Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] . Per overtreding van dit verbod vindt de officier van justitie één week hechtenis op zijn plaats, met een maximum van in totaal zes maanden. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr zal worden opgelegd. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit verdachte integraal vrij te spreken en mocht de rechtbank wel tot een veroordeling komen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden verbonden. Zoals blijkt uit het rapport van de reclassering en het Pro Justitiarapport heeft verdachte een belast verleden en dient hij een behandeling te volgen.
Middels de voorgestelde strafmodaliteit kan verdachte op 20 juli 2023 worden opgenomen in het [instelling] . De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoon van verdachte en de omstandigheid dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de vroege ochtend van 16 januari 2023 onder invloed van alcohol en medicijnen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van zijn ex-partner. Verdachte heeft het slachtoffer onder meer meermalen bij haar keel gegrepen en in haar keel geknepen. Als gevolg van de geweldshandelingen kon het slachtoffer geen adem meer halen en had zij pijn. Uiteindelijk is het slachtoffer haar bewustzijn voor enige tijd verloren en kwam zij pas bij toen de verbalisanten ter plaatse waren. Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van het slachtoffer in ernstige matige geschonden. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting naar voren is gebracht, blijkt dat het slachtoffer doodsangsten heeft uitgestaan en nog steeds kampt met de psychische en lichamelijke gevolgen van de geweldshandelingen. Deze gevoelens worden versterkt door de omstandigheid dat het slachtoffer en verdachte elkaar goed kenden en dat verdachte het slachtoffer uit het niets heeft aangevallen.
Verdachte liep ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit in een proeftijd van een veroordeling wegens een bedreiging en een vernieling die hij onder invloed van alcohol had gepleegd. Dat verdachte wederom een misdrijf heeft begaan onder invloed van alcohol, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 3 mei 2023. Uit die documentatie blijkt dat verdachte in 2015 is veroordeeld wegens mishandeling van zijn echtgenoot. In de afgelopen vijf jaar is geen sprake geweest van recidive van soortgelijke misdrijven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch Pro Justitiarapport van 24 april 2023, opgemaakt door N. van der Weegen, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt - samenvattend en voor zover van belang - het volgende in.
De psycholoog concludeert dat verdachte lijdt aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, afhankelijke en vermijdende trekken. Daarnaast is bij verdachte sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en benzodiazepines. Deze stoornissen waren ten tijde van het tenlastegelegde ook aanwezig en hebben invloed gehad op de gedragingen van verdachte.
Verdachte is eerder behandeld voor zijn persoonlijkheidsstoornis en voor de stoornis in het gebruik van alcohol. Door het ontbreken van inzicht in het daadwerkelijke drankgebruik is niet eerder gelijktijdige behandeling van voornoemde stoornissen ingezet. Daar komt bij dat verdachte geneigd is zijn problematiek te bagatelliseren. De psycholoog acht het wenselijk dat verdachte klinisch wordt behandeld door een instelling met expertise op de gebieden van persoonlijkheidsstoornissen en stoornissen in middelengebruik.
Binnen de relatie met het slachtoffer heeft verdachte het gevoel zich te moeten wegcijferen. De relatieproblemen zorgden voor spanningen waarover verdachte zich niet adequaat kon uiten waardoor zijn gevoelens werden opgekropt. Verdachte gebruikte steeds vaker alcohol en medicatie om spanning en onlustgevoelens te verdoven, hetgeen voortkomt uit de emotieregulatieproblemen die passend zijn bij zijn persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast was verdachte door zijn angst om alleen te zijn onvoldoende in staat grenzen te stellen aan het contact met het slachtoffer. Op de avond voorafgaand aan het tenlastegelegde had verdachte veel gedronken en gebruikte hij (veel) rustgevende medicatie. Door dit gebruik en de onmacht grenzen te stellen aan het contact met aangeefster, in samenhang met zijn angst om alleen te zijn en zijn persoonlijkheidsstoornis, komt de psycholoog tot de conclusie dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op de reclasseringsadviezen van Verslavingszorg NoordNederland van 6 juni 2023 en 15 juni 2023.
