ECLI:NL:RBNNE:2023:2697

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
18-016204-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot doodslag met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en poging tot doodslag op zijn ex-partner. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor poging tot doodslag en hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar opgelegd, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde poging tot moord, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte rade handelde. De verdachte had zijn ex-partner, onder invloed van alcohol en medicijnen, bij haar keel gegrepen en in haar keel geknepen, waardoor zij haar bewustzijn verloor. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard en de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, waarbij een schadevergoeding van €6.000,00 werd vastgesteld voor immateriële schade. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de benadeelde partij en een verplichting tot behandeling voor zijn psychische stoornissen. De rechtbank heeft ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, gezien het hoge recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/016204-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 4 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.J. Joustra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te [dorp] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] heeft gesmoord en/of heeft verstikt door (met kracht) met een hand op de mond en/of neus van die [slachtoffer] te drukken en/of (met kracht) zijn vingers in de mond en/of tegen het gehemelte van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of die [slachtoffer] heeft gewurgd en/of heeft verstikt door met zijn handen de keel van die [slachtoffer] vast te pakken en vervolgens met kracht haar keel gedurende lange(re) tijd dicht te drukken en/of te knijpen, althans door op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer] gedurende lange(re) tijd af te sluiten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te [dorp] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] heeft gesmoord en/of heeft verstikt door (met kracht) met een hand op de mond en/of neus van die [slachtoffer] te drukken en/of (met kracht) zijn vingers in de mond en/of tegen het gehemelte van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of die [slachtoffer] heeft gewurgd en/of heeft verstikt door met zijn handen de keel van die [slachtoffer] vast te pakken en vervolgens met kracht haar keel gedurende lange(re) tijd dicht te drukken en/of te knijpen, althans door op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer] gedurende lange(re) tijd af te sluiten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde poging tot moord, gelet op de aangifte, de transcriptie van het 112-gesprek en het proces-verbaal van de verbalisanten waarin is omschreven op welke wijze aangeefster in de woning is aangetroffen. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 1] en de omstandigheid dat de handschoen die verdachte gedurende het smoren en verwurgen van aangeefster heeft aangehad, door de verbalisanten in de woning is aangetroffen. Uit de woorden die verdachte gedurende de geweldshandelingen heeft geuit, kan worden afgeleid dat verdachte vol opzet had op de dood van aangeefster. Indien het vol opzet niet bewezen kan worden, heeft te gelden dat verdachte tenminste voorwaardelijk opzet op de dood van aangeefster heeft gehad. Het dossier biedt voldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat sprake is geweest van “voorbedachte raad”. Verdachte heeft de gelegenheid gehad om na te kunnen denken over zijn handelen, omdat geen sprake was van een ogenblikkelijke geweldshandeling. Daarnaast heeft verdachte zowel voorafgaand aan het smoren als aan het verwurgen zijn handschoenen aangedaan. Daar komt bij dat verdachte tijdens de geweldshandelingen onder meer heeft gezegd dat hij aangeefster ging vermoorden en dat 20 jaar zitten hem niet boeit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. De lezingen van aangeefster en verdachte over hetgeen op 16 januari 2023 is gebeurd, lopen uiteen. Er is geen ander bewijs voorhanden dat de verklaring van aangeefster ondersteunt.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging tot moord op het standpunt gesteld dat het bestanddeel “voorbedachte raad” niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Na technische manipulatie van de audio-opnamen van het 112-meldingsgesprek zijn slechts gedeeltelijke zinnen waarneembaar. Deze gedeeltelijke zinnen zijn niet specifiek genoeg om als bewijs te kunnen dienen voor het aannemen van voorbedachte raad. De context waarin deze zinnen zijn geuit ontbreekt volledig. Aangezien er geen motief of enig ander bewijsmiddel voorhanden is waaruit de voorbedachte raad kan worden afgeleid, dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag op het standpunt gesteld dat het door de verbalisant waargenomen letsel niet als bevestiging kan dienen voor de lezing dat verdachte aangeefster haar keel heeft dichtgeknepen. De foto’s in het procesdossier zijn van onvoldoende kwaliteit om te kunnen bevestigen dat het letsel is ontstaan door het dichtknijpen van de keel. Daar komt bij dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij ruzie heeft gehad met aangeefster. Het letsel zou daarom ook tijdens de ruzie kunnen zijn ontstaan, zonder dat sprake is geweest van verwurging. De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat het (voorwaardelijk) opzet niet bewezen kan worden, nu het dossier geen medische gegevens bevat waaruit het opzet van verdachte op de dood van aangeefster kan worden afgeleid. Uit het 112-meldingsgesprek kunnen geen conclusies worden getrokken over of de keel van aangeefster daadwerkelijk is dichtgeknepen en met welke kracht en duur dit zou zijn gebeurd. Gelet op het ontbreken van bewijsmiddelen ten aanzien van het letsel en de aanmerkelijke kans op de dood, dient verdachte tevens vrijgesproken te worden van het subsidiair ten laste gelegde feit.

