ECLI:NL:RBNNE:2023:1447

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
18-321132-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen met vrijspraak van drugshandel

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van witwassen en drugshandel. De verdachte, geboren in 1985, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor het witwassen van een bedrag van € 25.104,22. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van het aanwezig hebben van harddrugs en het witwassen van een ander groot geldbedrag. De zaak kwam aan het licht na een verkeerscontrole waarbij de verdachte werd aangehouden. Tijdens de controle werd een grote hoeveelheid contant geld aangetroffen in de auto van de verdachte, wat leidde tot verdenkingen van witwassen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onrechtmatige doorzoeking van de auto, maar de rechtbank oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk het geld voorhanden had, wetende dat het afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de andere tenlastegelegde feiten, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-321132-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 7 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Blonk en mr. J.W. Vedder, advocaten te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 7 december 2022, te Akkrum, gemeente Heerenveen, althans in Nederland, (van) een voorwerp, althans een of meer voorwerpen, te weten
- contante geldbedragen van respectievelijk 24.510,- euro en/of 594,22,- euro, zijndeeen totaalbedrag van (ongeveer) 25.104,22,- euro, althans een of meer geldbedragen
Sub b
  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezeten/of
  • gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2
hij in of omstreeks de periode van 7 december 2022 tot en met 8 december 2022, te
Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een voorwerp, althans een of meer voorwerpen, te weten
- contante geldbedragen van respectievelijk 41.960,- euro en/of 1.200,- euro en/of 3.730,- euro en/of656,05,- euro en/of 550,- euro, zijnde een totaalbedrag van (ongeveer) 48.096,05,- euro, althans een of meer geldbedrag(en) en/of - een horloge (merk: Breitling)
Sub a
  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebbenverborgen en/of heeft/hebben verhuld, dan wel
  • heeft/hebben verborgen en/of heeft/hebben verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/dievoorwerp(en) was/waren en/of
  • heeft/hebben verborgen en/of heeft/hebben verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
En/of
Sub b
  • heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen,heeft/hebben omgezet en/of
  • gebruik heeft/hebben gemaakt,terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3 hij op of omstreeks 7 december 2022 te Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
ongeveer 5325,53 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde
MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4 hij op of omstreeks 8 december 2022 te Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad ongeveer 37,15 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 94,44 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde cocaïne en/of metamfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling verweren strekkende tot bewijsuitsluiting

Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben primair betoogd dat er sprake is van misbruik van bevoegdheden en een onrechtmatige doorzoeking van de auto waar verdachte in reed toen hij werd aangehouden. Het was geen toevallige verkeerscontrole. De doorzoeking van de auto was het doel. Op grond van de bevindingen van de verbalisanten kon er geen redelijk vermoeden van schuld zijn. Anders dan geverbaliseerd lag er géén afstandsbediening in de auto. De reden dat verdachte zenuwachtig was, zoals de verbalisanten op hebben geschreven, was omdat hij door drie auto’s door de politie van de weg werd gereden. De politie vermoedde dat er achter het vergrendelde skiluik een verborgen ruimte zou zitten. Vanaf het moment dat de politie zelf had geconstateerd dat de vergrendeling een correcte sluiting van de fabrikant was, was er zeker geen verdenking meer in de zin van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering (Sv.). Door de auto verder te doorzoeken is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Dat moet leiden tot bewijsuitsluiting waardoor er onvoldoende wettig bewijs is en verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. De bewijsuitsluiting dient ook te gelden ten aanzien van de overige geldbedragen en drugs als fruits of the poisonous tree. Naar aanleiding van de onrechtmatige doorzoeking van de auto is de politie direct gaan zoeken in de woning aan de [adres] in Leeuwarden en in de auto van de medeverdachte. Dan resteert voor de feiten 2, 3 en 4 ook onvoldoende wettig bewijs en moet verdachte van deze feiten ook worden vrijgesproken
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van enig vormverzuim. De politie heeft op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) een verkeerscontrole uitgevoerd waarbij onder meer de kentekenpapieren zijn gecontroleerd en de auto aan een technische controle in de zin van de WVW 1994 is onderworpen. Gelet op de bevindingen van de verbalisanten was er vervolgens sprake van een verdenking van een misdrijf en was de daarop volgende doorzoeking van de auto rechtmatig.
Oordeel van de rechtbankDetournement de pouvoir?
