Bewijsmiddelen
Verbalisanten hebben geverbaliseerd dat zij op 15 augustus 2022 kennis kregen van een verkeersongeval in Leeuwarden op de kruising met de [adres] waarbij een maximum snelheid van 50 km per uur geldt. Voornoemde betreft een openbare weg binnen de bebouwde kom. Verdachte kwam vanuit de richting van [adres] en ging in de richting van de kruising met de [adres] en de [adres] .
2
Getuige [slachtoffer] (verder: het slachtoffer) heeft verklaard dat zij op 15 augustus 2022 als bestuurder van haar personenauto over de [adres] in Leeuwarden reed. Bij de kruising met de [adres] ging zij in het vak voor rechtdoor staan en had op dat moment rood licht. Ze stond als eerste stil voor het verkeerslicht en toen het verkeerslicht na een tijdje op groen ging trok ze op om de kruising recht over te steken en zag toen op de kruising een auto van rechts op zich af komen, gevolgd door een klap. Degene die haar had aangereden kwam na de aanrijding naar haar toe en zei dat hij door rood licht was gereden. Hij zei dat hij afgeleid was door zijn hond en het rode licht niet had gezien.
3
Getuige [getuige] (verder: getuige [getuige] ) heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2022 stilstond op de [adres] , nabij de kruising met de [adres] . Hij stond stil omdat het verkeerslicht op rood stond voor de richting waar hij naar toe wilde. Hij zat in de voorste auto, had goed zicht op de verkeerslichten en zag dat alle verkeerslichten vanuit zijn richting (voor linksaf, rechtdoor en rechtsaf) op rood stonden. Nadat hij een enige tijd stil had gestaan zag hij dat het verkeer, komende vanaf de [adres] , mogelijk groen licht kreeg, omdat hij zag dat een auto vanuit stilstand optrok en het kruisingsvlak opreed. Plotseling zag hij ook een auto, komende vanuit zijn rijrichting, het kruisingsvlak oprijden en daarbij het rode verkeerslicht, dat toen bij benadering een halve minuut op rood stond, negeerde. Vervolgens zag getuige [getuige] dat de twee voertuigen fors met elkaar in botsing kwamen.
4
Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2022 als bestuurder van een personenauto over de [adres] reed in de richting van het kruispunt [adres] / [adres] . Hij naderde het kruispunt met ongeveer 50 km per uur en wilde rechtdoor rijden.
5Toen hij keek zag hij dat het verkeerslicht op groen stond. Hierna maakte zijn hond, die los naast hem op de bijrijdersstoel zat, een vreemde beweging waardoor hij afgeleid raakte. Vervolgens kwam hij met het voertuig van het slachtoffer in botsing. Hij heeft niet gezien dat het verkeerslicht op geel stond en is, zonder dat hij het door had, door rood gereden doordat zijn hond hem afleidde.
6
Na het ongeval is het slachtoffer met de ambulance naar het Medisch Centrum Leeuwarden (verder: MCL) gebracht en daar werd alleen aandacht aan haar voet besteed. Na een week kreeg het slachtoffer echter pijn aan haar linkerzijde. Er volgde een scan bij het Universitair Medisch Centrum Groningen waaruit bleek dat ze een bloeding had in haar milt en een gebroken rib. Vervolgens is in het MCL nog een breuk in haar wervel ontdekt.
7Het door het slachtoffer beschreven letsel wordt bevestigd in de geneeskundige verklaring. Daaruit blijkt dat sprake is van een beperkte miltscheur met bloeding, een breuk in het borstbeen zonder dislocatie, een rugwervelbreuk hoog in de borstwervelkolom, alsmede een kneuzing aan de rechtervoet en thorax. De geschatte duur van de genezing wordt op drie maanden geschat ten aanzien van het miltletsel en de genezingsduur van de thorax en rechtervoet bedraagt zes weken.
8
Bewijsoverwegingen
Primair is ten laste gelegd dat verdachte als bestuurder van een motorrijtuig zodanig heeft gereden dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank dient te beoordelen of het handelen van de verdachte is aan te merken als aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend.
Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in dat voor strafbaarheid ten minste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag in strijd met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Mate van schuld
Vaststaat dat het verkeerslicht op rood stond en dat verdachte hier niet voor is gestopt, maar is doorgereden. Dit is niet betwist en door getuige [getuige] waargenomen. Doordat er geen verkeersongevallenanalyse heeft plaatsgevonden kan echter de exacte roodlichttijd niet worden berekend. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat een verkeerslicht niet meteen van groen op rood springt. Daartussen zit immers ook nog het gele licht. De algemene ervaring leert dat verkeerslichten enige seconden geel licht uitstralen voordat ze op rood gaan. Landelijk wordt aanbevolen om op kruispunten van wegen waar de maximumsnelheid van 50 km per uur geldt, het gele licht 3,5 seconde geel licht uit te laten stralen voordat het op rood springt.
9De rechtbank heeft geen reden om te veronderstellen dat op dit kruispunt een andere geeltijd wordt gehanteerd.
Tevens is gebleken dat het slachtoffer volledig stilstond alvorens zij groen licht kreeg. De rechtbank overweegt dat het vanuit stilstand komen, optrekken en het kruisingsvlak oprijden ook nog een aantal seconden moet hebben geduurd. Er vanuit gaande dat dit ten minste 3,5 seconde is geweest, heeft het verkeerslicht een geruime tijd, en ten minstens 7 seconden, op geel en/of rood gestaan op het moment dat verdachte hier doorheen is gereden. Vastgesteld kan dus worden dat verdachte in ieder geval gedurende 7 seconden niet oplettend is geweest. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat hierdoor niet meer gesproken kan worden van een enkel moment van onoplettendheid. Verdachte is bovendien niet alleen door rood gereden, maar was ook nog eens afgeleid door zijn hond die zonder enig getroffen veiligheidsmaatregel los naast hem op de bijrijdersstoel zat. Verdachte wist dat hij een kruispunt naderde en heeft nog gezien dat het verkeerslicht op groen stond. Blijkbaar is hij dusdanig afgeleid geweest door zijn hond dat hij zowel het gele verkeerslicht als het rode verkeerslicht hierdoor niet heeft waargenomen. Daar komt bij dat hij op het moment van de afleiding kennelijk ook niet zijn snelheid heeft verminderd. Al met al heeft dit ertoe geleid dat verdachte het kruispunt heeft genaderd zonder op het verkeer, het verkeerslicht en de weg te blijven letten, het rode verkeerslicht heeft genegeerd en het kruispunt is opgereden. Aldaar heeft hij het van links komende slachtoffer niet de vrije doorgang verleend waardoor de botsing heeft kunnen plaatsvinden.
Gelet op de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Het verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden is dan ook aan diens schuld als bedoeld in artikel 6 WVW te wijten. Het verweer van de raadsman wordt om die reden verworpen.
Aard van het letsel
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van het letsel bij het slachtoffer, te weten een miltscheur met bloeding, een breuk in het borstbeen, een rugwervelbreuk hoog in de borstwervelkolom, alsmede een kneuzing aan de rechtervoet en thorax, in samenstel bezien en gelet op de geschatte genezingsduur van drie maanden voor de miltscheur en -bloeding en zes weken voor de kneuzingen, van dien aard dat naar gewoon spraakgebruik sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal dit letsel dan ook als zodanig kwalificeren. Het verweer van de raadsman wordt om die reden dan ook verworpen.
Dubbele causaliteit
Uit het voorgaande volgt voorts dat het verdachte is die het verkeersongeval heeft veroorzaakt en dat als gevolg van dat ongeval het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.