ECLI:NL:RBNNE:2023:1631
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsbeslissing inzake wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaak tegen veroordeelde
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 april 2023 een ontnemingsbeslissing genomen in het kader van een vordering van de officier van justitie. De vordering betrof de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 41.258,07, dat zou zijn verkregen door de veroordeelde in de periode van 12 februari tot en met 9 april 2020, waarin hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan hennepteelt. De officier van justitie heeft op 15 februari 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt en de veroordeelde verplicht tot betaling aan de staat.
Tijdens de zitting op 21 maart 2023 was de veroordeelde aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. T.W. Delhaye. De officier van justitie, mr. L.J. van der Heide, heeft zijn vordering toegelicht, waarbij hij zich baseerde op eerdere oogsten in kweekruimtes. De verdediging heeft echter betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, en subsidiair dat de vordering afgewezen moest worden, omdat er onvoldoende bewijs was voor eerdere succesvolle oogsten.
De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel er aanwijzingen waren voor hennepteelt, er ook contra-indicaties waren die de stelling van de officier van justitie ondermijnden. De verklaring van een getuige die in de woning was geweest, gaf aan dat er geen aanwijzingen waren voor een hennepkwekerij. De rechtbank kon niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de veroordeelde andere strafbare feiten had begaan, waardoor de vordering van de officier van justitie werd afgewezen. De rechtbank heeft artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de vordering van de officier van justitie afgewezen.