ECLI:NL:RBNNE:2023:2389

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
LEE 23/2206
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet

Op 14 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Groningen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een besluit van de burgemeester om de woning van de verzoeker voor zes maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 17 mei 2023 besloten tot sluiting van de woning, nadat er een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs was aangetroffen tijdens een politieactie. De verzoeker, die de woning huurt, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij in afwachting van de beslissing op het bezwaar in de woning kan blijven.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester voldoende gemotiveerd had dat de aangetroffen hoeveelheid drugs een handelshoeveelheid betrof en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de sluiting onevenredig zouden maken. De verzoeker heeft niet aangetoond dat hij een bijzondere binding met de woning heeft, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de sluiting van de woning evenwichtig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, wat betekent dat de sluiting van de woning voor zes maanden in stand blijft.

De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 14 juni 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2206

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Kuipers),
en

de burgemeester van de gemeente Groningen, verder te noemen: de burgemeester

(gemachtigde: mr. J.H. Bolt).

Inleiding

1. Bij besluit van 17 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester bepaald dat de woning op het adres [adres] in [plaats] (de woning) wordt gesloten voor de duur van zes maanden.
1.1.
Verzoeker is de bewoner van de woning en heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om in afwachting van de beslissing op het bezwaar een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De eigenaar van de woning is in de gelegenheid gesteld als partij aan de procedure deel te nemen. De eigenaar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.4.
De woning zou op 1 juni 2023 om 11.00 uur worden gesloten. Bij e-mailbericht van
7 april 2023 is de burgemeester akkoord gegaan met uitstel van de sluiting tot een week na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker via een beeldverbinding en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter van de bestuursrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Dit staat in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker spoedeisend belang bij een beslissing op zijn verzoek, nu hij door de besluitvorming zijn woning voor zes maanden dient te verlaten. De voorzieningenrechter beoordeelt vervolgens of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft, en of er bij afweging van de betrokken belangen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Feiten en bevindingen
4. Verzoeker huurt de woning. Op 7 maart 2023 heeft de politie een stopteken gegeven aan verzoeker toen hij in een auto reed waar een henneplucht vanaf kwam. Verzoeker is uit de auto gestapt en vervolgens gevlucht. De politie heeft in de auto een tas met hennep aangetroffen, die was verdeeld over 36 gripzakjes. Later heeft de politie een heuptas van verzoeker gevonden in een fietstas op een fiets bij de woning van verzoeker. In die tas heeft de politie harddrugs en andere middelen aangetroffen.
4.1.
De politie heeft op 7 maart 2023 vervolgens de woning van verzoeker doorzocht, waarbij hard- en softdrugs en andere middelen zijn aangetroffen.
4.2.
Uit de bestuurlijke rapportage, opgemaakt op 8 april 2023, blijkt dat de politie de volgende hard- en softdrugs en andere middelen heeft aangetroffen:
- In de auto:
135 gram hennep, verdeeld over 36 gripzakjes;
- In de heuptas:
28,78 gram MDMA;
12,68 gram cocaine,
13,14 gram amfetamine/methamfetamine;
7,87 gram ketamine;
4,21 gram 2CB;
0,61 gram lactose/cellulose;
- In de woning in een vriesvak van de koelkast:
18 ponypacks met wit/gele substantie, 32,26 gram, positief getest op amfetamine;
- In de woning naast de afvalbak:
1 ponypack met wit/gele substantie, 1,45 gram positief getest op amfetamine;
- In de woning op een tafel in de woonkamer:
1 plastic zakje, zilverkleurig, 1,64 gram hennep;
1 gripzakje met 4 pillen en 1 gripzakje met 5 pillen, 1,10 gram indicatie voor een mengsel van lactose (75%) en cellulose (25%).
4.3.
Bij brief van 12 april 2023 heeft de burgemeester aan verzoeker meegedeeld dat hij het voornemen heeft om zijn huurwoning te sluiten voor de duur van zes maanden vanwege de aangetroffen hard- en softdrugs. Op 3 mei 2023 heeft telefonisch een zienswijzegesprek met de gemachtigde van verzoeker plaatsgevonden. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen.
Het bestreden besluit
5. De burgemeester heeft naar aanleiding van de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage besloten de woning voor de duur van zes maanden te sluiten. [1] Gelet op de hoeveelheid in de woning aangetroffen hard- en softdrugs is er volgens de burgemeester sprake van een handelshoeveelheid en moet worden aangenomen dat deze drugs aanwezig was om te verkopen, af te leveren of te verstrekken. Daarnaast vindt de burgemeester het noodzakelijk om over te gaan tot sluiting van de woning ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs is een ernstig geval. Daarnaast ligt de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk. Verder vindt de burgemeester dat niet aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt. Daarnaast vindt de burgemeester de sluiting van de woning niet onevenredig. Daarbij vindt de burgemeester van belang dat het inherent is aan de sluiting van de woning dat de bewoner de woning dient te verlaten en dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij een bijzondere binding heeft met de woning. Volgens de burgemeester heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij bij sluiting van de woning op straat komt te staan. Verzoeker kan terecht bij de hulpverleners van WIJ Groningen als hij een hulpvraag heeft.
Bevoegdheid van de burgemeester
