ECLI:NL:RBNNE:2023:280

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
18.099412.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en hennepteelt met criminele uitbuiting van een Vietnamese vrouw

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, wegens mensenhandel en hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat de man samen met anderen een Vietnamese vrouw had uitgebuit, die in de loods woonde en werkte waar de hennepstekkerij was gevestigd. De feiten vonden plaats tussen 3 oktober 2020 en 16 december 2020 in Wittelte. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte de vrouw onder dwang en in een kwetsbare positie had gehouden, waardoor zij zich niet kon verzetten tegen de uitbuiting. De verdachte had de vrouw gedwongen om te werken in de hennepstekkerij en had haar in mensonterende omstandigheden gehuisvest. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel door misbruik te maken van de kwetsbare positie van de vrouw, die illegaal in Nederland verbleef en geen eigen inkomsten had. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van hennepteelt, waarbij meer dan 3.790 hennepstekken en 353 moederplanten werden aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de afspraak tot betaling voor de illegale arbeid nietig was. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van immateriële schade aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.099412.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 december 2022 en 31 januari 2023 (sluiting onderzoek).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Koops, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuitingvan die [slachtoffer] (sub 1°) en/of
  • heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid ofdiensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en/of B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer] (sub 6°), immers heeft hij, verdachte en/of (met) diens mededader(s):
  • die [slachtoffer] naar een hennepkwekerij/stekkerij gebracht en/of tegen die [slachtoffer] gezegd datzij in die hennepkwekerij/stekkerij werkzaamheden moest verrichten en/of daarvoor die [slachtoffer] niet betaald en/of
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij niet naar buiten mocht en/of indien zij naar buiten zou gaan zijgeslagen zou worden en/of
  • zijn vuisten aan die [slachtoffer] laten zien, toen die [slachtoffer] aangaf dat zij niet wilde werkenen/of
  • die [slachtoffer] in een ruimte laten verblijven waar zij niet beschikte over een (westers) toilet en/ofverwarming
terwijl die [slachtoffer] niet over eigen inkomsten en/of woonruimte en/of een verblijfsstatus in Nederland beschikte en/of de Nederlandse taal niet spreekt en/of (aldus) gebruik heeft gemaakt van de
afhankelijksheids- en/of kwetsbare positie van die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zich niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die uitbuiting door hem, verdachte en/of diens mededader(s); subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: in of omstreeks de periode van 3 oktober 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuitingvan die [slachtoffer] (sub 1°) en/of
  • heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid ofdiensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan die [slachtoffer] en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer] (sub 6°), immers heeft die [slachtoffer] en/of (met) diens mededader(s):
  • die [slachtoffer] naar een hennepkwekerij/stekkerij gebracht en/of tegen die [slachtoffer] gezegd datzij in die hennepkwekerij/stekkerij werkzaamheden moest verrichten en/of daarvoor die [slachtoffer] niet betaald en/of
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij niet naar buiten mocht en/of indien zij naar buiten zou gaan zijgeslagen zou worden en/of
  • die [slachtoffer] in een ruimte laten verblijven waar zij niet beschikte over een (westers) toilet en/ofverwarming
terwijl die [slachtoffer] niet over eigen inkomsten en/of woonruimte en/of een verblijfsstatus in Nederland beschikte en/of de Nederlandse taal niet spreekt en/of (aldus) gebruik heeft gemaakt van de
afhankelijksheids- en/of kwetsbare positie van die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zich niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die uitbuiting door die [slachtoffer] en/of diens mededader(s)
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte en/of (met) diens mededader(s):
  • een ruimte (met hennepplanten-/stekken) ter beschikking gesteld waar die [slachtoffer] moestwerken en/of
  • een douchewagen gehuurd voor die [slachtoffer] en/of
  • aan die [slachtoffer] een emmer verschaft waar zij haar behoefte op kon doen en/of
