ECLI:NL:RBNNE:2023:1921

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
18-253601-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige en aanranding

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 9 mei 2023 een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens ontucht met een minderjarige en aanranding van een vrouw. De zaak betreft twee incidenten: het eerste incident vond plaats op 3 november 2021, waarbij de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een 15-jarige medewerkster in zijn auto. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en voldoende steun vonden in getuigenverklaringen en chatberichten. Het tweede incident vond plaats op 16 november 2021, waarbij de verdachte de woning van een 31-jarige vrouw binnendrong en haar aanrandde. De rechtbank achtte ook hier de verklaringen van het slachtoffer en getuigen overtuigend. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de ontucht en de aanranding. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-253601-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Buitenhuis, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 november 2021, te Zuidhorn, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2005), die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontucht uit: - het leggen van een hand op haar been en/of
  • het met de hand aanraken, duwen en/of knijpen in haar borst en/of
  • het met de hand aanraken van haar bil en/of
  • het haar aanraken en/of duwen en/of tikken in haar kruis / vagina met de vingers;
2
hij op of omstreeks 16 november 2021 te Harkema, door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers
  • is verdachte na het openen van de deur haar woning binnengedrongen en/of
  • is verdachte onverhoeds haar gaan tongzoenen en/of
  • heeft verdachte onverhoeds zijn hand in haar broek en onderbroek gebracht en/of- heeft verdachte onverhoeds zijn vinger(s) in haar vagina en/of anus gebracht; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 november 2021 te Harkema, door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, immers
  • is verdachte na het openen van de deur haar woning binnengedrongen en/of
  • is verdachte onverhoeds haar gaan tongzoenen en/of
  • heeft verdachte onverhoeds zijn hand in haar broek en onderbroek gebracht en/of- heeft verdachte onverhoeds zijn vinger(s) in haar vagina en/of anus gebracht.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2 primair. Zij heeft daartoe ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] betrouwbaar is en dat haar verklaring steun vindt in de getuigenverklaringen van [naam 1] en [naam 2] en de kort na het incident verstuurde chatberichten door aangeefster aan [naam 1] .
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] betrouwbaar is. De verklaring van aangeefster dat een man haar woning binnendrong en haar vervolgens verkrachtte, vindt steun in de getuigenverklaringen van [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . Dat verdachte deze man was, blijkt volgens de officier van justitie uit de verklaring van aangeefster en de verklaring van [naam 6] , de vader van aangeefster, die zag dat verdachte wit wegtrok toen verdachte de volgende dag door aangeefster werd geconfronteerd. Daar komt bij dat getuige [naam 7] heeft verklaard dat hij eerder die avond samen met verdachte een bestelling bij aangeefster had afgeleverd en dat verdachte, die op dat moment in de auto bleef zitten, tegen [naam 7] heeft gezegd dat hij zag dat aangeefster in haar onderbroek in de woonkamer stond. De verklaring van verdachte dat hij aangeefster die avond helemaal niet heeft gezien, is volgens de officier van justitie daarom aantoonbaar onjuist. De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Zij heeft daartoe ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte aangeefster op die bewuste avond wel naar huis heeft gebracht, maar dat hij ontkent ontucht te hebben gepleegd. De aangifte van aangeefster vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. De door de officier van justitie aangehaalde bewijsmiddelen komen steeds uit één bron. De chatberichten zijn van aangeefster afkomstig en de verklaringen van [naam 2] en [naam 1] zijn de auditu-verklaringen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte ook dit feit ontkent. Hij heeft samen met [naam 7] een bestelling afgeleverd bij aangeefster, maar hij is toen niet uit de auto geweest en hij heeft aangeefster ook niet gezien. Verdachte ontkent dat hij daarna nog een keer bij aangeefster is geweest. Ook is er geen sprake van een duidelijke herkenning van verdachte als de persoon die aangeefster heeft lastig gevallen. Aangeefster heeft verklaard dat ze ‘denkt’ door de eigenaar van de grillroom lastig te zijn gevallen en dat het een ‘gevoel’ is. Dat de vader van aangeefster heeft verklaard dat verdachte van kleur verschoot toen hij de volgende dag door aangeefster werd geconfronteerd, is ook geen herkenning. Verder heeft getuige [naam 3] het over een gelijkenis als ze een foto van verdachte ziet, maar dat is geen eenduidige herkenning. Getuige [naam 4] heeft de foto ook gezien en herkent verdachte ook niet. Bovendien is verdachte na de bestelling te hebben afgeleverd bij aangeefster, in de grillroom op de bank gaan zitten. Aangeefster heeft verklaard dat het incident 10 tot 15 minuten na de eerste bestelling heeft plaatsgevonden. Gelet op dat tijdsbestek kan het niet verdachte zijn geweest die voor de tweede keer bij de woning was.
