ECLI:NL:RBNNE:2023:229
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van waardevermeerdering en waardedaling in het kader van schadevergoeding bij sloop-nieuwbouw
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 13 januari 2023, wordt de vraag behandeld of de waardevermeerdering op grond van artikel 6:100 BW verrekend mag worden met de waardedaling. De zaak betreft een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A.A. Westers, en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), vertegenwoordigd door mr. L.A. Jager. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvragen om vergoeding van waardedaling door het IMG, die in stand zijn gehouden in de bestreden besluiten van 11 januari 2022. De rechtbank heeft de beroepen op 20 december 2022 behandeld.
De rechtbank overweegt dat de vader van eisers sinds 1977 eigenaar was van een woning die na zijn overlijden in 2010 aan de erfgenamen, de eisers, is overgedragen. Er is een sloop-nieuwbouwovereenkomst gesloten met de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en de woning is in oktober 2021 verkocht voor € 265.000. Het IMG heeft de aanvragen afgewezen met de stelling dat de waardevermeerdering door sloop-nieuwbouw de waardedaling overstijgt. Eisers betogen dat de waardevermeerdering niet mag worden meegewogen in de berekening van de waardedaling, wat de rechtbank niet volgt. De rechtbank oordeelt dat het IMG op basis van artikel 6:100 BW de waardevermeerdering met de waardedaling kan verrekenen.
De rechtbank concludeert dat het IMG de gebreken in de bestreden besluiten moet herstellen en geeft het IMG de gelegenheid om dit binnen zes weken te doen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.