  • die [slachtoffer] instructies gegeven voor het verzorgen van de hennepplanten/-stekken;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3.790 hennepstekken en 353 moederplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
Hij heeft ten aanzien van feit 1 primair, de uitbuiting van aangeefster [slachtoffer] (hierna:
aangeefster) in vereniging, aangevoerd dat verdachte en zijn medeverdachten aangeefster hebben uitgebuit met gebruikmaking van de dwangmiddelen dwang, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van feit 1.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn, daarbij onder meer wijzend op tegenstrijdigheden in haar verklaringen. Nu dit ook kan worden gezegd van de verklaringen van verdachte en de medeverdachten en uit de overige, objectieve bewijsmiddelen evenmin blijkt dat sprake was van dwang, kan uitbuiting niet bewezen worden en dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat in het geval verdachte uitbuiting van aangeefster wel bewezen acht, verdachte daarop geen oogmerk heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2, kort gezegd het medeplegen van hennepteelt, heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd en is geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbankInleiding
Op 16 december 2020 doet de politie een inval in een loods aan de [straatnaam] in Wittelte (hierna: de loods), op het erf van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). In de loods blijkt een hennepstekkerij te zitten die sinds de zomer van 2020 in werking is. In en rondom de loods worden op 16 december 2020 vier Vietnamese personen aangetroffen, waaronder aangeefster en medeverdachte [slachtoffer] , die door verdachte ook wel Tante wordt genoemd (hierna: [slachtoffer] ). Aangeefster blijkt illegaal in Nederland te zijn en verklaart onmiddellijk dat zij in de loods woonde. Later verklaart zij dat ze van verdachte en medeverdachten in de loods moest blijven en voor de hennepstekken moest zorgen.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van haar verklaringen is van belang of deze consistent en logisch zijn. Hierbij acht de rechtbank van belang of de verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster in grote lijnen consistent en logisch. Voor de meest in het oog springende inconsistentie - aangeefster heeft aanvankelijk niet belastend over [slachtoffer] verklaard - is een logische verklaring. Aangeefster geeft immers in haar verklaringen meermalen aan dat zij bang is voor [slachtoffer] . Dit komt authentiek over, temeer nu zij wél een en ander over [slachtoffer] heeft prijsgegeven nadat zij ervan op de hoogte was geraakt dat zij was aangehouden.
Haar verklaringen worden op een groot aantal punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. Uit de locatiegegevens van de telefoon van aangeefster kan worden afgeleid dat zij gedurende een onafgebroken periode van ongeveer drie en vervolgens vier weken in de loods heeft verbleven. De verklaring van onder meer [naam 2] [medeverdachte 3] bevestigt dat aangeefster in de loods aanvankelijk haar behoefte moest doen op een emmer. De verklaringen van onder meer verdachte en [medeverdachte 2] ondersteunen de kern van de verklaringen van aangeefster inhoudend dat [slachtoffer] de baas over haar was. De rechtbank heeft in dit verband tevens acht geslagen op de vele chatberichten die het dossier bevat, onder meer de berichten tussen aangeefster en [slachtoffer]
.
Het is de rechtbank, evenals de verdediging, opgevallen dat de verklaringen van aangeefster niet op alle punten (volledig) worden ondersteund door andere bewijsmiddelen of zelfs worden tegengesproken door objectieve gegevens (zoals het aantreffen van een mobiele telefoon, waarvan aangeefster het bezit aanvankelijk heeft ontkend). Dit kan naar het oordeel van de rechtbank verklaard worden door de lastige positie waarin aangeefster zich bevond. Zij is aanvankelijk immers zelf aangemerkt als verdachte en mogelijk meende ze er belang bij te hebben om haar situatie (nog) kwetsbaarder te doen voorkomen en/of de rol van verdachte en de medeverdachten kwalijker te maken. Bovendien was aangeefster illegaal en onbekend in Nederland, wat met zich mee kan brengen dat zij zich aanvankelijk niet veilig voelde om volledig te verklaren.
Het voert naar het oordeel van de rechtbank dan ook te ver om, zoals de verdediging, te stellen dat de verklaringen van aangeefster in het geheel als onbetrouwbaar en niet bruikbaar voor het bewijs te beschouwen, vooral gelet op de mate van steun die zij vinden in andere bewijsmiddelen, waaronder bijvoorbeeld de verklaring van verdachte zelf met betrekking tot de slechte manier waarop aangeefster werd behandeld.