Oordeel van de rechtbank 1

Bewijsmiddelen
Op 16 januari 2023 omstreeks 6:31 uur krijgt verbalisant [naam] het verzoek om zich samen met zijn collega [naam 2] te begeven naar de [adres] te [dorp] . Op dit adres zou een vrouw gewurgd worden en niet meer ademen. Ter plaatse worden de verbalisanten binnengelaten door een persoon die door [naam] ambtshalve wordt herkend als [verdachte] . In de woonkamer zien de verbalisanten een vrouw met haar rug op de grond liggen. De vrouw, die later aangeefster [slachtoffer] blijkt te zijn, lijkt aanvankelijk geen adem te halen. Verbalisant [naam] ziet dat de mond van de vrouw open staat. In de mond ziet hij een rode op bloedgelijkende substantie. Nadat [naam] de vrouw meermalen heeft aangesproken, ziet hij dat zij langzaam en oppervlakkig begint adem te halen. [naam] ziet dat de vrouw striemen in haar nek heeft en verwondingen in haar gezicht heeft. De vrouw vertelt dat ze lag te slapen en dat [verdachte] , haar ex-man, haar met zijn handschoenen aan had geprobeerd te wurgen. Ze verklaart vervolgens dat [verdachte] tegen haar had gezegd: ‘je hebt nu lang genoeg geleefd.’
2
Aangeefster, [slachtoffer] , heeft vervolgens op 16 januari 2023 aangifte gedaan. Zij heeft onder meer verklaard dat zij in de ochtend van 16 januari 2023 wakker werd doordat zij een handschoen op haar gezicht voelde. Aangeefster zag dat verdachte met een zwarte handschoen op haar neus en mond drukte waardoor het voelde alsof ze geen lucht kreeg en stikte. Ze hoorde verdachte zeggen dat ze lang genoeg had geleefd. Op een gegeven moment is het aangeefster gelukt om verdachte van zich af te trappen, waarna verdachte plaats nam naast haar op de bank. Op het moment dat verdachte zijn handschoenen weer aantrok en zich wederom richting aangeefster begaf, heeft zij 112 gebeld. Aangeefster hoorde verdachte zeggen dat hij haar ging vermoorden en dat hij wel 20 jaar wilde zitten omdat zij dan dood zou zijn. Verdachte deed met kracht zijn vingers in de mond van aangeefster en duwde tegen haar gehemelte aan. Vervolgens voelde aangeefster dat verdachte haar bij haar keel vastpakte en haar keel met kracht dichtdrukte. Aangeefster kreeg hierbij geen lucht meer. Verdachte liet even los waardoor zij kort kon ademen, maar vervolgens wurgde hij haar opnieuw. Aangeefster voelde dat zij geen lucht kreeg en stikte waarna het zwart werd voor haar ogen.
3
Op 17 januari 2023 is het 112-meldkamergesprek tussen aangeefster en het Operationeel Centrum Noord-Nederland woordelijk uitgewerkt.
4In het gesprek is een mannelijke stem onverstaanbaar te horen. Verbalisant [naam 3] heeft het geluid van de opname harder gemaakt en filters toegepast. Vervolgens hebben verbalisanten [naam 4] en [naam 5] op 28 januari 2023 opnieuw naar de geluidsopname geluisterd. Zij verbaliseren onder meer op de geluidsopname te horen:
1.24
“20 jaar zitten interesseert me...(niet meer verstaanbaar)”4
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Er dient een weging en waardering plaats te vinden van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij gewicht dient te worden toegekend aan de aanwijzingen die pleiten voor en tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad.
