ECLI:NL:RBNNE:2023:2298

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
LEE 23/1965
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 1 juni 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Emmen om zijn woning voor drie maanden te sluiten, naar aanleiding van de aangetroffen aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs in de woning. De burgemeester had op 4 mei 2023 besloten tot sluiting, na een bestuurlijke rapportage van de politie waarin melding werd gemaakt van een vermoedelijke drugsdeal en de vondst van een grote hoeveelheid drugs in de woning van verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat de sluiting noodzakelijk is, gezien de ernst van de overtredingen en de kwetsbaarheid van de wijk waarin de woning zich bevindt.

De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten niet betwist, maar wel de noodzakelijkheid en evenredigheid van de maatregel. Verzoeker voert aan dat hij een bijzondere binding heeft met de woning en dat de sluiting niet evenredig is, gezien zijn persoonlijke omstandigheden. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat verzoeker niet voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting onevenredig is, en dat de burgemeester terecht heeft gesteld dat er een spoedeisend belang is bij de sluiting van de woning. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat betekent dat het besluit van de burgemeester in stand blijft en verzoeker geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1965

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.R. de Kok)
en

de burgemeester van de gemeente Emmen, de burgemeester

(gemachtigden: J. Boer en F.J. Esendam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester om de woning aan de [adres] in [plaats] met ingang van 19 mei 2023 voor drie maanden te sluiten. [1]
1.1.
De burgemeester heeft dit besluit genomen op 4 mei 2023. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De burgemeester zal de uitspraak van de voorzieningenrechter afwachten voordat de woning wordt gesloten.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
3. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang aanwezig.
4. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Hij doet dat aan de hand van de gronden die verzoeker heeft aangevoerd.
5. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten. Verzoeker huurt particulier een woning (appartement) aan de [adres] in [plaats] . Op 6 januari 2023 ontving de burgemeester een bestuurlijke rapportage van de politie waarin staat dat verzoeker op 5 januari 2023 door de politie is aangehouden na de waarneming van een vermoedelijke drugsdeal op een parkeerterrein in [plaats] . Op dezelfde datum heeft de politie een onderzoek ingesteld in de woning van verzoeker, waar 12 gram cocaïne, 3300 gram codeïne, 2045 gram hennep, 8900 gram hasj en 106 kilo lachgas werd aangetroffen. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten de woning van verzoeker, overeenkomstig het beleid, voor drie maanden te sluiten. [2]
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker de bevoegdheid van de burgemeester om zijn woning te sluiten niet betwist. Verzoeker heeft wel de noodzakelijkheid van de maatregel bestreden. Verzoeker voert aan dat uit de bestuurlijke rapportage niet volgt dat er vanuit de woning van verzoeker drugs werden verhandeld. Dat verzoeker op een parkeerterrein is aangehouden op verdenking van een drugsdeal, maakt dit niet anders. Ook van andere omstandigheden die voor de noodzaak van sluiting van een woning van belang zijn, is volgens verzoeker geen sprake. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet. Daartoe is het volgende van belang.
6.1.
Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sprake is van de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs, een recidivesituatie of de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk is de noodzaak om tot sluiting over te gaan groter. Voor de beoordeling van de ernst en de omvang van de overtreding is ook van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een loop naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstelkarakter van de maatregel minder groot kan maken. [3]
6.2.
