ECLI:NL:RBNNE:2023:2658

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
18-296652-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersmisdrijf met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid en afleiding

Op 27 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 augustus 2022 in Leeuwarden betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, die afgeleid was door zijn hond, reed door een rood verkeerslicht en botste tegen een andere automobilist, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 80 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet alleen door rood reed, maar ook afgeleid was, wat de verkeersveiligheid in gevaar bracht. De aard van het letsel van het slachtoffer, waaronder een miltscheur en ribbreuken, werd gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen sprake was van schuld en dat het letsel niet zwaar was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om alert te blijven in het verkeer, ook bij afleidingen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-296652-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P. M . Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 augustus 2022 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [adres] en gekomen ter hoogte van de kruising van die weg en de [adres] en/of de [adres] en zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, de kruising van die [adres] en de [adres] en/of de [adres] te naderen en/of op te rijden en niet of in onvoldoende mate op te letten en/of te blijven opletten op de weg en/of het verkeer vóór hem en/of de boven die weg aanwezige (driekleurige) verkeerslichten en/of in plaats van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig op een normale en/of veilige wijze te (blijven) besturen en/of zijn snelheid zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was (vervolgens)
  • die voornoemde kruising is opgereden, terwijl een of meer (driekleurige) verkeerslicht(en) boven dedoor hem, verdachte, bereden rijstrook (en/of een naastgelegen rijstrook in dezelfde richting) in zijn richting rood licht uitstraalde(n) en/of/althans
  • niet is gestopt voor dat rode verkeerslicht, maar is doorgereden, en/of heeft verdachte toen aldaarniet aan een bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), die komende van de rijbaan van de [adres] voornoemde kruising opreed of was opgereden, de vrije doorgang verleend, waardoor, althans mede waardoor, er een aanrijding of botsing is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en dat van de [adres] (van links) komende motorrijtuig, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] (te weten de bestuurster van dat van de [adres] komende motorrijtuig), zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, te weten een gebroken borstbeen en/of rugwervel (hoog in de borstwervelkolom) en/of een beperkte mild scheur met bloeding en/of een kneuzing aan de (rechter) voet en/of de thorax, althans enig zwaar lichamelijk letsel en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht aan die ander, te weten [slachtoffer] , dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is/zijn ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 augustus 2022 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [adres] en gekomen ter hoogte van de kruising van die weg en de [adres] en/of de [adres] , vervolgens die kruising is opgereden, terwijl een of meer (driekleurige verkeerslicht(en) boven de door hem, verdachte, bereden rijstrook (en/of een naastgelegen rijstrook in dezelfde richting) in zijn richting rood licht uitstraalde(n) en/of (vervolgens) niet is gestopt voor dat rode verkeerslicht, maar is doorgereden, en/of heeft verdachte toen aldaar niet aan een bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), die komende van de rijbaan van de [adres] voornoemde kruising opreed of was opgereden, de vrije doorgang verleend, waardoor, althans mede waardoor, er een aanrijding of botsing is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en dat van de [adres] (van links) komende motorrijtuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het primair ten laste gelegde, gelet op de getuigenverklaringen van [slachtoffer] en [getuige] , de geneeskundige verklaring, alsmede de verklaringen die verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd. Daarbij heeft hij verklaard dat hij was afgeleid door zijn hond, niet heeft gezien dat het verkeerslicht op rood stond en het voertuig van het slachtoffer ook niet heeft zien aankomen waarna de botsing volgde. Gelet op het voorgaande is het handelen van verdachte meer geweest dan een enkel moment van onoplettendheid in het verkeer. De officier van justitie heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat er sprake is van schuld in de zin van aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW). Op een weg waar 50 km per uur gereden mag worden staat een verkeerslicht minimaal 3 tot 3,5 seconden op geel voordat het op rood springt. Doordat verdachte enkel heeft gezien dat het verkeerslicht op groen stond kan gesteld worden dat er in ieder geval 3,5 seconden zaten tussen dat moment en het moment dat hij door rood reed. Anderzijds is het bij een kruispunt zo dat op het moment dat de ene rijrichting rood heeft, de andere rijrichting niet meteen groen krijgt. Al met al kan gereconstrueerd worden dat het verkeerslicht maximaal 7 seconden op rood heeft gestaan alvorens verdachte de kruising opreed. Dat is onvoldoende om te kunnen spreken van een aanmerkelijke onoplettendheid. Daarbij is door de verdediging verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 maart 2023 met ECLI:NL:RBDHA:2021:3034 waarbij de rechtbank oordeelde dat bij een 12,7 seconden op rood staand verkeerslicht niet meer gesproken kan worden van een tijdelijke onoplettendheid. Nu er bij verdachte slechts sprake was van 7 seconden onoplettendheid, er geen verkeersongevallenanalyse heeft plaatsgevonden, noch hem een ander verwijt gemaakt kan worden, dient vrijspraak te volgen van het primair ten laste gelegde.