Naar het oordeel van de rechtbank volgen uit de bewijsmiddelen onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat verdachte zich voorafgaand aan het dichtdrukken van de keel van aangeefster heeft kunnen beraden op de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank overweegt daartoe dat het niet duidelijk is wat zich voorafgaand aan die handelingen heeft afgespeeld. Daar komt bij dat de enkele omstandigheid dat verdachte voorafgaand aan die handelingen zijn handschoenen heeft aangedaan, onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is geweest van voorbedachte raad. Uit het dossier kan niet worden afgeleid hoeveel tijd er heeft gezeten tussen de eerste confrontatie, waarin aangeefster wakker werd doordat haar mond en neus werden dichtgehouden door verdachte, en de tweede confrontatie, waarbij de keel van aangeefster door verdachte werd dichtgedrukt. Hoewel ook een kort tijdsbestek onder omstandigheden kan leiden tot de vaststelling dat sprake is van voorbedachte raad, is de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot die vaststelling.
De rechtbank is tevens van oordeel dat er contra-indicaties aanwezig zijn voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad en overweegt daartoe als volgt. Verbalisant [naam] heeft onder meer verklaard dat verdachte een emotieloze indruk maakte. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte na de eerste confrontatie stil op de bank ging zitten, ‘nergens naar keek’ en op een zombie leek. Daarnaast acht de rechtbank de psychische toestand van verdachte een contra-indicatie om aan te nemen dat verdachte voorafgaand aan het feit een kalm en overwogen besluit heeft kunnen nemen. Uit het Pro Justitiarapport blijkt namelijk dat ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bij verdachte sprake was van invloed van een (psychische) stoornis. Tot slot blijkt uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet, althans onvoldoende, dat verdachte een motief heeft gehad waaruit voorafgaand beraad zou kunnen worden afgeleid.
Vrijspraak primair ten laste gelegde
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de primair ten laste gelegde poging tot moord, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Letsel
Op 16 januari 2023 treffen verbalisanten aangeefster bewusteloos aan in de woning van verdachte. Nadat aangeefster langzaam weer bij bewustzijn is gekomen, constateren verbalisanten rode striemen in haar nek. Hiervan zijn onmiddellijk foto’s gemaakt en deze zijn aan het procesdossier toegevoegd.
De verdediging heeft aangevoerd dat het letsel in de nek van aangeefster tijdens een eerdere ruzie zou kunnen zijn ontstaan. De rechtbank overweegt dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar op 16 januari 2023 heeft getracht te wurgen, waarbij hij onder meer heeft gezegd dat hij wel 20 jaar wilde zitten omdat zij dan dood zou zijn. Kort na de geweldshandelingen hebben de verbalisanten aangeefster bewusteloos aangetroffen met in haar mond een op bloed gelijkende substantie. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de geluidsopname van het 112meldingsgesprek en voornoemde waarnemingen, waaronder de striemen in de nek van aangeefster. De rechtbank acht dit voldoende om aan te nemen dat verdachte op 16 januari 2023 met kracht de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen.
(Voorwaardelijk) opzet
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is de vraag van belang of de kans aanwezig was dat aangeefster als gevolg van het handelen van verdachte zou komen te overlijden. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar bij haar keel vastgreep waarbij haar luchttoevoer dusdanig werd afgeknepen dat zij de controle over haar blaas heeft verloren en vervolgens bewusteloos is geraakt.
Verbalisanten treffen aangeefster bewusteloos aan en nemen aanvankelijk geen ademhaling waar. Gelet op hetgeen zij hebben aangetroffen hadden verbalisanten het vermoeden dat indien zij later ter plaatse waren gekomen, aangeefster niet meer had geleefd.
De rechtbank is van oordeel dat door het dusdanig dichtknijpen van de keel van aangeefster als gevolg waarvan zij het bewustzijn is verloren, het niet anders kan dan dat verdachte het opzet heeft gehad aangeefster van het leven te beroven. Gelet op het voorgaande kan op grond van de uiterlijke verschijningsvorm worden aangenomen dat verdachte vol opzet heeft gehad op de voltooiing van het misdrijf ‘doodslag’.
