ECLI:NL:RBNNE:2023:1719

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
18/336832-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting als collectant van het Leger des Heils

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich voordeed als collectant van het Leger des Heils. De verdachte heeft op verschillende data, met opzet en door middel van listige kunstgrepen, geldbedragen van meerdere benadeelden afgetroggeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 en 24 december 2022, te Assen, zich naar de woningen van de benadeelden heeft begeven met een collectebus en hen om een bijdrage heeft gevraagd, terwijl hij zich voordeed als een gecertificeerd collectant. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, mede op basis van de verklaringen van de verdachte en de aangiften van de benadeelden. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft een lange geschiedenis van recidive. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De verdediging heeft gepleit tegen de oplegging van de ISD-maatregel, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel wordt opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, zonder aftrek van de tijd in voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/336832-22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/022149-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 april 2023 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboortplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Emmen.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 december 2022, te Assen, althans in de gemeente Assen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde partij 1] heeft bewogen tot de afgifte (een)geld(bedrag), door zich naar de woning ( [adres] ) van genoemde [benadeelde partij 1] te begeven, voorzien van een collectebus en/of die [benadeelde partij 1] om een bijdrage te vragen en/of zich (aldus) ten opzichte van die [benadeelde partij 1] voor te doen als (gecertificeerd/legaal) collectant van het Leger des
Heils;
2.
hij op of omstreeks 24 december 2022, te Assen, althans in de gemeente Assen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte (een)geld(bedrag), door zich naar de woning ( [adres] ) van genoemde [benadeelde partij 2] te begeven, voorzien van een collectebus en/of die [benadeelde partij 2] om een bijdrage te vragen en/of zich (aldus) ten opzichte
van die [benadeelde partij 2] voor te doen als (gecertificeerd/legaal) collectant van het Leger des Heils;
3.
hij op of omstreeks 24 december 2022, te Assen, althans in de gemeente Assen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte (een)geld(bedrag),
door zich naar de woning ( [adres] ) van genoemde [benadeelde partij 3] te begeven, voorzien van een
collectebus en/of die [benadeelde partij 3] om een bijdrage te vragen en/of zich (aldus) ten opzichte van die [benadeelde partij 3] voor te doen als (gecertificeerd/legaal) collectant van het Leger des Heils;
4.
hij op of omstreeks 23 december 2022, te Assen, althans in de gemeente Assen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 4] en/of diens echtgenote heeft bewogen tot de afgifte (een)geld(bedrag), door zich naar de woning ( [adres] ) van genoemde [benadeelde partij 4] en/of diens echtgenote te begeven, voorzien van een collectebus en/of die [benadeelde partij 4] en/of diens echtgenote om een bijdrage te vragen en/of zich (aldus) ten opzichte van die [benadeelde partij 4] en/of diens echtgenote voor te doen als (gecertificeerd/legaal) collectant van het Leger des Heils.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3 en 4.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
T.a.v. feit 1:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 december 2022,opgenomen op pagina 24 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022343667 d.d. 28 december 2022, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] .

T.a.v. feit 2:

de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 december 2022,opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij
2] .
T.a.v. feit 3:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 december 2022,opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3].

T.a.v. feit 4:

de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 december 2022,opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij
4] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 december 2022, te Assen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door zich naar de woning [adres] van genoemde [benadeelde partij 1] te begeven, voorzien van een collectebus en die [benadeelde partij 1] om een bijdrage te vragen en zich aldus ten opzichte van die [benadeelde partij 1] voor te doen als gecertificeerd/legaal collectant van het Leger des Heils;
2.
hij op 24 december 2022, te Assen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door zich naar de woning [adres] van genoemde [benadeelde partij 2] te begeven, voorzien van een collectebus en die [benadeelde partij 2] om een bijdrage te vragen en zich aldus ten opzichte van die [benadeelde partij 2] voor te doen als gecertificeerd/legaal collectant van het Leger des Heils;
3.
hij op 24 december 2022, te Assen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door zich naar de woning [adres] van genoemde [benadeelde partij 3] te begeven, voorzien van een collectebus en die [benadeelde partij 3] om een bijdrage te vragen en zich aldus ten opzichte van die [benadeelde partij 3] voor te doen als gecertificeerd/legaal collectant van het Leger des Heils;
4.
hij op 23 december 2022, te Assen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [benadeelde partij 4] en diens echtgenote heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door zich naar de woning [adres] van genoemde [benadeelde partij 4] en diens echtgenote te begeven, voorzien van een collectebus en die [benadeelde partij 4] en diens echtgenote om een bijdrage te vragen en zich aldus ten opzichte van die [benadeelde partij 4] en diens echtgenote voor te doen als gecertificeerd/legaal collectant van het Leger des Heils.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