Oordeel van de rechtbank
Algemene overweging
Artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit betekent dat de rechter niet tot een bewezenverklaring mag komen als de feiten en omstandigheden waarover de getuige verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 Sv is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is in zedenzaken niet vereist dat de seksuele handelingen zelf steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het kan voldoende zijn dat de verklaring van de getuige op bepaalde punten wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen, mits die afkomstig zijn van een andere bron. Er mag niet een te ver verwijderd verband bestaan tussen de getuigenverklaring en het andere bewijsmateriaal. Zie onder andere het arrest van de Hoge Raad van 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar. De rechtbank overweegt dat aangeefster gedetailleerd en consistent heeft verklaard over datgene wat heeft plaatsgevonden. Wat zij heeft verklaard in het informatief gesprek zeden en in de aangifte komt met elkaar overeen. Zij heeft telkens verklaard dat zij ’s avonds, na het werk, door verdachte in diens auto naar huis werd gebracht. Aangeefster moest dichtbij verdachte komen zitten en het stuur vasthouden. Verdachte pakte haar vast bij haar billen en borst en betastte haar tijdens het schakelen met zijn hand in haar kruis. Aangeefster heeft op de avond waarin de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden direct aan een vriendin berichten verstuurd waarin ze vertelt dat verdachte aan haar heeft gezeten en haar heeft betast. Vervolgens heeft zij het ook aan een vriend verteld. Blijkens de verklaringen van de vriendin en vriend, beiden op dat moment ook werkzaam in de pizzeria van verdachte, verklaart aangeefster consistent over wat er is gebeurd. De rechtbank zal de verklaringen van de aangeefster dan ook gebruiken voor het bewijs.
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Na het werk is aangeefster door verdachte in diens auto naar huis gebracht. Verdachte heeft dit ter zitting bevestigd. Aangeefster heeft specifiek verklaard over de setting waarin de handelingen hebben plaatsgevonden. Haar verklaring vindt steun in de berichten die zij direct nadat zij was thuisgekomen via Snapchat stuurde naar haar vriendin [naam 1] . Aangeefster beschreef daarin de handelingen die hadden plaatsgevonden, maar ook dat zij trilde van angst. Hierbij overweegt de rechtbank dat emoties bij het slachtoffer onder bepaalde omstandigheden als steunbewijs kunnen dienen, zolang het gaat om emoties of de toestand van het slachtoffer direct na het delict. Daarvan is in dit geval sprake. Ook uit de verklaring die is afgelegd door een vriend van aangeefster, [naam 2] , die door haar is gebeld in de avond van 3 november 2021, blijkt dat aangeefster bang was, zat te trillen en had gehuild. Tot slot vindt de verklaring van aangeefster steun in de verklaring die door [naam 1] is afgelegd over een gebeurtenis die een week eerder had plaatsgevonden en waarbij [naam 1] en aangeefster samen door verdachte in diens auto naar huis waren gebracht. [naam 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar op de avond van 3 november 2021 een en ander via WhatsApp heeft verteld over wat er was gebeurd en dat zij, net als toen zij eerder samen bij verdachte in de auto zaten, weer met een been aan de ene kant moest zitten en haar andere been aan de andere kant, zodat de pook er tussen zat en dat verdachte toen aan haar been zat. De rechtbank heeft op grond van voornoemd steunbewijs zoals zich dat in het dossier bevindt geen twijfel over de handelingen die op 3 november 2021 hebben plaatsgevonden zoals door aangeefster zijn beschreven.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Allereerst dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het verdachte was die de tweede keer in de avond van 16 november 2021 bij aangeefster aan de deur kwam. De eerste keer werd er door een medewerker van [bedrijf 1] , [naam 7] , een bestelling bij aangeefster bezorgd, terwijl verdachte in de auto voor het huis van aangeefster wachtte. Verdachte heeft dit ter zitting bevestigd. Met betrekking tot de tweede bezorging, een kwartier later, heeft de raadsvrouw van verdachte zich op het standpunt gesteld dat het niet verdachte was die bij aangeefster voor de deur stond. Ook verdachte ontkent dit stellig.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster in het informatief gesprek zeden van 20 november 2021 verklaart dat ze, toen ze de voordeur open deed, een man zag staan van de [bedrijf 1] . In haar aangifte van 21 december 2021 verklaart aangeefster dat er een grote, gezette man voor de deur stond die een bestelling kwam brengen. Hij had een Marokkaans/Turks uiterlijk. Hij had haar vader kunnen zijn qua leeftijd. De man had een stoppelbaardje en een petje met een klep op. De volgende dag gaat aangeefster met haar vader naar [bedrijf 1] , waar ze verdachte herkende aan de manier waarop hij naar haar keek. Toen ze tegen hem zei dat hij was herkend trok hij wit weg. Getuige [naam 3] , die met aangeefster aan het beeldbellen was, verklaart dat de deurbel ging en aangeefster open deed waarna er een man van de pizzeria binnenkwam. Nadat haar de foto is getoond die de vader van aangeefster maakte van verdachte, verklaart getuige [naam 3] dat zij gelijkenissen zag met de man die ze in het huis van aangeefster zag ten tijde van de gebeurtenissen. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster ter zake van de herkenning van verdachte consistent en betrouwbaar en in voldoende mate ondersteund door de verklaringen die de genoemde getuige heeft afgelegd, onder meer op basis van de getoonde foto van verdachte. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, oordeelt de rechtbank dat het verdachte was die de tweede keer in de avond van 16 november 2021 bij aangeefster aan de deur kwam.
