechtsbescherming
4.2.1. Voorziening salarisverplichting
6.Overzicht correcties
Ik heb de door u ingediende aangifte vennootschapsbelasting 2012 van [eiseres]
- [E] , afwaardering € 20.000;
- [C] & [F] , afwaardering € 61.550;
- [G] , afwaardering € 45.000.
Uitgaande van de gehanteerde correctie over 2011 en de motivering daarvan wordt het gebruikelijk loon gesteld op een bedrag van € 86.250,-. Aangezien de voorziening in 2011 wordt gecorrigeerd en rekening is gehouden met een loon van € 54.000,- bedraagt de correctie negatief € 86.250,-. Met het meerdere van € 32.250,- wordt pas rekening gehouden als de aanslag in de inkomstenbelasting definitief vast staat en is betaald.
2012 -/- € 54.000 Feitelijk
2012 € 15.621
2012 € 484
6.Overzicht correcties
Belastbaar bedrag VPB 2012
€ 82.365
€ 0
4.2.2 Gebruikelijk loon
2013 -/- € 54.000 Feitelijk
2013 € 954
6.Overzicht correcties
Belastbaar bedrag VPB 2013
Enkel voor de aangifte 2013 geldt dat het voor de Belastingdienst, uit de administratie van
Belanghebbende meent dat zij voor de jaren 2012 en 2013 een vrijval ten gunste van de winst heeft genomen van € 43.000 (2012) respectievelijk € 51.000 (2013). Een en ander zou moeten blijken uit bijlage 2 van het 10-dagenstuk van belanghebbende. In bijlage 2 is een saldibalans opgenomen.
[X] verklaart dat via hem [K] en [L] zijn komen werken bij [B] . In een gesprek met [L] -waar ook [Y] bij aanwezig was- heeft [X]
Op enig moment heeft [X] [K] en [L] als nieuwe medewerkers hij [B] aangebracht. [X] heeft met [C] de afspraak gemaakt dat hij een deel van de afdracht van [K] en [L] zou ontvangen, namelijk € 15,- per door hen gewerkt uur. Deze vergoeding heeft [X] met [Y] gedeeld.”
[X] verklaart dat via hem [K] en [L] zijn komen werken bij [B] . In een gesprek met [C] -waar ook [Y] bij aanwezig was- heeft [X]
[X] heeft met [C] afgesproken dat [Y] en [X] vanwege het aanbrengen van [L] en [K] , een korting zouden ontvangen op de fee die zijzelf aan [C] , via de vennootschap van [M] betaalden. Deze korting bedroeg € 7,50.- per door [L] en € 7,50 per door [K] gedeclareerd uur. [X] deelde deze korting met [Y] . Volgens afspraak vond betaling plaats doordat [Y] en [X] (namens hun vennootschappen) facturen stuurden aan de (vennootschap van) [M] op basis van de door [L] en [K] gedeclareerde uren bij [B] .
vrijvalvan deze voorziening salarisverplichting in de jaren 2012 en 2013 eveneens dient te worden gecorrigeerd. Over de hoogte van deze, ten gunste van eiseres komende, correctie verschillen partijen van mening. Eiseres heeft ter zitting, onder verwijzing naar haar onder 1.17. vermelde 10-dagenstuk, bepleit dat de vrijval van de voorziening salarisverplichting in 2012 en 2013 respectievelijk € 43.000 en € 51.000 bedroeg. Verweerder stelt in zijn onder 1.18. vermelde pleitnota dat, voor zover interne compensatie niet mogelijk is, de vrijval voor de jaren 2012 en 2013 respectievelijk ten hoogste € 41.639 en € 49.497 kan bedragen.
in zijn geheellouter voor zichzelf heeft bedongen en genoten en daarvan vervolgens de helft heeft geschonken aan [Y] (of een door hem beheerste BV), hetgeen verweerder stelt, of dat eiseres en [Y] (of een door hem beheerste BV) ieder de helft van de aanbrengfee van € 15 hebben bedongen en genoten.
€ 269
€ 484
€ 214.593
€ 97.954
€ 45.000
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar (met uitzondering van de beslissing over de daarbij verleende proceskostenvergoeding);
- vermindert de navorderingsaanslag VPB 2010/2011 tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 320.222;
- vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 4.435;
- veroordeelt de Minister tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.065;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten in beroep van eiseres tot een bedrag van € 697,50.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar (met uitzondering van de beslissing over de daarbij verleende proceskostenvergoeding);
- vermindert de aanslag VPB 2012 tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 34.873, waarbij het verlies uit 2013 tot een bedrag van € 214.593 met het belastbaar bedrag is verrekend (de verliesverrekeningsbeschikking);
- vermindert de belastingrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten in beroep van eiseres tot een bedrag van € 697,50.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar (met uitzondering van de beslissing over de daarbij verleende proceskostenvergoeding);
- stelt de verliesvaststellingsbeschikking vast op een bedrag van € 214.593;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten in beroep van eiseres tot een bedrag van € 697,50.