De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een opname in een zorginstelling, het meewerken aan middelen controle en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast adviseert de reclassering oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr. Ten aanzien van de opname in een zorginstelling heeft de [instelling] - onder voorbehoud – de mogelijkheid verdachte op 20 juli 2023 te plaatsen. De verdediging heeft zich ter terechtzitting aangesloten bij het advies om verdachte klinisch te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsstoornis en de stoornissen in alcohol- en middelengebruik.
De rechtbank leidt uit het Pro Justitiarapport en het reclasseringsadvies af dat de kans op recidive wordt ingeschat als hoog vanwege een persoonlijkheidsstoornis met borderline en de stoornissen ten aanzien van alcohol en benzodiazepines, waardoor langdurige behandeling en begeleiding wordt geadviseerd. Daarnaast wordt geadviseerd verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het gepleegde feit. De rechtbank kan zich met voornoemde inhoud en conclusies verenigen en concludeert dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. De rechtbank zal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, omdat zij uit de rapportages afleidt dat verdachte gebaat is bij begeleiding en behandeling van de bij hem aanwezige problematiek. De rechtbank is echter van oordeel dat een opname in een zorginstelling, zoals het [instelling] , binnen de voorgestelde termijn prematuur is en onvoldoende aansluit bij de ernst van het bewezenverklaarde.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, passend en geboden is. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, stelt de rechtbank de proeftijd op 3 jaren vast en verbindt aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering voorgestelde voorwaarden met uitzondering van het contactverbod. De rechtbank zal hiermee een lagere straf opleggen dan is geëist door de officier van justitie. Bij de bewezenverklaring is de rechtbank anders dan de officier van justitie, uitgegaan van de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag. Bovendien doet voornoemde strafmodaliteit naar het oordeel van de rechtbank voldoende recht aan zowel de ernst van het feit als aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Gedrag beïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De aard van de strafbare gedraging, het gebruik van middelen in combinatie met de door de psycholoog vastgestelde stoornissen bij verdachte, baren de rechtbank zorgen. De rechtbank is hierom en gelet op het hoge recidiverisico van oordeel dat het vanuit veiligheidsoogpunt niet verantwoord is verdachte na detentie zonder enig toezicht terug te laten keren in de maatschappij. Er valt niet te overzien of, en zo ja in hoeverre, de toekomstige detentiefasering voldoende waarborgen bieden om eventuele toekomstige risico’s te ondervangen. De rechtbank zal daarom de – door de reclassering geadviseerde – gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr is voldaan, nu de maatregel wordt opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
Contactverbod
De rechtbank is – mede gelet op de eerder aangehaalde rapportages over de persoon van de verdachte – van oordeel dat de hoge kans op recidive oplegging van een contactverbod rechtvaardigt. Middels dit verbod beoogt de rechtbank enerzijds te bewerkstelligen dat aangeefster rust in haar leven krijgt en anderzijds dat de kans op recidive door verdachte wordt verminderd. Anders dan door de reclassering geadviseerd, zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van een contactverbod als bijzondere voorwaarde. Bij het opleggen van een contactverbod op grond van artikel 38v Sr of 14c tweede lid Sr ligt het – gelet op mogelijke complicaties bij de tenuitvoerlegging – in de rede om een keuze te maken in het opleggen van of de vrijheidsbeperkende maatregel dan wel een contactverbod als bijzondere voorwaarde.
5De rechtbank legt conform de eis van het Openbaar Ministerie aan verdachte een verbod op om direct of indirect contact te zoeken, op te nemen of te hebben met [slachtoffer] ex artikel 38v Sr voor de duur van 5 jaren. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard hieraan mee te zullen werken. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.