ECLI:NL:RBNNE:2023:2110

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
18-065277-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel binnendringen van een persoon in staat van verminderd bewustzijn

Op 3 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen van een persoon die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 september 2021 seksuele handelingen heeft verricht bij de aangeefster, terwijl zij onder invloed van alcohol en slaapmedicatie was. De verdachte was zich bewust van de toestand van de aangeefster, maar heeft geen controle uitgeoefend of zij wakker was voordat hij de handelingen verrichtte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de aangeefster in een kwetsbare positie verkeerde en dat hij misbruik heeft gemaakt van deze situatie. Ondanks de ernst van het feit, heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder veroordeeld was en dat de kans op recidive laag werd ingeschat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 120 uren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van genoegdoening voor het slachtoffer, terwijl ook de impact op de verdachte's leven in overweging is genomen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/065277-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 januari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. van Slooten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2021, te Leeuwarden, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, en dat die [slachtoffer] , niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn vinger(s) in haar vagina en/of anus;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 september 2021, te Leeuwarden, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat die [slachtoffer] , niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het brengen van zijn vinger(s) in en/of tegen haar vagina en/of anus;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zowel aangeefster als verdachte verklaren dat er door verdachte seksuele handelingen zijn verricht bij aangeefster. Uit het dossier blijkt dat verdachte wist dat aangeefster de betreffende avond de nodige alcohol had genuttigd en dat aangeefster slaapmedicatie gebruikte. Verdachte heeft, toen hij begon met het verrichten van de seksuele handelingen, bij aangeefster op geen enkel moment gecontroleerd of zij wakker was. Gelet hierop kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad dat aangeefster ten tijde van de handelingen in staat van verminderd bewustzijn is geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Zij voert daartoe aan dat aangeefster en verdachte een andere kijk hebben op hetgeen zich die nacht heeft afgespeeld. De verklaringen van verdachte en aangeefster komen ten aanzien van het vingeren van de vagina van aangeefster overeen. De verdediging stelt zich echter op het standpunt dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat aangeefster ten tijde van de ten laste gelegde handeling in staat van bewusteloosheid, verminderde bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. De enkele omstandigheid dat er sprake is geweest van alcohol- en medicatiegebruik is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Er zal tevens moeten worden vastgesteld dat aangeefster door die staat van verminderde bewustzijn niet of onvolkomen in staat is geweest haar wil te bepalen of kenbaar te maken. Het moet gaan om een situatie waarbij van aangeefster niet kan worden verwacht dat zij weerstand biedt aan de seksuele handelingen van verdachte.
Verdachte en aangeefster hebben in het verleden vaker seksueel contact met elkaar gehad. Dit contact verliep doorgaans op dezelfde wijze als op de avond van 19 september 2021. Verdachte en aangeefster gingen dan samen naar de woning van aangeefster, nuttigden samen alcohol en aangeefster gebruikte haar slaapmedicatie waarna gedurende de avond seksuele handelingen plaatsvonden. Het is goed mogelijk dat de medicatie op een later tijdstip een effectievere werking heeft gehad en aangeefster hierdoor haar wil niet of onvoldoende kon bepalen of kenbaar maken. Uit vorenstaande kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte hier wetenschap van heeft gehad. Verdachte kon, gelet op eerdere ervaringen en de uitingen van aangeefster gedurende de betreffende handelingen, niet weten dat aangeefster op dat moment in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.

Oordeel van de rechtbank 1

Bewijsmiddelen
Uit het informatief gesprek zeden met [slachtoffer] (verder: aangeefster), op 26 november 2021 blijkt het volgende. Op 19 september 2021 hadden aangeefster en verdachte met elkaar afgesproken bij een restaurant in Leeuwarden. Verdachte zocht op een gegeven moment toenadering tot aangeefster door haar te knuffelen. Aangeefster heeft daarop aangegeven dat ze dat niet wilde en dat zij een vriend had. Aangeefster en verdachte hebben vervolgens samen alcohol genuttigd. Aan het einde van de avond was verdachte dermate dronken dat aangeefster hem niet op de fiets naar huis wilde laten gaan. Zij besloot daarom verdachte bij haar thuis te laten slapen. In haar woning heeft zij vervolgens de medicatie Quetiapine ingenomen en is zij met verdachte in haar bed gaan liggen.
