RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
zaaknummers: LEE 21/3436, LEE 21/3540 en LEE 21/3590
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2023 in de zaken tussen
[naam eiser], uit [woonplaats] , eiser in zaaknummer LEE 21/3436
(gemachtigde: mr. R. de Kamper),
[namen eisers], uit [woonplaats] , eisers in zaaknummer LEE 21/3540
(gemachtigde: mr. E. Erkamp),
[namen eisers],
[naam eiser],
[namen eisers],
uit [woonplaats] , eisers in zaaknummer LEE 21/3590
(gemachtigde: mr. A. Kwint),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam, verweerder
(gemachtigde: mr. M.J.F. Nuijens).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: Uitvaartcentrum Buitenwoelhof BV uit Veendam ,
(gemachtigde: [naam 1] .
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het uitbreiden van een aulagebouw met een ontmoetingsruimte en koffiekamer en voor het uitbreiden van het bestaande gebouw [naam gebouw] met een crematorium, gelegen aan [adres] te [plaats] .
1.1. Met de bestreden besluiten van 21 september 2021 op de bezwaren van eisers is verweerder bij de verleende omgevingsvergunning gebleven.
1.2. De rechtbank heeft de beroepen op 12 januari 2023 op zitting behandeld. Van de eisende partijen hebben hieraan deelgenomen:
- in zaaknummer LEE 21/3436: de gemachtigde van eiser;
- in zaaknummer LEE 21/3540: eisers, bijgestaan door hun gemachtigde;
- in zaaknummer LEE 21/3590: [drie van eisers] , bijgestaan door hun gemachtigde.
Namens verweerder is ter zitting verschenen zijn gemachtigde, vergezeld door [medewerker verweerder] . Namens de derde-partij is verschenen haar gemachtigde, vergezeld door [naam 2] .
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de betreffende omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
3. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank heeft ter zitting met partijen vastgesteld dat de omgevingsvergunning is verleend onder toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, eerste lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Verweerder heeft in de vergunning enkel beoogd om ten behoeve van het crematorium af te wijken van het bestemmingsplan.
6. Op het bouwplan is het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] van toepassing. Op de betreffende gronden rust de enkelbestemming ‘Maatschappelijk – Begraafplaats’. Volgens die bestemming zijn dergelijke gronden bestemd voor ‘begraafplaats met bijbehorende voorzieningen’.
Ten aanzien van de definities opgenomen in het Bor
7. Om een omgevingsvergunning te kunnen verlenen op grond van artikel 4, eerste lid, van bijlage II van het Bor, dient er sprake te zijn van een ‘bijbehorend bouwwerk’ in de zin van het Bor. Onder bijbehorend bouwwerk wordt - ingevolge artikel 1, eerste lid, van bijlage II van het Bor - verstaan een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Onder ‘hoofdgebouw’ wordt, volgens hetzelfde artikel, verstaan een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
8. In de bestreden besluiten wordt voor de definitie van ‘hoofdgebouw’ naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte aansluiting gezocht bij (de definitie van ‘hoofdbouwvolume’ zoals opgenomen in) het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] . Om te kunnen bepalen of er sprake is van een hoofdgebouw dient namelijk aansluiting te worden gezocht bij de definities zoals opgenomen in het Bor, hetgeen verweerder ter zitting ook heeft onderschreven. Gelet hierop is er sprake van een motiveringsgebrek in de bestreden besluiten.
Is er sprake van een hoofdgebouw?
9. Naar het oordeel van de rechtbank zijn, gelet op de planregels, de betrokken gronden uitsluitend bestemd voor een begraafplaats en niet voor (andere) uitvaartactiviteiten. De rechtbank is van oordeel dat het voor het verwezenlijken van deze bestemming niet noodzakelijk is om een hoofdgebouw op te richten. Een begraafplaats kan immers zonder bebouwing als zodanig functioneren (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:185). 10. Ook zijn naar het oordeel van de rechtbank eventuele bijbehorende voorzieningen niet noodzakelijk voor de verwezenlijking van de bestemming. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 juli 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:2861). De enkele stelling dat de rechtbank Midden-Nederland een te strikte uitleg hanteert, leidt niet tot een ander oordeel. 11. Omdat er geen gebouwen nodig zijn voor de verwezenlijking van de bestemming ‘Maatschappelijk – Begraafplaats’, is er op het perceel geen sprake van een hoofdgebouw in de zin van het Bor. Het betoog van eisers slaagt.