1
De suggestie van de verdediging dat verdachte in het politieverhoor observaties over de leefomstandigheden van aangeefster heeft gedeeld (‘moederziel alleen’ in ‘een koude schuur’, behandeld ‘als een stuk stront’, ‘zou ik mijn hond nog niet aandoen’), om er blijk van te geven dat hij het hart op de juiste plek heeft, of om zichzelf gunstig te laten afsteken bij ‘de Vietnamezen’, mag zo zijn, maar doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het waarheidsgehalte van die observaties, zeker niet nu die ook door andere bewijsmiddelen worden geschraagd.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster in de kern en voor zover deze worden ondersteund door andere bewijsmiddelen dan ook betrouwbaar en zal deze als bewijsmiddel gebruiken.
Beoordeling van feit 1 (mensenhandel) en 2 (hennepteelt)
De rechtbank acht vooreerst - op grond van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen
2- wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde; kort gezegd medeplegen van het telen van hennep. Daartoe overweegt de rechtbank dat in de loods 3.790 hennepstekken en 353 hennepplanten (zogenoemde moederplanten) zijn aangetroffen
3en dat verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 1] was betrokken bij de opbouw van die hennepstekkerij en dat hij werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de verzorging van de planten.
4
Met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel in de vorm van criminele/arbeidsuitbuiting van aangeefster overweegt de rechtbank als volgt.
De beantwoording van de vraag of sprake is van 'uitbuiting' in de zin van art. 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht in zaken waarin gedragingen gericht zijn op uitbuiting in arbeid of diensten van een ander (anders dan seksuele uitbuiting van die ander) sterk is verweven met de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer betekenis toekomt aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
5
Voor oogmerk van uitbuiting is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij of zij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus gewild gevolg meebracht dat de ander door hem of haar werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Tot slot overweegt de rechtbank dat instemming van het slachtoffer met de uitbuiting niet in de weg staat aan een bewezenverklaring wanneer er sprake is van gebruik van dwangmiddelen.
De rechtbank leidt uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen de volgende gang van zaken af.
Toen verdachte en [medeverdachte 2] onvoldoende succes behaalden met hun hennepkwekerij, besloten zij hulp te vragen in de coffeeshop in Emmen. Naar aanleiding hiervan kregen zij in september 2020 contact met de [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). Er wordt afgesproken om te gaan samenwerken.
Aangeefster is een bekende van [naam 1] . Zij verbleef aanvankelijk nog in België, maar werd door [naam 1] opgehaald en - na een kortstondig verblijf bij [slachtoffer] in Amsterdam - naar de loods gebracht om te werken in de hennepstekkerij.
6
Dit was in ieder geval vóór 16 september, getuige een WhatsApp-gesprek op die dag tussen verdachte en [medeverdachte 3] inhoudend dat “de vrouw” alles heeft weggeknipt en de stekjes niet tergkomen.
7In de eerste helft van oktober straalt ook de telefoon van [slachtoffer] de mast in Wittelte op enkele dagen aan.
8[slachtoffer] heeft geld geleend aan [naam 1] dat is geïnvesteerd in de hennepstekkerij en gaat zich vanaf dat moment ook met de kwekerij en met aangeefster bemoeien.
9
Vanaf ongeveer 20 oktober tot 10 november 2020 en van 17 november tot en met 16 december 2020 straalt de telefoon van aangeefster onafgebroken de mast in Wittelte aan.
10Hieruit en uit de verklaringen van onder meer [naam 2] , roepnaam [naam 2] (hierna: [naam 2] )
11en verdachte
12, leidt de rechtbank af dat aangeefster in ieder geval in die periodes permanent in de loods verblijft.
De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot de voor uitbuiting relevante omstandigheden, te weten de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald.
- De aard en duur van de werkzaamheden
Er was sprake van het verzorgen van hennepstekken, zijnde illegale werkzaamheden, die aangeefster gedurende een periode van ongeveer drie maanden heeft verricht.
- De beperkingen voor aangeefster
Aangeefster verbleef in de loods onder mensonterende omstandigheden. Aanvankelijk was er geen Westers toilet en deed een stoel met een gat erin en daaronder een emmer dienst als toilet.
131415Vanaf 13 oktober 2020 stond er tevens cabine met daarin een douche en een toilet die door [medeverdachte 1] was gehuurd en door verdachte en [medeverdachte 2] is opgehaald.