2
Uit de aangifte op 6 december 2021 blijkt dat aangeefster heeft verklaard dat zij op 19 september 2021 met verdachte had afgesproken bij een restaurant en dat zij en verdachte later die avond samen naar haar woning zijn gegaan. Die avond had aangeefster iets meer dan een fles wijn gedronken.
3Aangeefster heeft bij haar thuis haar medicatie ingenomen en verkeerde door de medicatie in een diepe slaap. Na enkele uren is zij wakker geworden, terwijl zij op haar rug lag met gebogen knieën en haar benen uit elkaar.
4Zij voelde dat haar string naar haar linker bil was geschoven en dat verdachte meerdere vingers in haar vagina had gebracht en zijn vingers heen en weer bewoog.
5Aangeefster heeft verklaard dat de medicatie haar helpt om beter door te slapen en ervoor zorgt dat haar hoofd helemaal knock out gaat.
6Zij was door de medicatie niet in staat om te reageren.
7
Op 17 februari 2022 is verdachte verhoord bij de politie. Hij heeft onder meer verklaard dat hij in de nacht van 19 september 2021 wakker werd in het bed van aangeefster. Vervolgens begon hij haar te strelen en te vingeren. Op het moment dat hij met zijn vingers bij haar anus kwam, trok zij lichtelijk zijn hand weg en is hij verder gegaan met het vingeren van haar vagina. Daarna is hij gestopt en is hij verder gaan slapen. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat aangeefster slaapmedicatie gebruikte. Aangeefster gebruikte deze medicatie ook nadat zij veel alcohol had gedronken en verdachte verklaart dat hij haar daarvoor al eens had gewaarschuwd. Het was verdachte bekend dat wanneer aangeefster thuis kwam, zij doorgaans eerst slaapmedicatie innam.
8Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij wist dat aangeefster op de avond van 19 september 2021 stevig had gedronken.
9
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht bij aangeefster. Voor de beoordeling van de vraag of verdachte gehandeld heeft in strijd met artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) dient te worden beoordeeld of aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijk onmacht.
Aangeefster heeft verklaard dat zij samen met verdachte naar bed is gegaan met de bedoeling om te gaan slapen. Zij verklaart tevens dat zij tijdens het slapen (deels) wakker is geworden, omdat zij vingers in haar vagina voelt. De handelingen hebben zo rond half vijf a vijf uur in de ochtend plaatsgevonden
10. Verdachte heeft verklaard de handelingen te hebben verricht nadat hij zelf wakker is geworden
11. Op grond van deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat het seksueel binnendringen heeft plaatsgevonden op het moment dat aangeefster in een slaaptoestand verkeerde. Onder verwijzing naar hetgeen onder de bewijsmiddelen uiteen is gezet, stelt de rechtbank eveneens vast dat aangeefster voor het slapen gaan alcoholhoudende drank heeft genuttigd en haar medicatie Quetiapine heeft ingenomen. Dit zijn beide, zeker in combinatie van elkaar, middelen die een versuffende werking kunnen hebben op de gebruiker. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een fysieke weerloze toestand verkeerde. Wel is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van verminderd bewustzijn bij aangeefster waardoor in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte. De rechtbank merkt op dat, anders dan door de raadsvrouw is betoogd, niet vereist is dat ook moet worden vastgesteld dat de staat van verminderd bewustzijn tot gevolg heeft gehad het onvermogen van aangeefster om de wil te bepalen of kenbaar te maken met betrekking tot de seksuele handelingen.