De rechtbank stelt voorop dat naar vaste jurisprudentie voorop moet worden gesteld dat het uitoefenen van controlebevoegdheden als bedoeld in art. 160, eerste en vierde lid, WVW 1994 verband dient te houden met de naleving van de bij of krachtens de WVW 1994 gegeven voorschriften. Indien daadwerkelijk inzage is gevorderd in het rijbewijs en/of de kentekenpapieren van het voertuig, mag worden aangenomen dat de bevoegdheden van art. 160, eerste en vierde lid, WVW 1994 zijn uitgeoefend ter controle van de naleving van de bij of krachtens de WVW 1994 vastgestelde voorschriften. Zolang een dergelijke controlebevoegdheid, uitgevoerd door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, mede is uitgeoefend ter controle van de naleving van de bij of krachtens de WVW 1994 vastgestelde voorschriften als bedoeld in het eerste en het vierde lid van art. 160 WVW 1994 is die uitoefening in beginsel rechtmatig, ook indien die bevoegdheid daarnaast het verrichten van opsporingshandelingen mogelijk maakt waarop deze bepalingen niet zien. Die omstandigheid brengt immers nog niet mee dat de controlebevoegdheid uitsluitend is gebruikt voor een ander doel – te weten: voor het verrichten van opsporingshandelingen – dan waarvoor deze is verleend. (vgl. HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9670 (https://new.navigator.nl/document/id34200611210322305admusp))
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 8 december 2022
1leidt de rechtbank af dat verbalisanten op 7 december 2022 een ANPR-hit krijgen op een voertuig met het kenteken [kenteken] . Uit de ANPRhit blijkt dat de auto met dat kenteken gebruikt wordt door personen met antecedenten op het gebied van de Opiumwet en het witwassen van grote geldbedragen. Verder was het de verbalisanten ambtshalve bekend dat in voertuigen die eerder op naam waren gesteld van de gebruiker, en of voertuigen waarvan hij de regelmatige bestuurder was, voorzien waren van verborgen ruimtes teneinde strafbare goederen te transporteren. Op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 is aan de bestuurder van de auto een stopteken gegeven. De bestuurder (verdachte) is gecontroleerd op zijn rijbewijs en het bij het kenteken horende kentekenbewijs. Verder is de auto gecontroleerd op de technische gebruikerseisen. De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten daarmee uitvoering hebben gegeven aan de hun op grond van art. 160, eerste en vierde lid, WVW 1994 toekomende controlebevoegdheden en dat door middel van inzage in het rijbewijs en de kentekenpapieren en de technische controle van het voertuig de naleving van de bij of krachtens de WVW 1994 vastgestelde voorschriften als bedoeld in die bepalingen is gecontroleerd. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verbalisanten daarmee, ook al ging er een ANPR-hit aan de controle vooraf, geen misbruik hebben gemaakt van hun controlebevoegdheden.
Rechtmatigheid doorzoeking auto
Uit het proces-verbaal van bevindingen
2leidt de rechtbank vervolgens af dat het de verbalisanten na raadpleging van de systemen blijkt dat verdachte antecedenten heeft op het gebied van witwassen en handel in verdovende middelen. Tijdens de controle van de handrem ziet een verbalisant een afstandsbediening liggen waarvan hem ambtshalve bekend is dat dergelijke afstandsbedieningen gebruikt worden voor het openen en sluiten van verborgen ruimtes in voertuigen. Verder valt het de verbalisanten op dat de achterbank niet naar voren kan klappen. De verbalisanten weten ambtshalve dat bij dit type auto verborgen ruimtes voorkomen achter de achterbank of in de ruimte van de passagiersairbag die te bereiken is via het dashboardkastje. Het lukte de verbalisanten niet om via de passagiersruimte het skiluik te openen. Gelet hierop, gelet de voorinformatie over de tenaamgestelde van de auto, de zenuwachtige indruk die de bestuurder maakte en het aantreffen van een afstandsbediening zijn de verbalisanten de auto gaan doorzoeken op grond van artikel 96b Sv. In de kofferbakruimte zien de verbalisanten dat het klepje van het skiluik was vergrendeld middels een door de fabrikant aangebrachte sluiting. In de kofferbak werd verder niets aangetroffen. Daarop is het dashboardkastje geopend omdat daar bij dit type auto mogelijk ook een verborgen ruimte zou kunnen zitten. Vervolgens ziet de verbalisant twee witte sokken liggen met hierin een grote hoeveelheid contant geld.