Voorts heeft de raadsman bepleit dat het ongeval niet heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Uit het dossier blijkt niet wat de aard en de noodzaak van het medisch ingrijpen is geweest, noch is gebleken in hoeverre er uitzicht is op (volledig) herstel.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank 1

Bewijsmiddelen
Verbalisanten hebben geverbaliseerd dat zij op 15 augustus 2022 kennis kregen van een verkeersongeval in Leeuwarden op de kruising met de [adres] waarbij een maximum snelheid van 50 km per uur geldt. Voornoemde betreft een openbare weg binnen de bebouwde kom. Verdachte kwam vanuit de richting van [adres] en ging in de richting van de kruising met de [adres] en de [adres] .
2
Getuige [slachtoffer] (verder: het slachtoffer) heeft verklaard dat zij op 15 augustus 2022 als bestuurder van haar personenauto over de [adres] in Leeuwarden reed. Bij de kruising met de [adres] ging zij in het vak voor rechtdoor staan en had op dat moment rood licht. Ze stond als eerste stil voor het verkeerslicht en toen het verkeerslicht na een tijdje op groen ging trok ze op om de kruising recht over te steken en zag toen op de kruising een auto van rechts op zich af komen, gevolgd door een klap. Degene die haar had aangereden kwam na de aanrijding naar haar toe en zei dat hij door rood licht was gereden. Hij zei dat hij afgeleid was door zijn hond en het rode licht niet had gezien.
3
Getuige [getuige] (verder: getuige [getuige] ) heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2022 stilstond op de [adres] , nabij de kruising met de [adres] . Hij stond stil omdat het verkeerslicht op rood stond voor de richting waar hij naar toe wilde. Hij zat in de voorste auto, had goed zicht op de verkeerslichten en zag dat alle verkeerslichten vanuit zijn richting (voor linksaf, rechtdoor en rechtsaf) op rood stonden. Nadat hij een enige tijd stil had gestaan zag hij dat het verkeer, komende vanaf de [adres] , mogelijk groen licht kreeg, omdat hij zag dat een auto vanuit stilstand optrok en het kruisingsvlak opreed. Plotseling zag hij ook een auto, komende vanuit zijn rijrichting, het kruisingsvlak oprijden en daarbij het rode verkeerslicht, dat toen bij benadering een halve minuut op rood stond, negeerde. Vervolgens zag getuige [getuige] dat de twee voertuigen fors met elkaar in botsing kwamen.
4
Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2022 als bestuurder van een personenauto over de [adres] reed in de richting van het kruispunt [adres] / [adres] . Hij naderde het kruispunt met ongeveer 50 km per uur en wilde rechtdoor rijden.
5Toen hij keek zag hij dat het verkeerslicht op groen stond. Hierna maakte zijn hond, die los naast hem op de bijrijdersstoel zat, een vreemde beweging waardoor hij afgeleid raakte. Vervolgens kwam hij met het voertuig van het slachtoffer in botsing. Hij heeft niet gezien dat het verkeerslicht op geel stond en is, zonder dat hij het door had, door rood gereden doordat zijn hond hem afleidde.
6
Na het ongeval is het slachtoffer met de ambulance naar het Medisch Centrum Leeuwarden (verder: MCL) gebracht en daar werd alleen aandacht aan haar voet besteed. Na een week kreeg het slachtoffer echter pijn aan haar linkerzijde. Er volgde een scan bij het Universitair Medisch Centrum Groningen waaruit bleek dat ze een bloeding had in haar milt en een gebroken rib. Vervolgens is in het MCL nog een breuk in haar wervel ontdekt.
7Het door het slachtoffer beschreven letsel wordt bevestigd in de geneeskundige verklaring. Daaruit blijkt dat sprake is van een beperkte miltscheur met bloeding, een breuk in het borstbeen zonder dislocatie, een rugwervelbreuk hoog in de borstwervelkolom, alsmede een kneuzing aan de rechtervoet en thorax. De geschatte duur van de genezing wordt op drie maanden geschat ten aanzien van het miltletsel en de genezingsduur van de thorax en rechtervoet bedraagt zes weken.
