ECLI:NL:RBNNE:2023:1633

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
188331
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om voorlopige voorzieningen in een familiekwestie met betrekking tot kinderalimentatie en zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende voorlopige voorzieningen in een familiekwestie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.P. van Dalen, verzocht de rechtbank om de kinderen met ingang van 20 januari 2023 aan hem toe te vertrouwen, de kinderalimentatie te wijzigen en een zorgregeling vast te stellen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. de Jong, voerde verweer en vroeg om afwijzing van de verzoeken van de man. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 april 2023, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat de man onvoldoende belang had bij de verzochte voorlopige voorzieningen, aangezien de bodemprocedure over vier weken zou worden behandeld. De rechtbank maakte zich zorgen over de kinderen en de rol van de ouders in de huidige situatie. De rechtbank adviseerde partijen om een hulpverleningstraject bij Wolfert in Context te starten en benoemde een bijzondere curator om de stem van de kinderen te vertegenwoordigen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeken van de man afgewezen, maar benadrukte de noodzaak van hulpverlening voor de kinderen.

De beschikking is openbaar uitgesproken op 21 april 2023 door mr. J. Teertstra, (kinder)rechter, en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/188331 / FA RK 23-408
beschikking voorlopige voorzieningen van de enkelvoudige familiekamer d.d. 21 april 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. F.P. van Dalen, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. H. de Jong, kantoorhoudende te Burgum.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van de man, ingekomen op 24 februari 2023;
  • het verweerschrift van de vrouw, ingekomen op 11 april 2023.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 april 2023. Verschenen zijn:
  • de man, bijgestaan door mr. Van Dalen;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. De Jong;
  • mevrouw Gjaltema, namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de RvdK).
1.3.
De rechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling met de minderjarigen [naam 1] en [naam 2] gesproken.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. De relatie is op 16 januari 2017 beëindigd.
2.2.
De man en de vrouw zijn de ouders van:
  • [naam 1], geboren op [geboortedatum] 2007 in de gemeente [geboorteplaats];
  • [naam 2], geboren op [geboortedatum] 2009 in de gemeente [geboorteplaats].
2.3.
De man en de vrouw oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [naam 1] en [naam 2].
2.4.
Partijen zijn in een document dat door beide partijen is ondertekend op 9 april 2020 een zorgregeling overeengekomen, die neerkomt op een co-ouderschapsregeling.
2.5.
Op 20 januari 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden in een bodemprocedure over de kinderalimentatie. Voorafgaand aan die mondelinge behandeling heeft de rechter met [naam 1] en [naam 2] gesproken. Bij beschikking van 17 februari 2023 heeft de rechtbank over verschillende periodes beslissingen genomen over de kinderalimentatie. Voor zover hier relevant, is bepaald dat de man aan de vrouw over de periode van 1 januari 2023 tot 1 maart 2023 een bijdrage van € 158,- per kind per maand moet betalen en met ingang van 1 maart 2023 een bijdrage van € 161,- per kind per maand.
2.6.
De man heeft op 24 februari 2023 een bodemprocedure aanhangig gemaakt, inzake het hoofdverblijf van de kinderen, de zorgregeling en de kinderalimentatie. Deze zaak wordt 10 mei 2023 mondeling behandeld.

3.Het verzoek

3.1.
De man verzoekt de rechtbank om bij beschikking:
I. te bepalen dat de kinderen van partijen met ingang van 20 januari 2023 aan de man worden toevertrouwd;
II. de kinderalimentatie zoals opgenomen in de beschikking van 17 februari 2023 te wijzigen, in die zin dat met ingang van 20 januari 2023 de man voorlopig niet gehouden is aan de vrouw kinderalimentatie te betalen;
III. te bepalen dat de kinderen voorlopig elke week van vrijdagmiddag uit school tot en met woensdagochtend naar school bij de man zijn, en elke week van woensdagmiddag uit school tot en met vrijdagochtend naar school bij de vrouw zullen zijn, en de vakantie en de feestdagen op 50/50 basis te willen verdelen waarbij deze verdeling door partijen in onderling overleg wordt afgesproken, althans op dit onderdeel in goede justitie een beslissing te nemen;
IV. te bepalen dat de vrouw haar medewerking verleent aan het laten inschrijven van de kinderen aan het adres [adres] te Tytsjerk;
V. de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De vrouw voert verweer, strekkende tot afwijzing van de verzoeken van de man.