De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan hetgeen door de verbalisanten is gerelateerd en is van oordeel dat er voor de politie al vóór het niet kunnen openen van het skiluik voldoende aanwijzingen waren voor een verdenking van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 67 Sv. Ingevolge artikel 96b Sv. waren de verbalisanten derhalve bevoegd de auto te doorzoeken. De rechtbank acht de doorzoeking dan ook rechtmatig en verwerpt het rechtmatigheidsverweer.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder feit 2, sub a, ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om te kunnen spreken van ‘verhullende’ of ‘verbergende’ handelingen in de zin van artikel 420 bis lid 1 onder a van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feit 1, 2 en 3. Ten aanzien van feit 1 heeft hij daartoe het volgende aangevoerd. In het dashboardkastje van de auto waarin verdachte reed, is in twee sokken een geldbedrag van € 24.510,00 aangetroffen. Daarnaast had verdachte € 594,22 in contanten op zak. Gelet op deze hoeveelheid contant geld, de verschillende coupures, de wijze waarop het geld verpakt was, de antecedenten van verdachte en het zwijgen van verdachte over de herkomst van het geld kan het niet anders dan dat het geld van enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte het geld opzettelijk voorhanden had. De officier van justitie is dan ook van mening dat witwassen bewezen kan worden. Ten aanzien van de feiten 2 sub b, 3 en 4 heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Verdachte en zijn broer (medeverdachte) stonden beiden op het adres [adres] in Leeuwarden ingeschreven. Direct nadat verdachte was aangehouden werd medeverdachte daarvan telefonisch op de hoogte gesteld door de vriendin van verdachte. Kort na dit telefoongesprek zag een verbalisant hoe medeverdachte met versnelde pas en met een Albert Hein tas (AH-tas) in zijn hand, de woning aan de [adres] in Leeuwarden verliet. Toen de verbalisant medeverdachte even uit het oog verloor, hoorde hij het dichtslaan van een autodeur. Toen de verbalisant weer zicht kreeg op medeverdachte en hem staande hield, gooide medeverdachte een autosleutel weg. Medeverdachte stond vlakbij een personenauto van het merk Kia. De weggooide sleutel hoorde bij die auto. In deze auto werden onder meer drie AH-tassen en een rugzak met in totaal € 46.900,00 en ruim vijf kilo MDMA aangetroffen. Verder lag er in de auto een bankpas van de medeverdachte en is het DNA van medeverdachte op een AH-tas aangetroffen. In de woning werden cocaïne en metamfetamine, contant geld en andere druggerelateerde zaken aangetroffen. De officier van justitie is van mening dat op grond van deze feiten en omstandigheden bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachte samenwerkten en dat ze beiden weet hadden van de harddrugs en het geld in de auto en de harddrugs en het geld in de woning en dat ze daar samen over konden beschikken.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, mocht het rechtmatigheidsverweer niet gevolgd worden, zich gerefereerd ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1. Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 stelt de verdediging zich dan op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte was de huurder van de woning op het adres [adres] in Leeuwarden, maar hij woonde samen met zijn vriendin in Joure. Zijn broer (medeverdachte) verbleef sinds zijn vrijlating in de woning in Leeuwarden. Verdachte haalde alleen zijn post op die onder aan de trap klaar lag. Hij kwam niet in de woning. Dat zijn vriendin wisselend heeft verklaard over waar verdachte verbleef, komt omdat ze was geschrokken van de situatie. Verdachte wist niets van het geld en drugs in de woning. Verdachte wist ook niets af van de drugs en het geld dat in de auto is gevonden en zelfs als verdachte in de woning zou zijn geweest, dan kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat de tassen met drugs en geld uit de woning kwamen.
