Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, en 4 wordt veroordeeld tot oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat aan de voorwaarden voor oplegging van een ISD-maatregel is voldaan. Verdachte is een veelpleger en heeft de feiten gepleegd twee dagen na het uitzitten van een eerdere gevangenisstraf. Verdachte heeft, al dan niet succesvol, reeds vier klinische trajecten doorlopen. Deze trajecten hebben niet geleid tot abstinentie van verdovende middelen, het niet langer begaan van strafbare feiten en/of verlaging van het recidiverisico. Een ISD-maatregel zal meer justitiële druk geven dan een eventuele plaatsing in een kliniek in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet aan de voorwaarden voor oplegging van een ISD-maatregel is voldaan, nu er naar aanleiding van de intrekking van de cassatieberoepen onder parketnummers 21/002392-19 en 21/005643-19 nog vier maanden en drie weken onherroepelijke gevangenisstraf openstaat. Oplegging van een ISD-maatregel ligt bovendien niet in de rede, nu verdachte huisvesting heeft, geen schulden heeft, onder bewind staat en gemotiveerd is voor behandeling. Verdachte heeft de feiten gepleegd kort volgend op een eerdere detentie, nu verdachte, hoewel dat wel de bedoeling was, niet direct na die detentie naar [instelling] is gebracht. [instelling] heeft toegezegd dat er een plek is voor verdachte. Dat verdachte niet alle begeleiding heeft gekregen die hij nodig had, is mede te wijten aan de steken die de reclassering heeft laten vallen. Zo nodig zou kunnen worden gedacht aan oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 9 maart 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van
1 maart 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich voorgedaan als collectant van het Leger des Heils en heeft bij verschillende mensen geld opgehaald, met de kennelijke bedoeling de opbrengst voor zichzelf te houden. Er was sprake van goed voorbereide oplichtingen: verdachte heeft een collectebus aangeschaft -volgens zijn verklaring ter terechtzitting zou hij die collectebus hebben aangeschaft via Marktplaats, direct nadat hij, op 21 december 2022, was vrijgekomen uit detentie- en is in de kerstperiode gaan collecteren in een wijk waar voornamelijk oudere mensen wonen. Degenen die ten behoeve van een goed doel geld geven aan een collectant, moeten erop kunnen vertrouwen dat hun donatie ook daadwerkelijk voor dat goede doel bestemd is en daar terecht zal komen. Ook degenen voor wie wordt gecollecteerd, hebben er belang bij dat collectanten kunnen worden vertrouwd, zoals in dit geval treffend door de korpsofficier van het Leger des Heils naar voren is gebracht in haar op 28 december 2022 ten overstaan van de politie afgelegde verklaring. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij dit vertrouwen heeft beschaamd.
De rechtbank rekent verdachte de feiten temeer aan, nu hij deze feiten heeft gepleegd twee dagen na het uitzitten van een eerder opgelegde gevangenisstraf, terwijl hij in drie proeftijden liep en al drie en een half jaar op de veelplegerslijst stond. Dit alles heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat uit verdachtes 15 pagina’s tellende strafblad blijkt dat hij veelvuldig eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van 9 maart 2023. De reclassering adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Verdachte staat sinds 1 november 2019 op de veelplegerslijst na een reeks vermogensdelicten die verband houden met zijn verslavingsproblematiek. Verdachte heeft reeds vier klinische trajecten doorlopen en heeft ambulante zorg en begeleid gehad. Geen enkele interventie heeft geleid tot abstinentie, meer stabiliteit en voldoende afname van het recidiverisico. Verdachte zou graag in het kader van een voorwaardelijke straf geplaatst worden in [plaats] in [plaats] . De reclassering acht plaatsing aldaar passend, maar adviseert verdachte daar te plaatsen in het kader van de ISD-maatregel en niet in het kader van een voorwaardelijke straf, nu de verhoogde justitiële druk die uitgaat van de ISD-maatregel ervoor zal kunnen zorgen dat het recidiverisico wordt teruggedrongen. [instelling] heeft bovendien zelf aangegeven dat verdachte welkom is, maar dan in het kader van een ISD maatregel. Tot slot kan verdachte wanneer sprake is van een ISD-maatregel teruggeplaatst worden in de P.I. indien het traject onverhoopt niet goed verloopt.
De rechtbank stelt vast dat, in tegenstelling tot hetgeen door de raadsvrouw is bepleit, aan de formele vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is daarnaast in de vijf jaren voorafgaand aan deze misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld en de (thans tenlastegelegde) feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de veroordeling van de politierechter van 31 augustus 2022 (parketnummer 18/208713-22), de veroordeling van de politierechter van 26 oktober 2022 (parketnummer 18/264675-22) en de veroordeling van de politierechter van 15 februari 2021 (parketnummer 18/830272-19). Gelet op het reclasseringsrapport en de eerdere veroordelingen moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, zodat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Tot slot heeft de officier van justitie de oplegging van de ISD-maatregel gevorderd. Gelet op de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers was de officier van justitie hier in onderhavige zaak ook toe bevoegd aangezien verdachte over een periode van vijf jaren voor meer dan tien misdrijven is veroordeeld, waarvan meer dan één misdrijf in de laatste twaalf maanden.
De rechtbank acht daarnaast de oplegging van de ISD-maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachtes hardnekkige verslavingsproblematiek ertoe leidt dat verdachte keer op keer terugvalt in het plegen van strafbare feiten. De rechtbank ziet geen passend alternatief voor de geëiste ISD-maatregel. Verdachte heeft verschillende interventies gehad, maar niets heeft geleid tot abstinentie en verlaging van het recidiverisico. Verdachte heeft daarmee verschillende kansen gehad om zijn leven op orde te krijgen, maar zonder (blijvend) resultaat.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest niet van de duur van de ISD-maatregel moet worden afgetrokken, nu niet is gebleken van feiten en omstandigheden die daartoe nopen. Voorts lijkt er bij verdachte sprake van hardnekkige (verslavings)problematiek die behandeling en begeleiding van zeker twee jaren noodzakelijk maakt.