oplichting;
oplichting;
oplichting;
oplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, en 4 wordt veroordeeld tot oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat aan de voorwaarden voor oplegging van een ISD-maatregel is voldaan. Verdachte is een veelpleger en heeft de feiten gepleegd twee dagen na het uitzitten van een eerdere gevangenisstraf. Verdachte heeft, al dan niet succesvol, reeds vier klinische trajecten doorlopen. Deze trajecten hebben niet geleid tot abstinentie van verdovende middelen, het niet langer begaan van strafbare feiten en/of verlaging van het recidiverisico. Een ISD-maatregel zal meer justitiële druk geven dan een eventuele plaatsing in een kliniek in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet aan de voorwaarden voor oplegging van een ISD-maatregel is voldaan, nu er naar aanleiding van de intrekking van de cassatieberoepen onder parketnummers 21/002392-19 en 21/005643-19 nog vier maanden en drie weken onherroepelijke gevangenisstraf openstaat. Oplegging van een ISD-maatregel ligt bovendien niet in de rede, nu verdachte huisvesting heeft, geen schulden heeft, onder bewind staat en gemotiveerd is voor behandeling. Verdachte heeft de feiten gepleegd kort volgend op een eerdere detentie, nu verdachte, hoewel dat wel de bedoeling was, niet direct na die detentie naar [instelling] is gebracht. [instelling] heeft toegezegd dat er een plek is voor verdachte. Dat verdachte niet alle begeleiding heeft gekregen die hij nodig had, is mede te wijten aan de steken die de reclassering heeft laten vallen. Zo nodig zou kunnen worden gedacht aan oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 9 maart 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van
1 maart 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich voorgedaan als collectant van het Leger des Heils en heeft bij verschillende mensen geld opgehaald, met de kennelijke bedoeling de opbrengst voor zichzelf te houden. Er was sprake van goed voorbereide oplichtingen: verdachte heeft een collectebus aangeschaft -volgens zijn verklaring ter terechtzitting zou hij die collectebus hebben aangeschaft via Marktplaats, direct nadat hij, op 21 december 2022, was vrijgekomen uit detentie- en is in de kerstperiode gaan collecteren in een wijk waar voornamelijk oudere mensen wonen. Degenen die ten behoeve van een goed doel geld geven aan een collectant, moeten erop kunnen vertrouwen dat hun donatie ook daadwerkelijk voor dat goede doel bestemd is en daar terecht zal komen. Ook degenen voor wie wordt gecollecteerd, hebben er belang bij dat collectanten kunnen worden vertrouwd, zoals in dit geval treffend door de korpsofficier van het Leger des Heils naar voren is gebracht in haar op 28 december 2022 ten overstaan van de politie afgelegde verklaring. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij dit vertrouwen heeft beschaamd.
De rechtbank rekent verdachte de feiten temeer aan, nu hij deze feiten heeft gepleegd twee dagen na het uitzitten van een eerder opgelegde gevangenisstraf, terwijl hij in drie proeftijden liep en al drie en een half jaar op de veelplegerslijst stond. Dit alles heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat uit verdachtes 15 pagina’s tellende strafblad blijkt dat hij veelvuldig eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van 9 maart 2023. De reclassering adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Verdachte staat sinds 1 november 2019 op de veelplegerslijst na een reeks vermogensdelicten die verband houden met zijn verslavingsproblematiek. Verdachte heeft reeds vier klinische trajecten doorlopen en heeft ambulante zorg en begeleid gehad. Geen enkele interventie heeft geleid tot abstinentie, meer stabiliteit en voldoende afname van het recidiverisico. Verdachte zou graag in het kader van een voorwaardelijke straf geplaatst worden in [plaats] in [plaats] . De reclassering acht plaatsing aldaar passend, maar adviseert verdachte daar te plaatsen in het kader van de ISD-maatregel en niet in het kader van een voorwaardelijke straf, nu de verhoogde justitiële druk die uitgaat van de ISD-maatregel ervoor zal kunnen zorgen dat het recidiverisico wordt teruggedrongen. [instelling] heeft bovendien zelf aangegeven dat verdachte welkom is, maar dan in het kader van een ISD maatregel. Tot slot kan verdachte wanneer sprake is van een ISD-maatregel teruggeplaatst worden in de P.I. indien het traject onverhoopt niet goed verloopt.
De rechtbank stelt vast dat, in tegenstelling tot hetgeen door de raadsvrouw is bepleit, aan de formele vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is daarnaast in de vijf jaren voorafgaand aan deze misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld en de (thans tenlastegelegde) feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de veroordeling van de politierechter van 31 augustus 2022 (parketnummer 18/208713-22), de veroordeling van de politierechter van 26 oktober 2022 (parketnummer 18/264675-22) en de veroordeling van de politierechter van 15 februari 2021 (parketnummer 18/830272-19). Gelet op het reclasseringsrapport en de eerdere veroordelingen moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, zodat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Tot slot heeft de officier van justitie de oplegging van de ISD-maatregel gevorderd. Gelet op de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers was de officier van justitie hier in onderhavige zaak ook toe bevoegd aangezien verdachte over een periode van vijf jaren voor meer dan tien misdrijven is veroordeeld, waarvan meer dan één misdrijf in de laatste twaalf maanden.
De rechtbank acht daarnaast de oplegging van de ISD-maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachtes hardnekkige verslavingsproblematiek ertoe leidt dat verdachte keer op keer terugvalt in het plegen van strafbare feiten. De rechtbank ziet geen passend alternatief voor de geëiste ISD-maatregel. Verdachte heeft verschillende interventies gehad, maar niets heeft geleid tot abstinentie en verlaging van het recidiverisico. Verdachte heeft daarmee verschillende kansen gehad om zijn leven op orde te krijgen, maar zonder (blijvend) resultaat.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest niet van de duur van de ISD-maatregel moet worden afgetrokken, nu niet is gebleken van feiten en omstandigheden die daartoe nopen. Voorts lijkt er bij verdachte sprake van hardnekkige (verslavings)problematiek die behandeling en begeleiding van zeker twee jaren noodzakelijk maakt.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 15 februari 2021 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 1 maart 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 1 maart 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging gevorderd, indien de rechtbank tot oplegging van de ISD-maatregel overgaat.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Oordeel van de rechtbank
Nu verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet echter op het feit dat de ISD-maatregel wordt opgelegd, acht de rechtbank de tenuitvoerlegging van bovengenoemde voorwaardelijk opgelegde straf niet opportuun. De rechtbank zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Legt op de maatregel tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.022149-21:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 15 februari 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. H. Hanssen-Telman, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2023.
Mr. Thiadens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.