Bewezenverklaring subsidiair
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd op 16 januari 2023 te [dorp] aangeefster [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het dichtdrukken van de neus en mond van aangeefster onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van poging tot doodslag, zodat verdachte ten aanzien van deze handelingen wordt vrijgesproken. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat verdachte de mond en de neus van aangeefster met een zodanige kracht en gedurende een zodanige tijd heeft dichtgedrukt dat daarmee de aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster is ontstaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 januari 2023 te [dorp] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met kracht zijn vingers in de mond en tegen het gehemelte van die [slachtoffer] heeft geduwd en die [slachtoffer] heeft gewurgd en heeft verstikt door met zijn handen de keel van die [slachtoffer] vast te pakken en vervolgens met kracht haar keel gedurende langere tijd dicht te drukken en te knijpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] . Per overtreding van dit verbod vindt de officier van justitie één week hechtenis op zijn plaats, met een maximum van in totaal zes maanden. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr zal worden opgelegd. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit verdachte integraal vrij te spreken en mocht de rechtbank wel tot een veroordeling komen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden verbonden. Zoals blijkt uit het rapport van de reclassering en het Pro Justitiarapport heeft verdachte een belast verleden en dient hij een behandeling te volgen.
Middels de voorgestelde strafmodaliteit kan verdachte op 20 juli 2023 worden opgenomen in het [instelling] . De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoon van verdachte en de omstandigheid dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de vroege ochtend van 16 januari 2023 onder invloed van alcohol en medicijnen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van zijn ex-partner. Verdachte heeft het slachtoffer onder meer meermalen bij haar keel gegrepen en in haar keel geknepen. Als gevolg van de geweldshandelingen kon het slachtoffer geen adem meer halen en had zij pijn. Uiteindelijk is het slachtoffer haar bewustzijn voor enige tijd verloren en kwam zij pas bij toen de verbalisanten ter plaatse waren. Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van het slachtoffer in ernstige matige geschonden. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting naar voren is gebracht, blijkt dat het slachtoffer doodsangsten heeft uitgestaan en nog steeds kampt met de psychische en lichamelijke gevolgen van de geweldshandelingen. Deze gevoelens worden versterkt door de omstandigheid dat het slachtoffer en verdachte elkaar goed kenden en dat verdachte het slachtoffer uit het niets heeft aangevallen.
Verdachte liep ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit in een proeftijd van een veroordeling wegens een bedreiging en een vernieling die hij onder invloed van alcohol had gepleegd. Dat verdachte wederom een misdrijf heeft begaan onder invloed van alcohol, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 3 mei 2023. Uit die documentatie blijkt dat verdachte in 2015 is veroordeeld wegens mishandeling van zijn echtgenoot. In de afgelopen vijf jaar is geen sprake geweest van recidive van soortgelijke misdrijven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch Pro Justitiarapport van 24 april 2023, opgemaakt door N. van der Weegen, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt - samenvattend en voor zover van belang - het volgende in.
De psycholoog concludeert dat verdachte lijdt aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, afhankelijke en vermijdende trekken. Daarnaast is bij verdachte sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en benzodiazepines. Deze stoornissen waren ten tijde van het tenlastegelegde ook aanwezig en hebben invloed gehad op de gedragingen van verdachte.
Verdachte is eerder behandeld voor zijn persoonlijkheidsstoornis en voor de stoornis in het gebruik van alcohol. Door het ontbreken van inzicht in het daadwerkelijke drankgebruik is niet eerder gelijktijdige behandeling van voornoemde stoornissen ingezet. Daar komt bij dat verdachte geneigd is zijn problematiek te bagatelliseren. De psycholoog acht het wenselijk dat verdachte klinisch wordt behandeld door een instelling met expertise op de gebieden van persoonlijkheidsstoornissen en stoornissen in middelengebruik.
Binnen de relatie met het slachtoffer heeft verdachte het gevoel zich te moeten wegcijferen. De relatieproblemen zorgden voor spanningen waarover verdachte zich niet adequaat kon uiten waardoor zijn gevoelens werden opgekropt. Verdachte gebruikte steeds vaker alcohol en medicatie om spanning en onlustgevoelens te verdoven, hetgeen voortkomt uit de emotieregulatieproblemen die passend zijn bij zijn persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast was verdachte door zijn angst om alleen te zijn onvoldoende in staat grenzen te stellen aan het contact met het slachtoffer. Op de avond voorafgaand aan het tenlastegelegde had verdachte veel gedronken en gebruikte hij (veel) rustgevende medicatie. Door dit gebruik en de onmacht grenzen te stellen aan het contact met aangeefster, in samenhang met zijn angst om alleen te zijn en zijn persoonlijkheidsstoornis, komt de psycholoog tot de conclusie dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op de reclasseringsadviezen van Verslavingszorg NoordNederland van 6 juni 2023 en 15 juni 2023.
