ECLI:NL:RBNNE:2023:1836
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WW-uitkering en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar WW-uitkering beoordeeld. De WW-uitkering was per 4 september 2017 beëindigd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in een besluit van 9 maart 2022. Eiseres had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 6 juli 2022, waarin de WW-uitkering werd ingetrokken. De rechtbank heeft op 13 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank heeft ambtshalve de vraag onderzocht of eiseres procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep. Volgens vaste rechtspraak is er pas sprake van procesbelang als het resultaat van het beroep daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijke betekenis heeft voor de indiener. De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij met haar beroep in een betere positie kan komen, aangezien het Uwv volledig aan haar verzoek heeft voldaan door de WW-uitkering in te trekken. Dit betekent dat de uitkering nooit heeft bestaan en dat er geen procesbelang is bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden.
Eiseres heeft ook verzocht om een beoordeling van de samenhang tussen vier zaken die op dezelfde zitting zijn behandeld, met het oog op een mogelijke vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank oordeelt echter dat deze zaken niet samenhangend zijn en dat de anticumulatieregeling niet van toepassing is. De conclusie van de rechtbank is dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter H.J. Bastin en is openbaar uitgesproken op 28 april 2023.