1617Daarna verbleef aangeefster in totaal ongeveer zeven weken (met een tussenpauze van een week) onafgebroken in de loods, waar zij sliep in een caravan.
Zij mocht de loods (‘s avonds) niet verlaten, omdat de buren van [medeverdachte 1] haar dan zouden kunnen zien.
18Aangeefster vond het saai in de loods.
19Het was (relatief) donker in de loods en de temperatuur was er ongeveer gelijk aan de buitentemperatuur. In de caravan stond weliswaar een kacheltje, maar de stroom in de caravan was zeer brandgevaarlijk aangelegd.
20Ook viel de stroom wel eens uit; aangeefster was dan afhankelijk van anderen (de medeverdachten) om dit op te lossen.
2122Ook was zij afhankelijk van anderen voor vervoer, eten en beltegoed.
2324
Doordat aangeefster verantwoordelijk werd gehouden voor de verzorging van hennepplanten - een illegale handeling - werd zij blootgesteld aan het risico van strafvervolging, met alle mogelijke consequenties van dien.
Aangeefster deelde gedurende de ten laste gelegde periode niet mee in de opbrengst van hennepstekkerij.
25Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij een keer heeft gezien dat aangeefster een envelop heeft gekregen en [medeverdachte 3] heeft verklaard dat het wel de bedoeling was dat aangeefster zou worden betaald, heeft aangeefster volgens [medeverdachte 3] niet daadwerkelijk betaald gekregen.
26Wanneer in WhatsApp-berichten werd gesproken over verdeling van de opbrengst, werd aangeefster daarin ook niet genoemd.
27Ook overigens blijkt nergens uit dat aangeefster in de drie maanden dat zij in de loods heeft gewerkt daadwerkelijk betaald heeft gekregen. Verdachte, noch een van de medeverdachten of overige betrokkenen heeft verklaard dat hij/zij haar daadwerkelijk zelf heeft betaald uit de opbrengst of dat hij/zij de verdiensten van aangeefster voor haar bewaarde.
Aangeefster had op het moment van aanhouding op 16 december 2020 slechts 30 euro bij zich.
28Gelet op haar onafgebroken aanwezigheid in de loods in de vier voorafgaande weken, kon zij eventuele verdiensten moeilijk hebben uitgegeven.
- Het economisch voordeel voor verdachte
Uit de verklaringen van aangeefster
29en [naam 2]
30volgt dat er met regelmaat hennepstekken werden opgehaald voor de verkoop. Dit gebeurde aanvankelijk door verdachte en [medeverdachte 2] , maar later door [slachtoffer] , onder meer vlak voor de aanhouding op 16 december 2020.
31Dit blijkt ook uit het aantreffen van een op 15 december 2020 met de telefoon van [slachtoffer] gemaakte foto van dozen met hennepstekjes, vermoedelijk genomen in de loods,
32alsmede uit berichten waarin wordt gesproken over het opnieuw verdelen van de verdiensten.
33
Op 20 november 2020 stuurt [naam 2] aan [slachtoffer] dat ze tegen hem (de rechtbank begrijpt: verdachte) heeft gezegd "je gaat met de huisbaas praten, laat ons met rust om ons geld te verdienen, jullie profiteren ook mee”.
34Het kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders dan dat er middels de verkoop van de stekken geld is verdiend aan de hennepstekkerij en dus aan de onbetaalde arbeid van aangeefster en dat verdachte dit (ook) heeft ontvangen. Het feit dat verdachte op 3 december 2020 - nadat [medeverdachte 1] is overgehaald om toch met de hennepstekkerij door te gaan - in een WhatsApp-bericht aan [medeverdachte 1] laat weten dat hij hem “vijf rooitjes” gaat geven
35, wijst er ook op dat verdachte kon beschikken over geld uit de hennepstekkerij. Ook het niet betalen van aangeefster voor haar werkzaamheden kan naar het oordeel van de rechtbank worden gezien als economisch voordeel voor verdachte.
De voorgaande omstandigheden afwegend, daarbij zwaar tillend aan de beperkingen voor aangeefster, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van uitbuiting van aangeefster.