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde feit niet bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Zowel in het informatief gesprek zeden als in haar aangifte verklaart aangeefster dat verdachte met zijn vingers is binnengedrongen in haar vagina. Uit de verklaringen van de getuigen [naam 5] , [naam 4] en [naam 6] , blijkt echter telkens dat sprake zou zijn geweest van anaal binnendringen, hetgeen zij hebben gehoord van aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat er hierdoor teveel onduidelijkheid bestaat over de vraag op welke wijze het lichaam van aangeefster zou zijn binnengedrongen. De rechtbank oordeelt dat er daarom onvoldoende overtuigend bewijs is om tot een veroordeling van het onder 2 primair tenlastegelegde te komen en zal verdachte om die reden voor dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
Voor het binnendringen van de woning van aangeefster, het onverhoeds tongzoenen van aangeefster en het onverhoeds een hand in de broek en onderbroek van aangeefster brengen, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs, zoals hierna opgenomen. Ten aanzien van deze gedragingen wordt de verklaring van aangeefster namelijk in voldoende mate ondersteund door de verklaringen van [naam 3] en [naam 4] .
De rechtbank overweegt dat van ‘door een feitelijkheid dwingen’ zoals bedoeld in artikel 246 Sr slechts sprake kan zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. De dwang moet van dien aard zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat deze zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken.
Verdachte duwde, nadat aangeefster de voordeur had geopend, de deur verder open en liep direct haar woning binnen. Nadat aangeefster hem op zijn gedrag aansprak kwam verdachte terug en zoende hij haar met zijn tong op de mond. Aangeefster was met stomheid geslagen en deed een stap achteruit. Voordat ze het wist ging verdachte met zijn hand in haar broek, over de blote huid. Verdachte was opdringerig en liet zich door aangeefster pas wegsturen nadat ze hem nadrukkelijk had laten weten dat hij moest stoppen en weg moest gaan. Zijn gedrag veroorzaakte angst bij aangeefster. De voornoemde gedragingen en feitelijkheden in onderling verband en samenhang genomen maken dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van ‘door een feitelijkheid dwingen’ zoals bedoeld in artikel 246 Sr, waartegen aangeefster zich niet heeft kunnen verzetten of aan heeft kunnen onttrekken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 25 april 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer 1] op de avond van 3 november 2021 in mijn auto naar huis gebracht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek
zeden van 18 november 2021, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie NoordNederland met nummer PL0100-2021302156 van 5 augustus 2022, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Informatief gesprek met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005.
[slachtoffer 1] vertelde samengevat het volgende: was sinds 2 weken werkzaam bij de [bedrijf 2] in Zuidhorn. De baas van [slachtoffer 1] was [naam 8] . De vader van [naam 8] was ook veel in de zaak aanwezig. [slachtoffer 1] weet niet hoe deze man heet. De man spreekt niet goed Nederlands.
De vader van [naam 8] had [naam 1] en [slachtoffer 1] al een keer naar het huis van [slachtoffer 1] gebracht na het werken. Hij deed dit in de bestelbus van [bedrijf 2] . Dit is een bus die twee zitplaatsen heeft. In eerste instantie was [naam 1] bij [slachtoffer 1] op schoot gaan zitten maar de vader van [naam 8] had [naam 1] gezegd dat ze anders moest gaan zitten. Zo zat [slachtoffer 1] in het midden. De schakelpook van de auto zat hierdoor als het ware tussen haar benen. De vader van [naam 8] maakte een soort van op- en neergaande beweging op de versnellingspook. Dit gebeuren was nadat beiden ongeveer een week bij [bedrijf 2] hadden gewerkt.
Op woensdag 3 november 2021 was [slachtoffer 1] aan het werk bij [bedrijf 2] . Ze werkte van 17:00 tot 20:00 uur. De vader van [naam 8] bood [slachtoffer 1] aan om haar naar huis te brengen. Dit was rond 20:00 uur. Al vrij snel maakte de man aftrekbewegingen op de versnellingspook. [slachtoffer 1] voelde zich niet prettig. Kort daarna maakte hij duidelijk dat [slachtoffer 1] mocht sturen. [slachtoffer 1] durfde niet goed nee te zeggen en deed dat. Vervolgens trok de man [slachtoffer 1] naar het midden, en kwam [slachtoffer 1] te zitten zoals zij de vorige keer ook in de auto zat. De man deed zijn arm om haar heen. Zijn hand kwam onder haar kont terecht en daar bewoog hij zijn hand. Vervolgens zat hij met dezelfde hand meerdere keren aan de borst van [slachtoffer 1] . Ook zat de man in de nek te hijgen van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] voelde zijn adem in haar nek, zo dichtbij zat hij. Het aan de borst zitten deed hij eigenlijk de gehele weg. Het aan de kont zitten van [slachtoffer 1] is een keer tijdens de rit gebeurd. Op den duur begint de man tijdens het rijden te schakelen. Vlak na het schakelen bewoog de man zijn hand naar achteren waardoor zijn hand tegen de vagina van [slachtoffer 1] aan kwam. Over haar broek. Hij deed dit 5 tot 7 keer. Hij maakte alle keren een korte drukkende beweging bij de vagina van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft hier op gereageerd door 'nee' te zeggen. Ze zei dit niet heel overtuigend maar door dit te zeggen stopte het aanraken aan de vagina van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft haar verhaal als eerste aan haar vriend [naam 9] verteld. Rond 23:00 uur dezelfde avond heeft [slachtoffer 1] het verhaal opgetypt en naar haar vriendin [naam 1] gestuurd. Dit heeft [slachtoffer 1] via Snapchat verstuurd. [slachtoffer 1] heeft een screenshot gemaakt van deze tekst.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 november 2021, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 1] :
V: We gaan naar het tweede moment dat je bij hem in de auto zit. Wat was de reden dat hij jou naar huis bracht?