6. Verzoeker voert aan dat de burgemeester er ten onrechte vanuit gaat dat er een handelshoeveelheid hard- en softdrugs in de woning is aangetroffen. Er zal moeten worden gekeken naar alle feiten en omstandigheden, waaronder het feit dat er geen aanwijzingen zijn van handel in drugs en dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik zijn.
6.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd was om tot sluiting van de woning over te gaan. De burgemeester heeft op grond van de bevindingen in de bestuurlijke rapportage mogen concluderen dat er sprake was van een overschrijding van de toegestane gebruikershoeveelheid hard- en softdrugs in de woning. [2] Verzoeker heeft dit ook niet bestreden. De combinatie van de aangetroffen vrij grote hoeveelheid drugs, de wijze waarop de drugs is aangetroffen en de aangetroffen (lege) gripzakjes, duiden erop dat de drugs in de woning bestemd waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking daarvan. Verzoeker heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. [3]
Uitoefening van de bevoegdheid
7. Vaststaat dat de sluiting van de woning voor zes maanden in overeenstemming is met het door de burgemeester gevoerde beleid.
8. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt de burgemeester overeenkomstig het beleid, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In dat verband moet in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. In dat verband is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Vervolgens moeten in het kader van de evenredigheid onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting in aanmerking worden genomen. [4]
Noodzakelijkheid van de sluiting
9. Verzoeker voert aan dat de burgemeester een waarschuwing had kunnen geven dan wel sluiting van de woning voor de duur van drie maanden, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Er zijn geen aanwijzingen van handel in drugs in of vanuit de woning. Er is geen handel of loop naar de woning waargenomen en hierover zijn geen meldingen bekend.
9.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de sluiting van de woning noodzakelijk is. De burgemeester heeft de aanwezigheid van een vrije grote hoeveelheid hard- en softdrugs in de woning als een ernstig geval mogen aanmerken, omdat er sprake is van een ruime overschrijding van de gebruikershoeveelheid hard- en softdrugs. Dit is op zichzelf een aanwijzing dat er vanuit de woning drugs werd verhandeld en de woning een rol vervulde binnen de keten van drugshandel, wat al een belang bij sluiting oplevert. Dat er geen meldingen zijn gedaan van overlast en dat er geen loop was naar de woning van verzoeker, maakt het niet anders. Daarnaast heeft de burgemeester bij de besluitvorming mogen betrekken dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk ligt. Met een sluiting voor de duur van zes maanden wordt de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen, waarmee de woning aan het drugscircuit wordt onttrokken.
Evenwichtigheid van de sluiting
10. Verzoeker voert aan dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn jonge leeftijd en zijn belang om in de woning te mogen blijven. Hij heeft de woning met moeite verkregen, heeft juist gesolliciteerd naar regulier werk en hij heeft net zijn rijbewijs gehaald. Verzoeker heeft nog geen idee waar hij zal verblijven na sluiting van de woning. Daarnaast zal zijn verhuurder de huurovereenkomst willen beëindigen. De sluiting maakt de kans op criminaliteit alleen maar groter. De door de burgemeester verrichte belangenafweging is daarom volgens verzoeker onvoldoende gemotiveerd.
10.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de sluiting van de woning evenwichtig is. Daartoe acht hij van belang dat de burgemeester verzoeker verantwoordelijk heeft kunnen houden voor wat zich in de huurwoning heeft afgespeeld. Verzoeker heeft op 8 maart 2023 onder meer verklaard dat hij de tas waarin 36 zakjes hennep is aangetroffen in de auto heeft gelegd en dat het heuptasje in de fietstas, waarin drugs zaten, van hem is. Verder is van belang dat in de auto, in de heuptas en op meerdere plekken in de woning van verzoeker hard- en softdrugs zijn aangetroffen en dat sprake was van een vrij grote
handelshoeveelheid. Gelet daarop valt verzoeker een persoonlijk verwijt te maken. Daarnaast is van belang dat verzoeker alleen in de woning woont. Inherent aan de sluiting van de woning is dat verzoeker de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Dat is hier niet het geval. Dat verzoeker jong is en na sluiting van de woning geen onderdak meer heeft, maakt niet dat de burgemeester niet tot sluiting van de woning van verzoeker over mag gaan. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat verzoeker onlangs zijn rijbewijs heeft gehaald en probeert werk te vinden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoeker zich voor hulp kan wenden tot WIJ Groningen en dat er op korte termijn een gesprek met verzoeker plaatsvindt. De burgemeester heeft op de zitting gezegd dat hulp aan verzoeker kan worden gegeven bij het vinden van een andere woning. Gelet op de vrij grote aangetroffen handelshoeveelheid hard- en softdrugs in de woning van verzoeker en in zijn heuptas, is er geen reden om af te wijken van het beleid van de burgemeester om de woning voor de duur van zes maanden te sluiten. De mogelijkheid dat de huurovereenkomst door de verhuurder wordt ontbonden, leidt niet tot een ander oordeel.
10.2.
Gelet op het voorgaande is de sluiting van de woning van verzoeker voor zes maanden niet onevenredig. Het bezwaar heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter naar het zich thans laat aanzien geen redelijke kans van slagen.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het besluit van de burgemeester van 17 mei 2023 niet wordt geschorst. Verzoeker krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 13b van de Opiumwet en de Beleidsregel artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Groningen 2021).
2.Er is sprake van overschrijding van de toegestane gebruikershoeveelheid bij het aantreffen van meer dan 0,5 gram harddrugs en 5 gram softdrugs.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van
4.Zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912) en de uitspraak van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285).