Zoals reeds overwogen, staat eventuele instemming van een slachtoffer - waarvan volgens de verdediging sprake was - met de uitbuiting niet in de weg aan een bewezenverklaring indien de verdachte gebruik heeft gemaakt van dwangmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is en verdachte gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
De rechtbank overweegt hiertoe dat aangeefster illegaal in Nederland was en ze sprak de
Nederlandse en Engelse taal niet. Zij had eerder in hennepkwekerijen gewerkt in België en Engeland en daar was de situatie nog erger dan in de loods.
36Aangeefster was dan ook allang blij dat zij een dak boven haar hoofd had en te eten kreeg, hetgeen veelzeggend is met betrekking tot haar situatie.
37Vanaf het moment dat aangeefster in de loods verbleef, was zij volledig afhankelijk van anderen als het ging om vervoer, eten en beltegoed. Zij kon niet alleen gelet op haar illegale status, maar ook praktisch gezien dus geen kant op zonder verdachte of een van de medeverdachten. Zij verkeerde naar het oordeel van de rechtbank dan ook in een kwetsbare, afhankelijke positie van verdachte en de medeverdachten.
[slachtoffer] werd door verdachte gezien als de baas.
38Ze gaf aangeefster, maar (via [naam 2] ) ook verdachte en anderen, opdrachten via WhatsApp.
3940Ze bepaalde de verdeling van de opbrengst van de opbrengst en liet [medeverdachte 2] bedreigen via [medeverdachte 3] .
41Aangeefster deed alles voor [slachtoffer]
42en werd volgens verdachte door haar als slaaf behandeld.
43In ieder geval, [slachtoffer] had naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar overwicht op aangeefster.
Voor een bewezenverklaring van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is volgens vaste jurisprudentie van belang of verdachte op de hoogte was van de voor die kwetsbare positie en dat overwicht relevante omstandigheden. Dat was verdachte naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het overwicht van in ieder geval [slachtoffer] op aangeefster zeker.
Ten aanzien van de kwetsbare positie van aangeefster overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte ervan op de hoogte was dat aangeefster illegaal in Nederland was. Verdachte wist echter wel dat zij geen Nederlands sprak (hij kon niet met haar praten anders dan via Google Translate), dat zij vanaf enig moment in de loods woonde, hoe de omstandigheden in die loods waren, dat zij gedurende de beginperiode van haar werkzaamheden in de loods haar behoefte moest doen op een stoel met een emmer eronder,
44dat er problemen met de stroom waren
45en dat zij ‘s avonds niet uit de loods mocht.
46
Ook wist verdachte kennelijk dat aangeefster zelf geen vervoer had en dat zij daarvoor afhankelijk was van anderen, zo valt af te leiden uit een WhatsApp-bericht van verdachte waarin hij aan [medeverdachte 3] vraagt (in plaats van aan aangeefster zelf) waar ze [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: een bijnaam van aangeefster) heen moeten brengen.
47
De rechtbank is al met al een oordeel dat verdachte voldoende op de hoogte was van de kwetsbare positie van aangeefster om te kunnen spreken van misbruik van die kwetsbare positie. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat het feit dat verdachte ter zitting aangaf dat wanneer het zijn vriendin had betroffen, hij niet had toegestaan dat zij onder die omstandigheden in de loods werkte en verbleef, hetgeen boekdelen spreekt over zijn oordeel over de situatie waarin aangeefster verkeerde. De rechtbank zal gebruik van beide misbruik-dwangmiddelen dan ook bewezen verklaren.
Ten aanzien van de dwangmiddelen misleiding, dwang en bedreiging met geweld - waarvan de officier van justitie tevens bewezenverklaring heeft gevorderd - overweegt de rechtbank dat aangeefster hierover weliswaar heeft verklaard, maar dat hiervoor geen steun kan worden gevonden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht gebruik van deze dwangmiddelen daarom niet bewezen.
Gelet op al hetgeen dat hiervoor is overwogen, moet verdachte hebben beseft dat aangeefster werd uitgebuit en was dus sprake van oogmerk van uitbuiting. Door onder de geschetste omstandigheden toch mee te werken aan de hennepstekkerij hield verdachte aangeefster in haar voor hem kenbare benarde positie, teneinde er zelf beter van te worden. Zo verklaarde verdachte immers; het doel van de hennepstekkerij was om “geld te zien”.