A: Hij bood het aan en zei iets van: "Ik breng je wel naar huis".
V: Hoe laat was het?
A: Rond 20:00 uur.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Hij zei bij de rotonde: "jij zat vorige keer hier". Hij maakte daarbij een op en neergaande beweging bij dat schakelaar ding. Toen reden we rotonde om. Hij vroeg toen: "Jij auto rijden" of zoiets. Hij deed toen mijn handen naar het stuur. Toen hield ik het stuur een seconde of 10 vast. Hij zei toen: "Komkom". Ik moest toen weer zo zitten als de vorige keer. Toen sloeg hij zijn arm over mij heen. Hij maakte een grapje. Terwijl hij een grapje maakte duwde hij tegen de onderkant van mijn borst. Soms kneep hij er ook in. Een keer had hij ook zijn hand onder mijn bil. Ik zat toen op zijn hand. Ik weet niet hoe hij dat voor elkaar kreeg. Ik voelde hem dan duwen en een soort van voelen. Hij deed het allemaal heel stiekem. Een soort van trucjes. Hij was aan het ademen en dat voelde ik in mijn nek. Hij zat dus heel dicht op mij. Dat hij aan mij borst zat gebeurde heel veel. Na het schakelen ging hij heel vies lachen. Hij ging dan ook tegen mijn kut aan drukken. Ik zei toen ook "nee". Hij deed dat echt wel 5 keer achter elkaar. Hij reageerde daar ook op met iets van "oh nee?". Hij ging toen ook weer lachen. Zo ging de hele autorit. Dat aan mijn bil en mijn vagina zitten ging een keer. Soms had hij ook zijn hand op mijn been dat ik alleen mijn handen aan het stuur had.
V: Het stuur vasthouden deed jij het met 1 of 2 handen?
A: Met 2 handen. Ik had geen gordel om. Deze had hij los geklikt toen ik zo moest zitten.
V: En wat bedoel je met 'zo zitten'?
A: In het midden met mijn benen gespreid.
V: Waar reden jullie toen?
A: Dat gebeurde toen hij zei dat ik mijn handen op het stuur moest zetten dat gebeurde na de rotonde.
V: Waar waren zijn handen toen jij het stuur vasthield?
A: De ene arm had hij om mij heen, de rechter. Met de andere arm hield hij soms het stuur vast.
V: Die arm, hoe ging die?
A: Over mijn schouders. Zijn hand onder mijn tiet. Ik weet niet zeker meer of hij zijn arm onder mijn arm door had of niet.
V: Hij had die arm steeds om jou heen?
A: Hij had eerst zijn arm over mij heen. Hij zat nog niet gelijk aan mijn tiet. Hij had daarna zijn hand achter mij langs en onder mijn bil. Daarna had hij zijn hand weer om mij heen en onder mijn tiet en zat hij er steeds aan. Dat het met een grapje was en toen steeds zo drukte.
V: Hoe kreeg hij zijn hand onder jouw bil?
A: Ik weet niet hoe dat ging. Misschien omdat ik een beetje voorover zat om het stuur vast te houden. Het was mijn rechterbil.
V: Met welke hand raakt hij jouw kut aan?
A: Bijna met alles wat er gebeurde, gebeurde met zijn rechterhand.
V: Met welk deel van zijn hand raakte hij jou aan?
A: Als hij mijn borst aanraakte deed hij dat met zijn hele hand maar als hij mijn kut aanraakte deed hij dat met zijn vier vingers.
V: Deed hij dat met de bovenkant of de binnenkant, de zijkant of de buitenkant van zijn vingers?
A: De binnenkant.
V: Wat kun je zeggen over de kracht waarmee hij dat deed?
A: Hij duwde een beetje. Niet heel hard. Wel met kracht, maar niet heel hard. Hij deed het heel snel.
V: Wat voelde jij toen hij dat deed met zijn vingers?
A: Ik was vrij gespannen op dat moment. Het voelde alsof hij iets aanraakte wat hij niet mocht aanraken.
V: Waar voelde je zijn vingers?
