ECLI:NL:RBNNE:2023:1740

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
10277663 CV EXPL 23-139
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbondenheid van overeenkomsten en gevolgen van beëindiging opleidingsovereenkomst voor koopovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een groothandel in nagelproducten, aangeduid als [eiseres], en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de vraag of [gedaagde] verplicht is om een bedrag van € 2.521,63 te betalen voor de aanschaf van producten die verband houden met een opleiding tot nagelstyliste. [gedaagde] had eerder de opleidingsovereenkomst opgezegd vanwege financiële problemen, wat [eiseres] aanvoert als reden voor het niet kunnen handhaven van de koopovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een zodanige verbondenheid tussen de twee overeenkomsten dat de beëindiging van de opleidingsovereenkomst ook de koopovereenkomst in stand houdt. De rechter oordeelt dat de koopovereenkomst niet kan blijven bestaan, omdat deze afhankelijk is van de opleiding die niet is gevolgd. [eiseres] heeft geen schadevergoeding kunnen claimen, omdat zij had moeten instemmen met de beëindiging van de koopovereenkomst en enkel aansprakelijk had moeten zijn voor de daadwerkelijk geleden schade. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak/rolnummer: 10277663 CV EXPL 23-139
Vonnis van de kantonrechter van 2 mei 2023
inzake
[eiseres], handelende onder de naam
[naam bedrijf],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres, hierna [eiseres] te noemen,
gemachtigde mr. Th. van Wijngaarden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde, hierna [gedaagde] te noemen,
gemachtigde mr. M. de Vries.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 21 februari 2023 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • de mondelinge behandeling op 30 maart 2023, in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden;
  • de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt van hetgeen ter zitting is verklaard.
1.2.
Tot slot is wederom vonnis bepaald. De uitspraak daarvan is vastgesteld op heden.

2.De feiten

2.1.
Het volgende staat tussen partijen vast en acht de kantonrechter van belang.
2.2.
[eiseres] is een groothandel (distributeur) van nagelproducten, waaronder gel, acryl en aanverwante artikelen. Deze artikelen verkoopt zij ook via haar webshop. Tevens organiseert zij opleidingen en cursussen op het gebied van nagelstyling.
2.3.
Op 13 juli 2021 heeft [gedaagde] gelijktijdig twee overeenkomsten gesloten met [eiseres]: een tot de aanschaf van producten voor de opleiding tot nagelstyliste en een voor het volgen van de opleiding zelf.
2.4.
[gedaagde] heeft de overeenkomst voor het volgen van de opleiding tot nagelstyliste bij brief van 22 september 2021 opgezegd omdat zij de opleiding niet meer kan betalen wegens het verliezen van haar baan. [eiseres] heeft in dit kader (uiteindelijk) geen kosten bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.5.
Bij factuur van 3 november 2021, die voortvloeit uit de overeenkomst tot aanschaf van de producten voor de opleiding, heeft [eiseres] een bedrag van € 2.521,63 bij [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft dit bedrag, ondanks herhaalde aanmaningen, niet betaald.
2.6.
Pogingen om de zaak minnelijk te regelen zijn mislukt, waarna [eiseres] de onderhavige procedure aanhangig heeft gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
In essentie spitst het geschil zich toe op de vraag of [gedaagde] gehouden is de overeenkomst tot aanschaf van de producten voor de opleiding tot nagelstyliste van 21 juli 2021 na te komen en een bedrag van € 2.521,63 (vermeerderd met rente en kosten) aan [eiseres] te betalen.
3.2.
De kantonrechter zal hierna bij de beoordeling, voor zover van belang voor de uitkomst van deze zaak, nader ingaan op hetgeen partijen ter onderbouwing van hun stellingen naar voren hebben gebracht en aan stukken hebben overgelegd.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] voert als primair verweer dat de overeenkomst tot aanschaf van de benodigde opleidingsartikelen zozeer samenhangt met de opleidingsovereenkomst dat opzegging van laatstgenoemde overeenkomst meebrengt dat de overeenkomst tot aanschaf van de opleidingsartikelen niet in stand blijft. Zij doet daarmee een beroep op het door de Hoge Raad ontwikkelde leerstuk van samenhangende overeenkomsten (vgl. onder meer HR 23 januari 1998, NJ 1999/97, HR 14 januari 2000, NJ 2000/307, HR 10 juli 2009, NJ 2012/496, HR 20 januari 2012, NJ 2012/60 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:41).
4.2.
Ingevolge dit leerstuk kunnen twee afzonderlijke overeenkomsten zozeer met elkaar verbonden zijn dat de beëindiging van de ene overeenkomst meebrengt dat ook de andere overeenkomst niet in stand kan blijven, teneinde onbillijke uitkomsten voortvloeiend uit een geïsoleerde benadering van de betrokken overeenkomsten te vermijden. Of van een zodanige verbondenheid sprake is, dient te worden vastgesteld door uitleg van de betrokken rechtsverhoudingen in het licht van de omstandigheden.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is in deze zaak sprake van een zodanige verbondenheid. De koopovereenkomst zou niet zijn gesloten als er op diezelfde dag niet ook een opleidingsovereenkomst zou zijn gesloten. De koopovereenkomst betreft materialen die nodig zijn voor een opleiding die niet is gevolgd. Het moge zo zijn dat in overleg tussen partijen is besloten welke materialen [gedaagde] zou afnemen, het ligt in de rede dat [eiseres] daarbij, als gever van de opleiding, een sturende rol heeft gehad. Verder is van belang dat het lesrooster bepalend was voor de momenten waarop voor de producten betaald moest worden. Onder die omstandigheden kunnen beide overeenkomsten niet los van elkaar worden gezien. De beëindiging van de opleidingsovereenkomst brengt daarom mee dat de koopovereenkomst niet in stand kan blijven omdat dit leidt tot onbillijke uitkomsten voorvloeiend uit een geïsoleerde benadering van de betrokken overeenkomsten.
4.4.
[eiseres] heeft gesteld dat zij hierdoor schade lijdt, omdat de materialen al zijn besteld en niet meer eenvoudig aan een derde kunnen worden verkocht. Dat [eiseres] schade lijdt is evident. Zij had deze schade echter kunnen en moeten beperken door akkoord te gaan met de beëindiging van de koopovereenkomst en [gedaagde] (slechts) aansprakelijk te houden voor de daadwerkelijk door haar geleden schade: het verschil tussen het bedrag dat zij van [gedaagde] zou hebben ontvangen als de koopovereenkomst niet was beëindigd en het bedrag dat zij langs andere weg voor de materialen zou hebben ontvangen. Dat [eiseres] dit niet heeft gedaan, komt voor haar rekening en risico.
4.5.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 464,00 voor salaris van de gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis en zonder die voldoening daarna te vermeerderen met de wettelijke rente over het niet betaalde bedrag, tot de algehele voldoening;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema, kantonrechter, en op 2 mei 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: 692