48
Concluderend acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde mensenhandel bewezen ten aanzien van alle sub-onderdelen. De rechtbank acht het plegen in vereniging samen met anderen bewezen, nu sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met onder andere [slachtoffer] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Er was sprake van een gezamenlijke uitvoering en (beoogd) gezamenlijk gewin, waaraan verdachte een materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair hij in de periode van 3 oktober 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
A) [slachtoffer] , door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en
  • heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid (sub 4°) en
B) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer] (sub 6°), immers heeft hij, verdachte en/of (met) diens mededader(s):
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij in die hennepstekkerij werkzaamheden moest verrichten endaarvoor die [slachtoffer] niet betaald en
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij niet naar buiten mocht en
  • die [slachtoffer] in een ruimte laten verblijven waar zij niet beschikte over een westers toilet enverwarming
terwijl die [slachtoffer] niet over eigen inkomsten en woonruimte en een verblijfsstatus in Nederland beschikte en de Nederlandse taal niet spreekt en aldus gebruik heeft gemaakt van de afhankelijksheids- en kwetsbare positie van die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zich niet kon of durfde te verzetten tegen en/of onttrekken aan die uitbuiting door haar, verdachte en diens mededaders;
2
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand aan de [straatnaam] een hoeveelheid van 3.790 hennepstekken en 353 moederplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigdepersonen, meermalen gepleegd;
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder Bvan de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor seksuele uitbuiting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een beduidend lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De raadsman heeft aangevoerd dat bij bewezenverklaring van feit 1 sprake is van de ondergrens van uitbuiting, hetgeen ook dient terug te komen in de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van 11 november 2022 en 28 juni 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders gedurende ruim een halfjaar beziggehouden met de teelt van hennepstekken in een loods in Wittelte. In (een caravan in) die loods verbleef een vrouw gedurende ongeveer zeven weken permanent (met eenmalig een onderbreking van een week) om voor de hennepstekken te zorgen. De leefomstandigheden in de loods waren mensonterend. Het was er koud en donker en aanvankelijk deed een stoel met een gat in de zitting en daaronder een emmer dienst als toilet. Vanaf enig moment was de loods voorzien van een door de verdachte opgehaald toilet en douchecabine.
Het slachtoffer kon geen kant op en was afhankelijk van verdachte en de medeverdachten voor huisvesting, eten, vervoer en beltegoed. Verdachte heeft van die situatie misbruik gemaakt en heeft zich schuldig gemaakt aan uitbuiting.
De (doorgaans kwetsbare) slachtoffers van uitbuiting hebben in de regel langere tijd last van de psychische gevolgen van de uitbuiting. Dat dit ook in onderhavige zaak het geval is, volgt onder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring.
Ten aanzien van de hennepstekkerij overweegt de rechtbank dat hennep de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC bevat en daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Daarbij komt dat dergelijke (illegale) handel de samenleving onveiliger maakt door de criminaliteit die daardoor wordt gegenereerd.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich bij zijn handelwijze kennelijk alleen heeft laten leiden door zijn eigen hang naar financieel gewin.
In het reclasseringsrapport wordt onder meer genoemd dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om verdachte te begeleiden, nu hij daar zelf niet aan mee wil werken. Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij een belast verleden heeft, mede door het verlies van zijn broer, en dat verdachte’s moeder is overleden in de periode dat hij in voorlopige hechtenis zat in onderhavige zaak, waardoor de reeds ondergane detentie voor hem extra belastend is geweest.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer op zijn plaats.
Voor wat betreft de hoogte van de gevangenisstraf overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat er geen LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting zijn bij arbeidsuitbuiting. De rechtbank weegt daarom de aard en duur van de uitbuiting en de (leef)omstandigheden af en acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden dan passend en geboden.