8
Bewijsoverwegingen
Primair is ten laste gelegd dat verdachte als bestuurder van een motorrijtuig zodanig heeft gereden dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank dient te beoordelen of het handelen van de verdachte is aan te merken als aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend.
Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in dat voor strafbaarheid ten minste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag in strijd met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Mate van schuld
Vaststaat dat het verkeerslicht op rood stond en dat verdachte hier niet voor is gestopt, maar is doorgereden. Dit is niet betwist en door getuige [getuige] waargenomen. Doordat er geen verkeersongevallenanalyse heeft plaatsgevonden kan echter de exacte roodlichttijd niet worden berekend. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat een verkeerslicht niet meteen van groen op rood springt. Daartussen zit immers ook nog het gele licht. De algemene ervaring leert dat verkeerslichten enige seconden geel licht uitstralen voordat ze op rood gaan. Landelijk wordt aanbevolen om op kruispunten van wegen waar de maximumsnelheid van 50 km per uur geldt, het gele licht 3,5 seconde geel licht uit te laten stralen voordat het op rood springt.
9De rechtbank heeft geen reden om te veronderstellen dat op dit kruispunt een andere geeltijd wordt gehanteerd.
Tevens is gebleken dat het slachtoffer volledig stilstond alvorens zij groen licht kreeg. De rechtbank overweegt dat het vanuit stilstand komen, optrekken en het kruisingsvlak oprijden ook nog een aantal seconden moet hebben geduurd. Er vanuit gaande dat dit ten minste 3,5 seconde is geweest, heeft het verkeerslicht een geruime tijd, en ten minstens 7 seconden, op geel en/of rood gestaan op het moment dat verdachte hier doorheen is gereden. Vastgesteld kan dus worden dat verdachte in ieder geval gedurende 7 seconden niet oplettend is geweest. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat hierdoor niet meer gesproken kan worden van een enkel moment van onoplettendheid. Verdachte is bovendien niet alleen door rood gereden, maar was ook nog eens afgeleid door zijn hond die zonder enig getroffen veiligheidsmaatregel los naast hem op de bijrijdersstoel zat. Verdachte wist dat hij een kruispunt naderde en heeft nog gezien dat het verkeerslicht op groen stond. Blijkbaar is hij dusdanig afgeleid geweest door zijn hond dat hij zowel het gele verkeerslicht als het rode verkeerslicht hierdoor niet heeft waargenomen. Daar komt bij dat hij op het moment van de afleiding kennelijk ook niet zijn snelheid heeft verminderd. Al met al heeft dit ertoe geleid dat verdachte het kruispunt heeft genaderd zonder op het verkeer, het verkeerslicht en de weg te blijven letten, het rode verkeerslicht heeft genegeerd en het kruispunt is opgereden. Aldaar heeft hij het van links komende slachtoffer niet de vrije doorgang verleend waardoor de botsing heeft kunnen plaatsvinden.
Gelet op de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Het verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden is dan ook aan diens schuld als bedoeld in artikel 6 WVW te wijten. Het verweer van de raadsman wordt om die reden verworpen.
Aard van het letsel
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van het letsel bij het slachtoffer, te weten een miltscheur met bloeding, een breuk in het borstbeen, een rugwervelbreuk hoog in de borstwervelkolom, alsmede een kneuzing aan de rechtervoet en thorax, in samenstel bezien en gelet op de geschatte genezingsduur van drie maanden voor de miltscheur en -bloeding en zes weken voor de kneuzingen, van dien aard dat naar gewoon spraakgebruik sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal dit letsel dan ook als zodanig kwalificeren. Het verweer van de raadsman wordt om die reden dan ook verworpen.