Oordeel van de rechtbankVrijspraak feiten 2, 3 en 4.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte en zijn broer (medeverdachte) stonden in 2022 beiden ingeschreven op het adres [adres] in Leeuwarden. Verdachte heeft verklaard dat alleen zijn broer in de woning [adres] verbleef. Hij was weliswaar de huurder, maar hij is uit de woning vertrokken toen medeverdachte daar na zijn vrijlating in maart 2021 is ingetrokken. De rechtbank is van oordeel dat er sterke aanwijzingen zijn dat verdachte en de medeverdachte beiden op de hoogte waren van hetgeen zich in de woning [adres] bevond. De vriendin van de verdachte heeft verklaard dat de verdachte deels bij haar verbleef en dat hij samen met zijn broertje (medeverdachte) een huis had in Leeuwarden. Daarnaast heeft zij echter ook verklaard dat medeverdachte in Leeuwarden woonde en dat verdachte het meeste bij haar was. Uit de locatiegegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 7 december 2022 in de buurt van de woning aan de [adres] in Leeuwarden is geweest. Uit deze sterke aanwijzingen kan de rechtbank echter niet afleiden dat de verdachte daadwerkelijk in of omstreeks de datum waarop de doorzoeking heeft plaatsgevonden de feitelijke (mede)bewoner was en in de woning verbleef, daar overnachtte of anderszins op de hoogte was de aanwezigheid van de aangetroffen hoeveelheid drugs en geld. Dat medeverdachte mogelijk nadat hij op de hoogte was geraakt van de aanhouding van zijn verdachte, actie heeft ondernomen en drugs en/of geld vanuit de woning naar de auto heeft gebracht kan daaraan niet afdoen. Dit past immers ook in het scenario waarin alleen medeverdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de goederen en deze uit de woning waarvan hij wist dat verdachte de huurder was heeft willen verwijderen uit angst voor een doorzoeking. De rechtbank merkt op dat als er van uit wordt gegaan dat het geld en de drugs die in de auto zijn aangetroffen niet afkomstig zijn uit de woning, het dossier geen enkel bewijsmiddel bevat voor de betrokkenheid hierbij van iemand anders dan de broer van verdachte. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte wegens onvoldoende wettig bewijs vrijspreken van de feiten 2,3 en 4.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 24 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ikwist dat er € 24.510,00 in het dashboardkastje van mijn auto lag.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2023 opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN1R022132 d.d. 8 februari 2023, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op woensdag 7 december 2022 waren wij belast met algemene surveillance op en rond autosnelweg A7. De bestuurder toonde mij desgevraagd zijn rijbewijs en het bij het voornoemde kenteken horende kentekenbewijs. Uit het aan mij verstrekte rijbewijs bleek mij dat de houder van het rijbewijs was genaamd: [verdachte] geboren op [geboortedatum] -1995 te Middelharnis, welke de tenaamgestelde was van het voornoemde voertuig. Ik opende het dashboard-kastje.. Ik zag twee witte sokken liggen met hierin een grote hoeveelheid biljetten.
3. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 7 december 2022 opgenomen op pagina 239 e.v. vanvoornoemd dossier, inhoudend:
Plaats : [adres] , binnen de gemeente Heerenveen
Datum en tijd : 7 december 2022 te 21:30 uur
Omstandigheden : Geld werd in het voertuig van de verdachte aangetroffen.
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1985
Adres : [adres]
Postcode plaats : [adres]
Volgnummer 1
Goednummer : PL0100-2022326510-1553909
Object : Geld (Biljetten)
Totale hoeveelheid : 24510 EUR
Bijzonderheden : 2 witte sokken met een groot geldbedrag
4. . Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 7 december 2023 opgenomen op pagina 241 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:
Plaats : [adres]
Datum en tijd : 7 december 2022 te 21:30 uur
Omstandigheden : Geld werd aangetroffen bij de verdachte tijdens de insluitingsfouillering.
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1985
Adres : [adres]
Postcode plaats : [adres]
Volgnummer 1
Goednummer : PL0100-2022326510-1553974
Object : Geld
Totale hoeveelheid : 594,22 EUR
Bewijsoverweging
De Hoge Raad heeft onder meer bij arrest van 13 juli 2010 (NJ 2010, 456) bepaald dat – ook indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf – bewezen kan worden geacht dat een onder een verdachte aangetroffen contant geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. Te denken valt daarbij aan situaties, waarin het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld van enig misdrijf afkomstig is.