A: Het stukje boven mijn schaamlippen en een beetje op het begin van mijn schaamlippen. Hij deed dat nadat hij ging schakelen. Hij ging van het schakelen over naar mij. Hij deed het ook heel snel. Hij raakte het kort aan en drukte een beetje. Hij deed dat een stuk of 5/6 keer achter elkaar. Het duurde 5 tot 10 seconden.
4.
Een schriftelijk bescheid, te weten een tweetal screenshots van berichten die aangeefster, naar de rechtbank begrijpt in de avond van 3 november 2021, via Snapchat stuurde naar haar vriendin [naam 1] , opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend: Jeweettoch hoe k de vorige X zat
Nou hij zei "ga jij maar reiden"
Entoen moest ik dus weer zo zitten
En hij heeft aan me tieten en borsten gezeten En op zo'n vieze stiekeme manier dat die er om ging lachen
En ik kon echt huilen
En hij ging ook bij me kut zo drukken en dan zo vies lachen
Entoen riep ik gw nee
Want ik vond dat echth niet chill
En k trilde daarna gw ondat k zo bang was
En k dacht srs dat die me ging verkrachten
En hij ging ook zo in m'n nek hijgen
En hij ging eerst zo jeweettoch die ding in t middelen waarmee je schakelt
Bij het begin Zei die zo
Vorige jij zat hier
Entoen ging die aftrek bewegingen maken om dat ding daar in t midden
Echt wat de kk lk kon echt wel kotsen
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 2 december 2021, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] : V: Weet je nog wat ze precies zei?
A: Ze zei dat ze in de auto zaten, dat die vader vroeg om te sturen. Toen ze dat deed dat hij in haar borsten ging knijpen. Hij deed een arm om haar heen en ging toen in haar borst knijpen. Hij ging haar been pakken, ze zei toen 'nee'.
V: Wanneer belde ze jou?
A: Ze belde mij volgens mij een uurtje daarna. Ze ging daarna douchen. Het was tussen 22:00 en 23:00 zoiets. Ze wilde het eerst niet zeggen, want ze dacht dat ik haar misschien niet zou geloven.
V: Heb jij haar gebeld? Of zij jou?
A: Ik zat met haar te Snappen, toen vroeg ik of ze even kon bellen. 5 minuten later heeft ze mij toen gebeld.
V: Waarom vroeg je haar om te bellen?
A: Ik had haar advies nodig, dat zijn andere privé zaken. Toen ik haar aan de telefoon had hoorde ik dat ze bang was, dat ze zat te trillen. Ik hoorde dat ze had gehuild. Ik vroeg er naar. Ze wilde het eerst niet vertellen, ze heeft het uiteindelijk toen wel verteld. Ze vertelde niet alles. Ik heb [naam 1] toen gebeld, die vertelde de rest van het verhaal. Ik wilde weten of het
echt waar was. [naam 1] zei dat het wel echt was gebeurd.
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 23 november 2021, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] : V: Wat kun je vertellen over hetgeen [slachtoffer 1] aangifte van heeft gedaan?
A: Ik weet niet precies meer welke datum maar zij moest die avond werken. Ze zei dat die oude man, de vader van de baas die had haar naar huis gebracht. Ze zei dat die man haar had aangeraakt. Ik vroeg me eerst af of het wel waar was want je wil er niet vanuit gaan. Maar ze vertelde steeds meer details. Dat hij aan haar borsten had gezeten. Dat hij aftrekbewegingen had gemaakt met de versnellingspook. Echt vieze dingen.
V: Wanneer vertelde [slachtoffer 1] dit aan jou?
A: De laatste dag dat zij daar werkte. Dezelfde avond dat het was gebeurd ging ze mij appen.
V: Je vertelde dat [slachtoffer 1] had verteld dat hij aan haar borsten had gezeten en aftrekbewegingen had gemaakt bij de versnellingspook en allemaal 'vieze dingen'. Wat heeft ze nog meer verteld?
A: Hij had ook nog aan haar geslachtsdeel gezeten zei ze.
V: Jij hebt ook een keer samen met [slachtoffer 1] in de auto van [naam 8] zijn vader gezeten, dat was op 29 oktober 2021.
V: Wat kun je ons vertellen over de keer samen?
A: Het was een bestelbusje. Wij zouden bij [slachtoffer 1] logeren. We hadden geen vervoer. [naam 8] zei dat zijn vader ons wel naar huis kon brengen. We gingen eerst samen op de bijrijdersstoel zitten, bij elkaar op schoot. De vader van [naam 8] zat achter het stuur. De vader van [naam 8] deed [slachtoffer 1] haar been over het middenstuk. Ik wilde daar niet zitten, ik zei tegen [slachtoffer 1] ‘ga jij daar maar’.
V: En toen?
A: We gingen eerst naast elkaar zitten, dat paste niet helemaal. Toen ging hij haar been pakken en er tussen zitten.
V: Waar waren haar benen?
A: Een kant bij mij, haar rechterbeen, en de linkerbeen bij hem en de pook er tussen.
V: Het pakken van het been van [slachtoffer 1] , hoe ging dat?