Voor het met een zekere mate van professionaliteit telen van hennep met als kennelijk doel de verkoop van de geoogste planten geldt volgens de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Nu in het onderhavige geval een veelvoud van dit aantal planten (> 4.000) is aangetroffen en er gedurende de pleegperiode meerdere malen volgroeide hennepstekken zijn verkocht, sluit de rechtbank aan bij het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van tussen de 25 en 250 kilo hennep, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Opgeteld levert dit een gevangenisstraf van zestien maanden op, iets hoger dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de situatie als bedoeld in artikel 63 Sr aan de orde is. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat hij reeds voor de inval op 16 december 2020 uit de hennepstekkerij is gestapt en het tijdsverloop ziet de rechtbank aanleiding om de helft van de gevangenisstraf voorwaardelijk aan verdachte op te leggen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, zoals gevorderd door de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.700,00 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot toewijzing van de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair standpunt gesteld dat aangeefster niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat aangeefster geen vergoeding toekomt voor de door haar verrichte arbeid, nu dit illegale arbeid betrof en een afspraak daartoe nietig is op grond van artikel 3:40 BW.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade constateert de rechtbank dat dit ziet op misgelopen inkomsten uit het verrichten van werkzaamheden in een hennepkwekerij. De rechtbank is met de raadsman van verdachte van oordeel dat de onderliggende afspraak tot betaling (of het delen in de opbrengst van de hennepstekkerij) nietig is ingevolge artikel 3:40 BW, nu dergelijke criminele activiteiten - in tegenstelling tot sommige andere bij wet verboden prestaties
49- onmiskenbaar in strijd zijn met de openbare orde. Nakoming van die afspraak middels het alsnog betalen van aangeefster voor haar werkzaamheden kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet via deze weg alsnog worden afgedwongen. De rechtbank wijst de vordering op dit punt dan ook af.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte op dit punt niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2020.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.
De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot € 5.000,00 en veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 december 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.V. Nolta, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2023.
Mr. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 april 2021, p.2713 e.v. van het dossier NNRCC20024 MASAYA, gesloten op 23 januari 2022.
Wanneer in de voetnoten wordt verwezen naar een dossier wordt telkens bedoeld het dossier NNRCC20024 MASAYA, gesloten op 23 januari 2022.
2 Het proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij d.d. 17 december 2020, p.894 e.v. van voornoemd dossier.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2022.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 8 april 2021, p.164 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2021, p.397 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen, p.874 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 7 oktober 2021, p.2934 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen, p.874 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 2] d.d. 6 oktober 2021, p.3014 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 april 2021, p.2713 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2021, p.1023 e.v. voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 april 2021, p.2713 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 2] d.d. 6 oktober 2021, p.3014 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2021, opgenomen p.810 e.v. voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 14 april 2021, p.2638 e.v. van voornoemd dossier.
De verklaring van verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris op 9 november 2022.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 2] d.d. 6 oktober 2021, p.3014 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2021, p.1023 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 27 januari 2021, p.149 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2021, p.1020 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 2] d.d. 6 oktober 2021, p.3014 e.v. van voornoemd dossier.
De op p.493 van voornoemd dossier opgenomen WhatsApp-berichten van 10 december 2020 vanaf 12:17:02 uur.
Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 7 december 2021 p.186 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 2 juni 2021, p.2861 e.v. van voornoemd dossier.
Het door [slachtoffer] op 7 december 2020 om 20:14:21gestuurde WhatsApp-bericht, opgenomen op p.425 van het dossier.
Het proces-verbaal van relaas d.d. 20 december 2021, p.1163 van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 7 december 2021, p.186 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 2] d.d. 6 oktober 2021, p.3014 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 7 december 2021, p.186 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2021, p.456 e.v. van voornoemd dossier.
Het door [slachtoffer] op 7 december 2020 om 20:14:21gestuurde WhatsApp-bericht, opgenomen op p.425 van het dossier.
Het door [naam 2] op 20 november 2020 om 18:11 uur aan [slachtoffer] gestuurde bericht, opgenomen op p.500 van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, p.221 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 2] d.d. 7 oktober 2021, p.3044 e.v. van voornoemd dossier.
De verklaring van [slachtoffer] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 1 december 2022.
De verklaring van verdachte d.d. 14 april 2021, p.2713 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 16 juni 2021 p.177 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2021, p.456 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 22 april 2021, p.2269 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 27 mei 2021, p.2673 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 april 2021, p.2713 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 april 2021, p.2713 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2021, p.397 e.v. van voornoemd dossier.
De verklaring van verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris op 9 november 2022.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juni 2021, p.346 e.v. van voornoemd dossier.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 april 2021, p.2713 e.v. van voornoemd dossier.