In het dashboardkastje van de auto waarin verdachte reed, is in twee sokken een geldbedrag van €
24.510,00 in contanten aangetroffen. Bij de insluitingsfouillering werd onder verdachte
€ 594,22 in beslag genomen. Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor die contante bedragen.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden waaronder de verschillende geldbedragen zijn aangetroffen, het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. De rechtbank kent daarbij betekenis toe aan de grote hoeveelheid contant geld, de wijze waarop het geld was verpakt, de omstandigheden waaronder het geld werd aangetroffen, de antecedenten van verdachte en notitiebriefjes van verdachte en aantekeningen in de telefoon van verdachte die duiden op betrokkenheid bij harddrugs, waarvan bekend is dat de handel daarin tot grote illegale en contante inkomsten kan leiden. Bovendien blijkt uit het financiële onderzoek dat is gedaan door de politie
3, dat er geen enkele legale bron is aangetroffen waardoor deze hoeveelheid geld en het horloge kan worden verklaard.
Van verdachte mag in deze omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Verdachte heeft nagelaten een dergelijke verklaring te geven.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde witwassen dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 7 december 2022, te Akkrum, gemeente Heerenveen, meer voorwerpen, te weten - contante geldbedragen van respectievelijk 24.510,- euro en 594,22,- euro, zijnde een totaalbedrag van 25.104,22,- euro,
voorhanden heeft gehad
terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
1. witwassen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 35 maanden met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft bij zijn strafeis onder meer rekening gehouden met de grote hoeveelheid en de hoge straatwaarde van de aangetroffen harddrugs en het feit dat verdachte slechts drie maanden na zijn veroordeling in het Vidar-onderzoek opnieuw is aangehouden voor soortgelijke feiten. De officier van justitie is van mening een forse gevangenisstraf op zijn plaats is.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft er op gewezen dat het bij bewezen verklaring van feit 1 gaat om het witwassen van circa € 25.000,00. Daarop staat volgens de oriëntatiepunten van de rechtspraak een gevangenisstraf van twee tot vijf maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting de rapportages van de reclassering van 15 februari 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van ruim
€ 25.000,00. Dergelijk handelen vormt een ernstige bedreiging voor het legale handelsverkeer en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen heeft een sterk corrumperende werking en faciliteert veelal ander strafbaar handelen.
De oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor het witwassen van bedragen tussen € 10.000,-- tot € 70.000,- een gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden.
Verdachte is inmiddels meerdere keren veroordeeld voor soortgelijke feiten. De laatste veroordeling was op 17 augustus 2022. In deze zaak (Vidar) heeft het gerechtshof, lopende het hoger beroep, de schorsing van de voorlopige hechtenis bevolen. Tijdens deze schorsing heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De eerdere veroordelingen zijn weliswaar niet onherroepelijk, maar de rechtbank kan de ogen er niet voor sluiten dat verdachte kennelijk geen verantwoordelijkheid wenst te nemen voor zijn handelen en op de oude voet door lijkt te gaan. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Uit het rapport van de reclassering leidt de rechtbank af dat de leefgebieden psychosociaal functioneren, sociaal netwerk en houding risicoverhogend zijn. Verdachte vertoont destructief gedrag en het risico op herhaling wordt als gemiddeld ingeschat. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven hulp en ondersteuning te willen om herhaling te voorkomen, maar het feitelijke gedrag van verdachte geeft het beeld van een procriminele houding.
Ondanks eerdere, deels nog niet onherroepelijke, veroordelingen en ondanks een lopend toezicht is verdachte weer de fout ingegaan. Bij een bewezenverklaring adviseert de reclassering geen toezicht of voorwaarden op te leggen.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden passend en geboden met aftrek van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. De rechtbank komt tot een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist omdat de rechtbank van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde vrij zal spreken. Anders dan door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van strafverminderende omstandigheden.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de geldbedragen € 594,22 en € 24.510,00 verbeurd worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de in beslag genomen geldbedragen, € 594,22 en € 24.510,00, vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien met betrekking tot deze geldbedragen het bewezen verklaarde feit 1 is begaan.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 240bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2, 3 en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen geldbedragen:

1. € 594,22
2 € 24.510,00
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. H.K. de Haan, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2023.
Mrs. De Haan en Dijkstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
P.v. bevindingen d.d. 8 december 2022, pag. 11 e.v., dossier van politie Noord-Nederland met nr. NN1R022132
P.v. bevindingen d.d. 8 december 2022, pag. 11 e.v., dossier van politie Noord-Nederland met nr. NN1R022132
P.v bevindingen pag. 84 e.v. en p.v. bevindingen pag. 89 e.v. dossier van politie Noord-Nederland met nr. NN1R022132