A: We zaten opgepropt naast elkaar op de stoel. Hij pakte haar been vast, bij haar knie, met twee handen. Hij tilde haar been op en zette hem daar zo neer.
V: Hebben jullie het er nog over gehad toen jullie bij [slachtoffer 1] aan waren gekomen?
A: Ik fluisterde nog wel in haar oor in de auto: 'Wat doet hij?!'.
V: Hoeveel dagen zaten er ongeveer tussen dat jullie samen in de auto zaten en vervolgens [slachtoffer 1] alleen?
A: Ik denk ongeveer een weekje. We hebben daar ook niet lang gewerkt namelijk. Ongeveer drie weekjes.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 25 april 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb in de avond van 16 november 2021, met mijn collega [naam 7] , een bestelling bezorgd bij [slachtoffer 2] . [naam 7] heeft de bestelling naar de voordeur gebracht en ik ben in de auto blijven wachten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprekzeden van 20 november 2021, opgenomen op pagina 42 e.v. van het dossier van Politie NoordNederland met nummer PL0100-2021316038 van 5 augustus 2022, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 16 november 2021 omstreeks 20.58 uur heeft [slachtoffer 2] een bestelling geplaatst bij [bedrijf 1] te Harkema. De bestelling van [slachtoffer 2] werd afgeleverd door een jongeman met een bril. Ongeveer 15 minuten later gaat de deurbel weer. [slachtoffer 2] is op dit moment aan het videobellen met 3 vriendinnen. Als [slachtoffer 2] de voordeur open doet ziet ze een man staan van de [bedrijf 1] . Deze man heeft een blikje cola, energiedrankje en een zakje aardappels bij zich. De man zegt tegen [slachtoffer 2] : "Eten." Terwijl de man dit zegt duwt hij de voordeur van de woning van [slachtoffer 2] open en gaat de hal binnen. [slachtoffer 2] geeft aan dat ze dit niet besteld heeft en zegt: "Nee wat zal dat?". Ineens zoent de man [slachtoffer 2] op haar mond. [slachtoffer 2] schrikt hiervan en de man weet ook met zijn vingers in de broek van [slachtoffer 2] te komen. [slachtoffer 2] draagt een spijkerbroek, zonder riem, en een boxershort. Dit alles gebeurt in de hal van de woning van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] is nog steeds aan het videobellen met haar vriendinnen en weet haar telefoon om te draaien en de man in beeld te brengen voor haar vriendinnen. De man schrikt hiervan en verlaat de woning van [slachtoffer 2] .
Op woensdag 17 november 2021 besluiten [slachtoffer 2] en haar vader om naar de grillroom te gaan. In de grillroom komen ze de betreffende medewerker tegen en confronteren deze. Deze man geeft dan aan dat [slachtoffer 2] niets besteld heeft. Ook vertelt [slachtoffer 2] daar dat het eten de eerste keer is bezorgd door een jongen met een bril op. Aan [slachtoffer 2] en haar vader wordt verteld dat deze jongen niet bij hun werkt. [slachtoffer 2] en haar vader gaan weer naar huis en [slachtoffer 2] zoekt de mail van Thuisbezorgd op om aan te tonen dat ze wel degelijk eten heeft besteld.
[slachtoffer 2] is er helemaal klaar mee en haar vader besluit alleen terug te gaan naar de grillroom. Daar treft hij de jongen met de bril en maakt een foto van de andere medewerker die [slachtoffer 2] lastig gevallen zou hebben. Daarna vertrekt hij als de sfeer in de grillroom grimmig wordt. [slachtoffer 2] denkt dat de man die haar lastiggevallen heeft de eigenaar van de grillroom is. Ze denkt dit omdat hij wat ouder is.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 december 2021,opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 2] :
A: Ik woon in Harkema aan [adres] .
A: Ik weet de datum niet meer. Volgens mij was het op een dinsdag. Ik had wat besteld. Ik was ondertussen aan het facetimen. Het werd ook bezorgd netjes. 10 min of 15 min later werd er aangebeld. Er staat een meneer voor de deur. Die had een zakje aardappelschijfjes, blikje Red bull en een blikje Heineken. Ik doe open. Ik zeg: "Dit heb ik niet besteld. Ik heb mijn bestelling al". "Jaja, kom eten": zei hij. Voor ik het wist stond hij in de gang. Ik was zo van wat gebeurd er. Ik ben iemand, ik kan niet twee dingen tegelijk. Hij zou naar de woonkamer lopen. Ik zei:" wat zal dat?" Hij zei:" jaja, kom." Toen liep hij ook weer terug.
Voor dat ik het wist zoende hij mij met zijn tong. Toen ging ik achteruit. Voordat ik het wist zat hij met zijn vingers in mijn kruis. Ik wilde dat niet. De volgende dag zijn mijn ouders gekomen. Ik ben toen met mijn vader naar de [bedrijf 1] in Surhuisterveen gegaan. Even later kwam hij met zijn zoontje. V: Hoe wist jij dat hij het was?
A: De manier waarop hij naar mij keek. (…) Toen was de baas er ook. Ik zei tegen hem je bent herkend. Ik zag toen dat hij helemaal wit weg trok.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 18 januari 2022, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] : V: Hoe ging het toen die man kwam?