4.Advies van de RvdK

4.1.
Het standpunt van de RvdK is niet gewijzigd ten opzichte van de zitting op 20 januari 2023. De kinderen geven zorgelijke dingen aan, het is duidelijk dat ze veel last hebben van de spanning tussen de ouders. De oplossing hiervoor ligt in de manier waarop ouders met elkaar en met de kinderen omgaan, niet in het wijzigen van de zorgregeling. De RvdK adviseert ouders met klem zich weer te melden bij het gebiedsteam. Daar moeten ze aangeven dat ze een doorverwijzing naar Wolfert in Context nodig hebben. Ouders kunnen zich beide al aanmelden op de site van Wolfert in Context, het gebiedsteam kan de financiering regelen. De RvdK ziet in de lopende bodemprocedure geen belemmering voor het hulpverleningstraject. De RvdK adviseert de zorgregeling voor [naam 2] niet te wijzigen, ook al heeft hij die wens zelf aangegeven. Het is beter om eerst met het hupverleningstraject te starten. Door de regeling nu te wijzigen creëer je afstand, terwijl het juist de bedoeling is om de neuzen weer dezelfde kant op te krijgen. Omdat het even duurt voordat het traject bij Wolfert in Context van start kan gaan, is het benoemen van een bijzondere curator voor de kinderen een goede optie, dan hebben de kinderen een onafhankelijk persoon met wie ze in gesprek kunnen.
5. De beoordeling
5.1.
Op grond van het eerste lid van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Op grond van het tweede lid moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering. In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (Hoge Raad, 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533). Opmerking verdient dat de voorziening op grond van artikel 223 Rv een ordemaatregel betreft. Het betreft een voorlopige voorziening en een voorlopig oordeel. De verzoeker moet belang bij de voorziening hebben, in die zin dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht.
5.2.
De rechtbank overweegt dat de verzochte voorlopige voorzieningen voldoende samenhangen met de verzoeken in de bodemprocedure.
Bij de beantwoording van de vraag of de man voldoende belang heeft bij de verzochte voorzieningen is het volgende van belang. Sinds de zitting op 20 januari 2023 verblijft [naam 1] vrijwel volledig bij de man. Hij komt hooguit eens per week bij de vrouw eten. [naam 2] verblijft volgens het rooster evenveel bij de man als bij de vrouw, maar heeft aangegeven liever meer bij de man te willen zijn. De huidige situatie is voor [naam 2] stressvol. De man wil graag dat de wensen van de kinderen worden ingewilligd en worden vastgelegd. Ter zitting heeft de man eerst aangevoerd dat nu de kinderen meer bij de man zijn, hij meer kosten heeft, waardoor hij in financiële problemen komt. De vrouw heeft dit betwist. De man stelt dat hij er belang bij heeft dat de kinderalimentatie wordt aangepast en hij de kinderbijslag voor de kinderen kan incasseren. Tijdens de zitting op 12 april 2023 heeft de vrouw aangegeven dat ze er op dit moment mee akkoord gaat dat [naam 1] voorlopig volledig bij de man verblijft. Ze zou het liever anders zien, maar wil zich niet opdringen. Ze kan er mee instemmen dat de man geen kinderalimentatie voor [naam 1] aan haar betaalt, zolang [naam 1] volledig bij hem verblijft.
5.3.
De rechtbank overweegt dat tijdens de zitting op 20 januari 2023 met partijen gesproken is over een hulpverleningstraject bij Wolfert in Context. Partijen staan hier beide achter maar het is nog niet van de grond gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de oplossing ligt in het aangaan van dit hulpverleningstraject. Partijen moeten zich hiervoor opnieuw melden bij het gebiedsteam, zodat het traject bij Wolfert in Context van start kan gaan. Daar moeten partijen duidelijk maken dat ze de doorverwijzing naar Wolfert in Context nodig hebben, zowel voor de kinderen als voor zichzelf. De lopende bodemprocedure mag hier wat de rechtbank betreft niet aan in de weg staan.
5.4.
Nu de bodemzaak over vier weken wordt behandeld, partijen het eens zijn over het voorlopig niet uitvoeren van de omgangsregeling ten aanzien van [naam 1] en het voorlopig stopzetten van de kinderalimentatie voor [naam 1], de man niet heeft onderbouwd dat hij financiële problemen heeft en partijen een hulpverleningstraject aan gaan om daar te werken aan de problemen die er zijn, is de rechtbank van oordeel dat de man onvoldoende belang heeft bij de verzochte voorlopige voorzieningen. De bodemzaak wordt op korte termijn behandeld en van hem kan gelet op voornoemde omstandigheden gevraagd worden de behandeling daarvan af te wachten. De rechtbank zal de verzoeken daarom afwijzen.
5.5.
De rechtbank maakt zich wel grote zorgen over de kinderen. Zowel ten aanzien van wat de kinderen verklaren over de vrouw en de gevoelens van de kinderen ten aanzien van haar, maar ook over de rol die de man hierin lijkt te spelen. Tijdens het gesprek hebben de kinderen beide app-verkeer tussen [naam 2] en de man laten zien. Hierin lijkt de man [naam 2] op te stoken tegen de vrouw en de situatie voor [naam 2] juist te verergeren. Ook is het zorgelijk dat de man het gesprek met de rechter (buiten medeweten van de vrouw) samen met de jongens heeft voorbereid, terwijl partijen juist met elkaar om tafel moeten. Het is daarom van groot belang dat partijen en de kinderen een hulpverleningstraject bij Wolfert in Context aangaan. De RvdK heeft dit tijdens de zitting van 20 januari 2023 dit ook geadviseerd en deze hulpverlening moet nu eerst van de grond komen. Vooruitlopend daarop en gelet op de genoemde zorgen, zal de rechtbank bij afzonderlijke beschikking een bijzondere curator als bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek benoemen om de stem van de kinderen te vertegenwoordigen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: 876