In dit kader overweegt de voorzieningenrechter dat de in de woning van verzoeker aangetroffen harddrugs en softdrugs een aanzienlijke handelshoeveelheid is. [4] Dat het als cocaïne aangemerkte middel geen cocaïne kan zijn, zoals door verzoeker is betoogd, volgt de voorzieningenrechter niet, omdat het middel al indicatief is getest als zijnde cocaïne. Het middel dat is aangemerkt als codeïne is weliswaar niet indicatief getest, maar op zitting heeft verzoeker niet ontkend dat het om codeïne gaat. Naast een aanzienlijke handelshoeveelheid drugs, heeft de burgemeester op zitting toegelicht dat de woning van verzoeker in een kwetsbare wijk ligt. De burgemeester heeft verder op goede gronden gesteld dat aannemelijk is dat er handel heeft plaatsgevonden vanuit de woning van verzoeker. In de woning zijn attributen aangetroffen die zijn te relateren aan drugshandel: twee weegschalen, sealbags, een vacuummeerapparaat en een .22 volmantel patroon (munitie). De uitleg die verzoeker op zitting heeft gegeven voor het in bezit hebben van deze attributen acht de voorzieningenrechter - mede in het licht van de overige omstandigheden in deze zaak - niet aannemelijk. Verder zijn er politieregistraties van onder meer meldingen dat verzoeker vanuit zijn woning drugs verhandelt en dat er aanloop en overlast is rondom de woning van verzoeker. Gelet hierop, heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gemotiveerd dat er een noodzaak is tot sluiting van de woning van verzoeker. Dat geen sprake is van een recidivesituatie, maakt dit oordeel niet anders.
7. Verder voert verzoeker aan dat de sluiting van zijn woning niet evenredig is. Door zijn stoornis in het autistisch spectrum en zijn behoefte aan rust en regelmaat heeft verzoeker een bijzondere binding met de woning. Daarnaast zal de verhuurder de huurovereenkomst ontbinden en zal verzoeker op een zwarte lijst worden geplaatst. Zonder woonadres zal bovendien zijn Wajong-uitkering worden stopgezet. Tot slot wijst verzoeker op het tijdsverloop tussen de bestuurlijke rapportage en het bestreden besluit. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet. Daartoe is het volgende van belang.
7.1.
Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn de verwijtbaarheid en de gevolgen van de woningsluiting voor verzoeker van belang. [5] De voorzieningenrechter stelt vast dat de verwijtbaarheid van verzoeker - als enige bewoner van de woning - niet wordt betwist.
7.2.
In het kader van de gevolgen van de woningsluiting voor verzoeker heeft de burgemeester terecht gesteld dat de medische stukken die door verzoeker zijn overgelegd, gedateerd zijn. De voorzieningenrechter neemt weliswaar aan dat uit het onderzoek van [naam] in 2011 volgt dat verzoeker kenmerken heeft van een stoornis in het autistisch spectrum en dat behandeling is geadviseerd, maar (medische) gegevens over behandeling en de actuele medische situatie van verzoeker zijn er niet. Los van het voorgaande, blijkt uit de overgelegde medische stukken niet van een bijzondere binding van verzoeker juist met deze woning. Daarnaast heeft verzoeker niet onderbouwd dat de verhuurder de huurovereenkomst zal ontbinden. Verzoeker heeft op zitting toegelicht nog geen contact te hebben gehad met de verhuurder. Verzoeker heeft ook niet onderbouwd dat hij - als huurder van een particulier verhuurder en niet van een woningcorporatie - op een zwarte lijst zal worden geplaatst. Bovendien is niet aannemelijk gemaakt dat verzoeker niet opnieuw particulier een woning kan huren. Verder heeft verzoeker niet onderbouwd dat door de woningsluiting zijn Wajong-uitkering zal worden stopgezet. Voor wat betreft de verblijfsmogelijkheden van verzoeker gedurende de periode van woningsluiting is van belang dat de burgemeester op zitting heeft toegelicht dat de moeder van verzoeker in [plaats] woont en dat verzoeker op zitting heeft toegelicht verschillende vriendengroepen te hebben. Bovendien heeft de burgemeester op zitting aangeboden te helpen bij het vinden van tijdelijke, vervangende woonruimte. Aan verzoeker moet tot slot weliswaar worden toegegeven dat er enig tijdsverloop is tussen de bestuurlijke rapportage en het bestreden besluit, maar gelet op de politieregistratie van een melding op 27 maart 2023 dat er mogelijk vanuit de woning van verzoeker drugs worden verhandeld en het een komen en gaan is van mensen, heeft de burgemeester kunnen stellen dat het aannemelijk is dat de onwenselijke situatie nog steeds voortduurt. Het tijdsverloop maakt het besluit daarom ook niet onevenredig.
7.3.
Gelet op het voorgaande is de sluiting van de woning van verzoeker - overeenkomstig het beleid - voor drie maanden niet onevenredig. Het bezwaar heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat het besluit van de burgemeester van 4 mei 2023 niet wordt geschorst. Verzoeker krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet
2.het beleid is neergelegd in de Bestuurlijke aanpak artikel 13B Opiumwet en gedoogbeleid coffeeshops gemeente Emmen
3.uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 en 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285
4.van een handelshoeveelheid is sprake bij meer dan 0,5 gram harddrugs en meer dan 5 gram softdrugs
5.uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 en 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285