De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een opname in een zorginstelling, het meewerken aan middelen controle en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast adviseert de reclassering oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr. Ten aanzien van de opname in een zorginstelling heeft de [instelling] - onder voorbehoud – de mogelijkheid verdachte op 20 juli 2023 te plaatsen. De verdediging heeft zich ter terechtzitting aangesloten bij het advies om verdachte klinisch te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsstoornis en de stoornissen in alcohol- en middelengebruik.
De rechtbank leidt uit het Pro Justitiarapport en het reclasseringsadvies af dat de kans op recidive wordt ingeschat als hoog vanwege een persoonlijkheidsstoornis met borderline en de stoornissen ten aanzien van alcohol en benzodiazepines, waardoor langdurige behandeling en begeleiding wordt geadviseerd. Daarnaast wordt geadviseerd verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het gepleegde feit. De rechtbank kan zich met voornoemde inhoud en conclusies verenigen en concludeert dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. De rechtbank zal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, omdat zij uit de rapportages afleidt dat verdachte gebaat is bij begeleiding en behandeling van de bij hem aanwezige problematiek. De rechtbank is echter van oordeel dat een opname in een zorginstelling, zoals het [instelling] , binnen de voorgestelde termijn prematuur is en onvoldoende aansluit bij de ernst van het bewezenverklaarde.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, passend en geboden is. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, stelt de rechtbank de proeftijd op 3 jaren vast en verbindt aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering voorgestelde voorwaarden met uitzondering van het contactverbod. De rechtbank zal hiermee een lagere straf opleggen dan is geëist door de officier van justitie. Bij de bewezenverklaring is de rechtbank anders dan de officier van justitie, uitgegaan van de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag. Bovendien doet voornoemde strafmodaliteit naar het oordeel van de rechtbank voldoende recht aan zowel de ernst van het feit als aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Gedrag beïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De aard van de strafbare gedraging, het gebruik van middelen in combinatie met de door de psycholoog vastgestelde stoornissen bij verdachte, baren de rechtbank zorgen. De rechtbank is hierom en gelet op het hoge recidiverisico van oordeel dat het vanuit veiligheidsoogpunt niet verantwoord is verdachte na detentie zonder enig toezicht terug te laten keren in de maatschappij. Er valt niet te overzien of, en zo ja in hoeverre, de toekomstige detentiefasering voldoende waarborgen bieden om eventuele toekomstige risico’s te ondervangen. De rechtbank zal daarom de – door de reclassering geadviseerde – gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr is voldaan, nu de maatregel wordt opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
Contactverbod
De rechtbank is – mede gelet op de eerder aangehaalde rapportages over de persoon van de verdachte – van oordeel dat de hoge kans op recidive oplegging van een contactverbod rechtvaardigt. Middels dit verbod beoogt de rechtbank enerzijds te bewerkstelligen dat aangeefster rust in haar leven krijgt en anderzijds dat de kans op recidive door verdachte wordt verminderd. Anders dan door de reclassering geadviseerd, zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van een contactverbod als bijzondere voorwaarde. Bij het opleggen van een contactverbod op grond van artikel 38v Sr of 14c tweede lid Sr ligt het – gelet op mogelijke complicaties bij de tenuitvoerlegging – in de rede om een keuze te maken in het opleggen van of de vrijheidsbeperkende maatregel dan wel een contactverbod als bijzondere voorwaarde.