A: Ik hoorde de bel niet. [slachtoffer 2] vertelde zelf dat er iemand voor de deur stond. Ze liep naar de deur. Ik zag dat ze de deur open deed. Het werd in een keer heel chaotisch met het beeld. De telefoon ging heel erg heen en weer. Later zag ik dat [slachtoffer 2] de man filmde die op de grond in de hal zat bij haar. Ik zag dat hij in de kleermakershouding zat. Hij zat steeds met zijn handen aan haar. Ik kon niet duidelijk zien wat hij precies deed. Ik hoorde [slachtoffer 2] wel zeggen: "Hij gaat met zijn handen mijn broek in".
V: Wanneer stuurde ze die foto dan?
A: Haar vader was heen geweest, waarom weet ik niet. Hij, die vader, maakte een foto van een man. Ik zag wel gelijkenis.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 20 januari 2022, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 6] :
V: Oké, zou je dan willen vertellen wat jij weet wat er gebeurd is?
A: Door mijn vrouw ben ik op de bewuste avond wakker gemaakt. Ze vertelde dat er iets voorgevallen was bij [slachtoffer 2] . Er zou iemand binnen geweest zijn. [slachtoffer 2] zou helemaal overstuur mijn vrouw gebeld hebben. De volgende dag heb ik [slachtoffer 2] direct gebeld en [slachtoffer 2] vertelde toen het hele verhaal aan mij. Ze vertelde dat ze eten had besteld en dat dit netjes gebracht was. Ze was aan het eten en facetimen met een vriendin. Er werd weer aangebeld. Ze deed open. De bewuste man stond voor de deur en kwam binnen. Hij liep de woonkamer in en zat in haar onderbroek. Ik heb toen ook gevraagd wie het gedaan had. Ik heb [slachtoffer 2] die middag opgehaald en samen zijn wij naar die zaak gereden. De zaak was nog niet helemaal open. Niet veel later was de zaak wel geopend. De bewuste man kwam aanrijden. Toen deze man [slachtoffer 2] zag verschoot hij ineens. Hij werd helemaal wit. Wij zijn met deze man de zaak binnen gegaan. Het werd een heel wazig verhaal. Hij vertelde dat [slachtoffer 2] niets besteld had. Ook had hij het excuus dat ze geen bier verkochten, ik zag zelf dat er bier in de vitrine stond, dus dit klopt niet. lk heb op dit moment ook een foto van de bewuste man gemaakt en van zijn auto. lk zag gewoon dat die man schrok toen hij [slachtoffer 2] zag.
A: Het is 16 november 2021 gebeurd en ik ben 17 november 2021 met [slachtoffer 2] bij de zaak geweest.
V: Wat heeft [slachtoffer 2] precies gezegd over de handelingen?
A: Ze heeft mij verteld dat hij haar op de mond nam en bij haar de onderbroek in ging.
V: Hoe was [slachtoffer 2] toen ze het vertelde?
A: Ze huilde. Afgelopen vrijdag was ze ook weer helemaal overstuur. Ze heeft toen die man weer gezien.
V: Jullie zijn naar de zaak gegaan, welke zaak was dat?
A: [bedrijf 1] in Surhuisterveen. Daar waar het eten vandaan komt en waar [slachtoffer 2] besteld had.
V: U had het ook over op de bek pakken. Wat bedoelt ze daarmee?
A: Tongen.
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 22 maart 2022, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] : A: lk weet dus niet meer waar het gesprek over ging. Ik zag dat ze de deur open deed voor
een man. Dit bleek later de man van de Pizzeria. Ik hoorde niet wat er gezegd werd. Ik zag wel dat die man voor de deur stond. V: Hoe kwam die man de woning van [slachtoffer 2] binnen dan? A: Er werd aangebeld en [slachtoffer 2] deed open. Die man stapte meteen de woning binnen, ik vond het heel vreemd. Als ik iets bestel dat laat ik die gene niet binnen. Deze man deed dit wel meteen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 3 november 2021, te Zuidhorn, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2005), die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontucht uit:
  • het leggen van een hand op haar been en
  • het met de hand aanraken, duwen en knijpen in haar borst en
  • het met de hand aanraken van haar bil en
  • het haar aanraken en duwen in haar kruis met de vingers;
2 subsidiair
hij op 16 november 2021 te Harkema, door een feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers
  • is verdachte na het openen van de deur haar woning binnengedrongen en
  • is verdachte onverhoeds haar gaan tongzoenen en
  • heeft verdachte onverhoeds zijn hand in haar broek en onderbroek gebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtigehandelingen plegen;
subsidiair feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 primair wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor vrijspraak en subsidiair, als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 20 maart 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft ontucht gepleegd met een minderjarige medewerkster door haar in haar borst en bil te knijpen en haar in haar kruis te betasten. Aangeefster was toen 15 jaar oud. Korte tijd later heeft verdachte een 31-jarige vrouw die eerder die avond een bestelling had geplaatst in haar woning aangerand, door haar woning binnen te dringen, de vrouw te tongzoenen en zijn hand in haar broek en onderbroek te brengen. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij beide aangeefsters op een dergelijke wijze heeft misbruikt. De minderjarige aangeefster zou zich juist veilig moeten voelen bij verdachte, die de vader van haar werkgever was en haar na afloop van het werk in zijn auto naar huis bracht. Verdachte heeft bij de volwassen aangeefster het gevoel van veiligheid in haar eigen woning in ernstige mate geschonden. Zij kon zich, mede als gevolg van de angst die zij op dat moment voelde, niet tegen de handelingen verzetten. Door zo te handelen heeft de verdachte zijn eigen seksuele behoeftes laten prevaleren boven de lichamelijke integriteit van de beide aangeefsters. Seksueel misbruik vormt een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid bij het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten hier nog lange tijd psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Bovendien hebben dergelijke feiten een negatieve invloed op de seksuele ontwikkeling van minderjarigen.