Is er sprake van functionele verbondenheid?
12. De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of er sprake is van functionele verbondenheid. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
13. Om te kunnen spreken van functionele verbondenheid dient het gebruik van - in dit geval het crematorium(gebouw) - planologisch gerelateerd te zijn aan het gebruik van het hoofdgebouw. Los van de vraag of er een hoofdgebouw is dient dus beoordeeld te worden of het gebruik van het crematorium planologisch gerelateerd is aan de gebouwen van de begraafplaats. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Hierbij is van belang dat het crematorium, of ook wel het ovengebouw, zelfstandig gebruikt kan worden, los van het aulagebouw en [naam gebouw] Dat is ter zitting ook erkend. Dat er bij een crematie vaak ook gebruik wordt gemaakt van een aula, die op het terrein reeds aanwezig is, doet aan het zelfstandige gebruik van het crematorium niet af.
Gevolgen voor de bevoegdheid
14. Aangezien er geen sprake is van een hoofdgebouw, en evenmin van functionele verbondenheid, is er ook geen sprake van een bijbehorend bouwwerk in de zin van het Bor. Verweerder was daarom niet bevoegd om de omgevingsvergunning te verlenen onder toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 2, van de Wabo in samenhang met artikel 4, eerste lid, van bijlage II van het Bor. Het betoog van eisers slaagt.
15. Nu de beroepen van eisers gelet op het vorenstaande reeds gegrond zijn, komt de rechtbank niet meer toe aan hetgeen door eisers is aangevoerd ten aanzien van de parkeerbehoefte.
16. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen gegrond en zal de rechtbank de bestreden besluiten vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding om het primaire besluit (de verleende omgevingsvergunning) van 26 januari 2021, verzonden op 27 januari 2021, te herroepen en bepaalt dat verweerder opnieuw moet beslissen op de aanvraag omgevingsvergunning, met inachtneming van deze uitspraak.
17. Omdat de beroepen gegrond zijn moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden (€ 181,- per zaak).
18. Eisers krijgen ook een vergoeding van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt:
- € 2.868,- € 2.868,- in zaaknummer LEE 21/3436 (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,- en 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,-);
- € 2.868,- in zaaknummer LEE 21/3540 (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,- en 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,-);
- € 2.271,- in zaaknummer LEE 21/3590 (1 punt voor het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 597,- en 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting in beroep met een waarde per punt van € 837,-).
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten van 21 september 2021;
- herroept het primaire besluit van 26 januari 2021;
- draagt verweerder op opnieuw te beslissen op de aanvraag omgevingsvergunning met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt in zaaknummer LEE 21/3436 dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden en veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.868,- aan proceskosten aan eiser;
- bepaalt in zaaknummer LEE 21/3540 dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eisers moet vergoeden en veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.868,- aan proceskosten aan eisers;
- bepaalt in zaaknummer LEE 21/3590 dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eisers moet vergoeden en veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.271,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.C. van der Ven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
6 april 2023.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
b. indien de activiteit in strijd is met het exploitatieplan: met toepassing van de daarin opgenomen regels inzake afwijking;
c. indien de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening: voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan;
d. indien de activiteit in strijd is met een voorbereidingsbesluit: met toepassing van de in het voorbereidingsbesluit opgenomen regels inzake afwijking. (…)
Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor)
1. In deze bijlage wordt verstaan onder:
bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. (…)
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
b. de oppervlakte niet meer dan 150 m2. (…)
Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]
Artikel 11 Maatschappelijk – Begraafplaats
11.1Bestemmingsomschrijving
De voor 'maatschappelijk - begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- begraafplaats met bijbehorende voorzieningen.
(…)