5De rechtbank legt conform de eis van het Openbaar Ministerie aan verdachte een verbod op om direct of indirect contact te zoeken, op te nemen of te hebben met [slachtoffer] ex artikel 38v Sr voor de duur van 5 jaren. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard hieraan mee te zullen werken. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Benadeelde partij

[slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. E.W.A. Nabbe, advocaat te Arnhem, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.000,00 ter vergoeding van immateriële schade. Daarnaast wordt de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de volledige vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Primair verzoekt de raadsvrouw de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens gebrek aan onderbouwing. De vordering en de daarbij behorende bijlagen zijn onvoldoende om een verband tussen eventuele psychische schade en de strafbare gedragingen vast te kunnen stellen. Daarnaast is er geen onderbouwing waaruit naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden aangenomen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft zij op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De benadeelde partij is daarnaast op andere wijze in haar persoon aangetast doordat zij als gevolg van het bewezen verklaarde feit geestelijk letsel heeft opgelopen. Ter onderbouwing van de schade heeft de benadeelde partij onder andere gewezen op de begeleiding die zij van huiselijk geweld instelling [instelling] krijgt en de behandeling van een psychotherapeut. Door de psycholoog van de GGZ-instelling is een posttraumatische stressstoornis (PTSS) bij de benadeelde partij vastgesteld. De benadeelde partij heeft last van herbelevingen en nachtmerries waarvoor zij EMDR-therapie ondergaat. De rechtbank is van oordeel dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde in dit concrete geval zo evident zijn, dat geestelijk letsel daardoor kan worden aangenomen. De rechtbank acht het gevorderde bedrag redelijk en stelt de hoogte van de immateriële schade naar billijkheid vast op €6.000,00.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen schadebedrag toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 16 januari 2023 tot de dag der algehele voldoening.

Beslag

De volgende voorwerpen zijn inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven:
1. STK GSM (Omschrijving: 1565955, Samsung);
1. STK Broek (Omschrijving: 1566005, zwart, merk: Adidas);
1. STK Vest (Omschrijving: 1566024, grijs, merk: fellows united);
1. STK Shirt (Omschrijving: 1566030, roze);
1. PR Sok (Omschrijving: 1566035, Work);
1. STK Trui (Omschrijving: 1566047, blauw, merk: C&A);
1. STK Videocamera (Omschrijving: 1566259, zwart, merk: LSC);
1. STK Videocamera (Omschrijving: 1566269, Smart Hha492101);
1. STK Videocamera (Omschrijving: 1566316, wit, merk: Denver Iic-215).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen goederen kunnen worden teruggeven aan verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 38z, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 1 jaar gevangenisstraf, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren,de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich, binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd, zal melden bij
Verslavingszorg Noord-Nederland, [adres] of via het telefoonnummer [nummer] , en dat hij zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd en op de door de reclassering te bepalen plaatsen en tijdstippen, blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich, na de einddatum van de detentie, zal laten opnemen in de [instelling] ofeen soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst acht, werkt de veroordeelde mee aan indicatiestelling en plaatsing;
3. dat de veroordeelde zich, aansluitend op de einddatum van zijn detentie, zal laten overbrengendoor de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) naar de [instelling] of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
4. dat de veroordeelde zich, na de klinische opname gedurende de proeftijd of zoveel korter als dereclassering noodzakelijk acht, zal laten behandelen door een ambulante zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
5. dat veroordeelde, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, zalmeewerken aan de controle op het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Legt op de
maatregeldat verdachte voor de duur van
5 jarenop geen enkele wijze -direct of indirectcontact zal opnemen, zoeken of hebben met slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Legt op de
maatregelstrekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan de uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 6.000,00(zegge: zesduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 65 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen:
1. STK GSM (Omschrijving: 1565955, Samsung);
1. STK Broek (Omschrijving: 1566005, zwart, merk: Adidas);
1. STK Vest (Omschrijving: 1566024, grijs, merk: fellows united);
1. STK Shirt (Omschrijving: 1566030, roze);
1. PR Sok (Omschrijving: 1566035, Work);
1. STK Trui (Omschrijving: 1566047, blauw, merk: C&A);
1. STK Videocamera (Omschrijving: 1566259, zwart, merk: LSC);
1. STK Videocamera (Omschrijving: 1566269, Smart Hha492101);
1. STK Videocamera (Omschrijving: 1566316, wit, merk: Denver Iic-215).
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Toussaint, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2023.
Mr. M.A. Toussaint is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer 2023014014 doorgenummerd 1 tot en met 128.
Pagina 19 en 20.
Pagina 13 en 14.
Pagina 55.
HR 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:338.