De rechtbank heeft er bij de strafoplegging rekening mee gehouden dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
De reclassering schat de kans op herhaling als laag in. Zij adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij vanwege het lage recidiverisico en de ontkennende houding van de verdachte geen aanknopingspunten ziet voor interventies of toezicht. De verdachte lijkt zijn leven op orde te hebben. Hij heeft een woning, zijn financiële zaken zijn geregeld, hij beschikt over een steunend netwerk, hij gebruikt geen drugs en hij beschikt over dagbesteding in de vorm van het meehelpen in de pizzeria en grillroom van zijn zoons.
De feiten, te weten ontucht met een minderjarige en aanranding, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank slechts de oplegging van een gevangenisstraf. De rechtbank neemt als strafverzwarend in aanmerking dat het bij de ontucht gaat om misbruik van een jong meisje van 15 jaar waarbij de verdachte, in zijn auto, misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht en haar vertrouwen in hem. De aanranding van het andere slachtoffer vond plaats aan het begin van de nacht, in haar woning. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en op geen enkele manier respect getoond voor de slachtoffers. Hun ‘nee’ had voor hem geen enkele waarde. Uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer 2] ter terechtzitting heeft voorgelezen, blijkt dat de gebeurtenissen grote impact op haar hebben gehad en tot op heden haar leven bepalen.
Omdat de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie, wijkt ook de straf die de rechtbank zal opleggen af van de door de officier geformuleerde eis.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Het forse voorwaardelijk strafdeel kan gedurende de lange proeftijd als stok achter de deur dienen. De rechtbank zal deze straf dan ook opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Op de zitting is een bedrag gevorderd van € 718,92, bestaande uit (toekomstige) reiskosten naar Synaeda en de letseladvocaat, de kosten (aanschaf en een abonnement van vijf jaar) van een Ring video deurbel en eigen risico, ter vergoeding van materiële schade en € 7.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft wegens haar pleidooi voor vrijspraak geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde. De hoogte van de gestelde schade is niet betwist door de verdediging. De rechtbank zal de posten ‘toekomstige reiskosten naar Synaeda’ (€ 60,06), ‘aanschaf van een Ring video deurbel met een abonnement van vijf jaar’ (€ 258,95) en ‘eigen risico zorgverzekering’ (€ 385,00) toekennen. De reiskosten (€ 20,46) naar de advocaat die benadeelde partij heeft gemaakt, zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. Voor dat deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De rechtbank wijst de gevorderde materiele schade toe tot een bedrag van € 704,01.
De benadeelde partij heeft ook vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek onder andere een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij ‘op andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De rechtbank is van oordeel dat er gelet op de aard en de ernst van de normschending en het feit dat de aanranding in haar eigen woning heeft plaatsgevonden, de nadelige gevolgen van het handelen van verdachte zo voor de hand liggen dat ‘aantasting in haar persoon op andere wijze’ daarom al kan worden aangenomen. Voorts is gebleken van geestelijk letsel van een dermate ernstige aard dat (ook) om die reden van ‘aantasting op andere wijze’ sprake is. Uit de slachtofferverklaring en de onderbouwing van de vordering leidt de rechtbank af dat de benadeelde partij wegens aanhoudende psychische klachten door de huisarts is doorverwezen naar een psycholoog en daar in behandeling gaat. De benadeelde partij maakt dus op goede gronden aanspraak op een immateriële schadevergoeding. Bij de vaststelling van de hoogte heeft de rechtbank gekeken naar soortgelijke zaken. De rechtbank begroot het tot op heden geleden bedrag aan immateriële schade naar billijkheid en redelijkheid op € 2.000,00. De benadeelde partij zal voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 246, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd en spreekt
verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 2.704,01, (zegge: tweeduizendzevenhonderdenvier euro en één cent), bestaandeuit € 704,01 aan materiële schade en € 2.000 aan immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.704,01, (zegge: tweeduizendzevenhonderdenvier euro en één cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 704,01 materiële schade en € 2.000 immateriële schade,
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 36 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden. Dit vonnis is gewezen door mr. A.G.D. Overmars, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2023.