In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 7 april 2023, wordt het verzoek om schadevergoeding van een verzoeker afgewezen. De zaak betreft een verzoeker die een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft aangevraagd en later schadevergoeding heeft gevraagd voor verletkosten die hij zou hebben gemaakt door het bijwonen van spreekuren bij een verzekeringsarts. Het Uwv had eerder een besluit genomen waarin het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verzoeker niet had aangetoond dat hij inkomsten had misgelopen door deze bezoeken.
De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding beoordeeld aan de hand van de argumenten van de verzoeker en de ingediende stukken. De rechtbank concludeert dat de verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij door de bezoeken aan de verzekeringsarts zijn werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten. De rechtbank wijst erop dat de verzoeker geen facturen heeft overgelegd die aantonen dat hij in de relevante periode geen inkomsten heeft kunnen genereren. Bovendien is het Uwv terecht van mening dat de kosten van de bezoeken aan de verzekeringsarts niet kunnen worden vergoed op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze kosten niet het gevolg zijn van een onrechtmatig besluit.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om de verzoeker schadevergoeding toe te kennen en wijst het verzoek af. Tevens wordt er geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.