ECLI:NL:RBNNE:2023:1952
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vergunningverlening voor het openbreken en wijzigen van een openbare weg in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 2 mei 2023, zijn de beroepen van eiser tegen de vergunningverlening voor het openbreken en wijzigen van een gedeelte van de openbare weg bij [adres] in [plaats] beoordeeld. Eiser, eigenaar van twee panden aan de [straat] in [plaats], had bezwaar gemaakt tegen de vergunning die was verleend aan [vergunninghoudster] op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Westerwolde. De rechtbank oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders ten onrechte het primaire besluit van 3 maart 2021 niet had herroepen, omdat er een vergunning van rechtswege was verleend. Eiser was niet gehoord in de bezwaarprocedure, wat in strijd was met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het besluit van 24 juni 2021 en de op 16 juli 2021 bekendgemaakte vergunning van rechtswege, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Dit betekent dat de vergunning van rechtswege feitelijk blijft gelden, ondanks de vernietiging van het besluit. De rechtbank oordeelde verder dat het college het griffierecht aan eiser moest vergoeden, maar er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van belanghebbenden in bezwaarprocedures en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met vergunningverlening.