12
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte de wetenschap heeft gehad dat aangeefster in staat van verminderde bewustzijn verkeerde op het moment dat hij de seksuele handelingen bij haar verrichtte. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij wist dat aangeefster de betreffende avond alcohol had gedronken en dat hij op de hoogte was dat aangeefster doorgaans slaapmedicatie gebruikte voordat zij ging slapen. Verdachte heeft verklaard dat hij die nacht in slaap is gevallen en op een gegeven moment naast aangeefster wakker werd in haar bed. Hij is haar toen meteen gaan strelen en vingeren. Verdachte heeft voordat hij daarmee begon niet eerst gekeken of gevraagd of aangeefster wakker was. Dat verdachte niet wist dat aangeefster sliep op het moment dat hij haar begon te strelen en te vingeren acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte wist immers dat aangeefster die avond alcohol had gedronken en dat zij altijd haar medicatie innam. Bovendien sliep verdachte zelf ook tot vlak voordat hij begon met de seksuele handelingen. Uit vorenstaande maakt de rechtbank op dat verdachte wetenschap heeft gehad van de verminderde bewuste toestand van aangeefster.
Conclusie
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks 19 september 2021, te Leeuwarden, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde een handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn vingers in haar vagina;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. Met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen pleegt die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor integrale vrijspraak.
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat er geen gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Zij voert daartoe aan dat de persoonlijke belangen en de omstandigheden waaronder het feit is begaan ertoe leiden dat een gevangenisstraf een te zware modaliteit is. De raadsvrouw verwijst hierbij naar de aangifte waarin aangeefster te kennen geeft dat zij wil dat de rechter verdachte toespreekt en niet de wens heeft verdachte kapot te maken.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf laten meewegen dat verdachte seksueel is binnengedrongen in het lichaam van het slachtoffer, terwijl zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Door dit feit te plegen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de onmachtige situatie waarin het slachtoffer verkeerde.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 9 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsrapport van 15 juni 2022, opgesteld door de heer [naam] reclasseringswerker van Verslavingszorg Noord Nederland, blijkt onder meer dat de reclassering de kans op recidive en letselschade inschat als laag. Verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en beschikt over stabiele leefomstandigheden. Gelet op de beschermende factoren en het ontbreken van een hulpvraag van verdachte heeft de reclassering geen interventies of toezicht geadviseerd.
Op te leggen straf
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting concludeert de rechtbank dat verdachte door zijn seksuele contacten met het slachtoffer in het verleden een andere interpretatie heeft gehad van de betreffende avond en nacht. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat het hem spijt dat het slachtoffer zijn handelingen op deze wijze heeft moeten ervaren. Het slachtoffer heeft in haar aangifte verklaard dat zij verdachte niet kapot wenste te maken en geeft aan dat zij wil dat verdachte door de rechter wordt aangesproken op zijn gedrag.
Ter zitting heeft de rechtbank de indruk gekregen dat verdachte zijn leven op orde heeft. Daarnaast is verdachte niet eerder veroordeeld voor enig strafbaar feit en acht de reclassering de kans op recidive laag. Het opleggen van een vrijheidsbenemende straf kan grote gevolgen hebben voor stabiele leefomstandigheden van verdachte zoals zijn werk en zijn woning.
Zonder op enigerlei wijze afbreuk te willen doen aan de ernst van het feit, is de rechtbank van oordeel dat – mede gelet op het feit dat strafoplegging (onder meer) genoegdoening aan het slachtoffer beoogt – volstaan kan worden met een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tegelijkertijd wil de rechtbank de ernst van de zaak benadrukken, daarom acht de rechtbank daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 89 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Praamstra, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 februari 2023.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer PL01002021323925 doorgenummerd 1 tot en met 55.
Pagina 7.
Pagina 14.
Pagina 12.
Pagina 16.
Pagina 15.
Pagina 12.
Pagina 52.
Pagina 53.
Pagina 15.
Pagina 52.