Dubbele causaliteit
Uit het voorgaande volgt voorts dat het verdachte is die het verkeersongeval heeft veroorzaakt en dat als gevolg van dat ongeval het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 augustus 2022 te Leeuwarden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [adres] en gekomen ter hoogte van de kruising van die weg en de [adres] en de [adres] en zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, de kruising van die [adres] en de [adres] en de [adres] te naderen en op te rijden en niet te blijven opletten op de weg en het verkeer vóór hem en de boven die weg aanwezige (driekleurige) verkeerslichten en in plaats van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig op een normale en veilige wijze te besturen en zijn snelheid zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was vervolgens
  • die voornoemde kruising is opgereden, terwijl een driekleurige verkeerslicht boven de door hem,verdachte, bereden rijstrook in zijn richting rood licht uitstraalde en
  • niet is gestopt voor dat rode verkeerslicht, maar is doorgereden, en heeft verdachte toen aldaar nietaan een bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), die komende van de rijbaan van de [adres] voornoemde kruising opreed of was opgereden, de vrije doorgang verleend, waardoor er een botsing is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en dat van de [adres] (van links) komende motorrijtuig, waardoor [slachtoffer] te weten de bestuurster van dat van de [adres] komende motorrijtuig, zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, te weten een gebroken borstbeen en rugwervel hoog in de borstwervelkolom en een beperkte milt scheur met bloeding en een kneuzing aan de rechtervoet en de thorax.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair. Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren en een ontzegging tot het besturen van motorrijtuigen (verder: OBM) voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, bepleit te volstaan met oplegging van een geldboete.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit een lagere taakstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de raadsman bepleit dat oplegging van een OBM niet opportuun is. Het ongeval heeft een behoorlijke impact gehad op verdachte en dient thans geen enkel doel meer.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, schuldig gemaakt aan een verkeersmisdrijf. Verdachte heeft niet goed gekeken of hij een kruising kon oprijden doordat hij was afgeleid door zijn hond. Hierdoor is hij door rood gereden met als gevolg dat hij een andere automobilist heeft aangereden. De automobilist heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn hond, zonder veiligheidsmaatregelen te treffen, bij hem op de bijrijdersstoel heeft gezet met alle gevolgen voor zijn verkeersgedrag van dien. Dat heeft niet alleen direct gevolg gehad voor het slachtoffer, maar ook de verkeersveiligheid in het algemeen is door het handelen van verdachte ernstig in gevaar gebracht.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 26 april 2023 van verdachte. Daaruit blijkt dat hij in 2019 een strafbeschikking, te weten een OBM van 119 dagen, opgelegd heeft gekregen wegens een snelheidsovertreding.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 23 mei 2023, opgesteld door M . Postma, reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Groningen blijkt onder meer dat verdachte ten aanzien van het slachtoffer weinig empathisch op de reclassering is overgekomen.
Positief is dat verdachte, voor zover bekend, zijn leven inmiddels redelijk op orde lijkt te hebben. Hij komt nog amper in beeld bij politie en justitie, heeft een stabiele huisvesting, een gezin, ouders om op terug te vallen en kampt ogenschijnlijk niet met middelenproblematiek. Voorts is hij voornemens in september 2023 te starten met een werk/leertraject.
Risico's worden gesignaleerd op het gebied van financiën, dagbesteding en het psychosociaal functioneren. De reclassering heeft echter niet kunnen inschatten in hoeverre deze risicofactoren verband houden met het delict. De kans op herhaling in het algemeen wordt daarom ingeschat als laag-gemiddeld. De kans op onttrekking wordt ingeschat op gemiddeld. In het verleden heeft verdachte werkstraffen positief weten af te ronden.
Geadviseerd is oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. Interventies of toezicht worden door de reclassering niet nodig geacht. Verdachte heeft zelf aangegeven niet in staat te zijn een taakstraf uit te voeren, vanwege zijn burn-outklachten. De reclassering is echter altijd bereid om bij het bepalen van de werkplek en het aantal uur per week/dag rekening te houden met de omstandigheden van verdachte. Hoewel verdachte zelf heeft aangegeven bij een veroordeling een voorkeur te hebben voor een geldboete, schat de reclassering in dat een geldboete de reeds bestaande financiële problematiek alleen maar zou verergeren. Wat betreft een rijontzegging als sanctie heeft verdachte aangegeven dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor het opleidingstraject waarmee hij september 2023 zal starten. De reclassering heeft dit echter niet kunnen verifiëren omdat verdachte geen toestemming heeft gegeven voor contact met de werkgever.
LOVS-oriëntatiepunten
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechters ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) ontwikkeld. Het oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld is een taakstraf van 120 uren en een OBM van 6 maanden.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, passend en geboden is, met daarbij een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid heeft tot doel te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit en hem ervan te doordringen voorzichtig en oplettend te blijven in het verkeer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van
9 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf
een gedeelte, groot 6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M .E. Joha, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. A. de Jong, rechters, bijgestaan door mr. M . Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2023.
Mr. M .E. Joha is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002022213304, doorgenummerd 1 tot en met 70.
Pagina 34.
Pagina 63.
Pagina 8.
Pagina 68.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 juni 2023.
Pagina 63. 8 Pagina 43.
9 Aanbevelingen uit het onderzoek ‘geeltijden’, uitgevoerd door adviesbureau Goudappel Coffeng in opdracht van de vakvereniging van verkeersregeltechnici (IVER) die zijn overgenomen in het handboek verkeerslichtenregelingen van het Kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur (CROW).