ECLI:NL:RBNNE:2023:1432

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
LEE 22/874
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 3 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland beoordeeld. Eiser had verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het college had op 13 september 2021 een primair besluit genomen, waartegen eiser bezwaar had gemaakt. In het bestreden besluit van 10 januari 2022 bleef het college bij zijn eerdere standpunt. De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het college niet voldoende heeft gezocht naar persoonsgegevens van eiser. Eiser had verzocht om inzage in alle persoonsgegevens die door het college worden verwerkt, maar het college had alleen in digitale applicaties gezocht en niet in papieren archieven. De rechtbank stelt vast dat er mogelijk nog niet-gedigitaliseerde stukken van voormalige gemeenten zijn waarin persoonsgegevens van eiser kunnen zijn verwerkt. Dit gebrek in de zoekslag leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij een nadere zoekslag moet worden verricht naar de aanwezigheid van niet-gedigitaliseerde stukken. Daarnaast moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden. De rechtbank stelt de reiskosten voor eiser en zijn gemachtigde vast op € 11,76 per persoon voor de reis van hun woonplaats naar Groningen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/874

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland(het college)
(gemachtigden: W.K. de Wind en P. Apol).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit op zijn verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
1.1
Het college heeft dit besluit op 13 september 2021 genomen (primair besluit). In het bestreden besluit van 10 januari 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij dit besluit gebleven.
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die eiser naar voren heeft gebracht. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. In het bestreden besluit heeft het college ook de verschuldigdheid en de hoogte van een dwangsom vastgesteld. Daarover oordeelt de rechtbank niet, nu het beroep zich daar niet tegen richt.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser heeft op 17 juni 2021 aan het college verzocht of het persoonsgegevens van hem verwerkt en zo ja, dan heeft eiser verzocht om inzage in alle gegevens die het college van en over hem heeft. Daarnaast heeft eiser gevraagd aan hem, per gegeven, te laten weten wat het doel is van het bezit, het gebruik en de verwerking van het gegeven, wat de grondslagen zijn van de verwerking, aan wie het gegeven is verstrekt en hoe, en van wie en wanneer het college het gegeven heeft verkregen (AVG-verzoek).
4.1
In het primaire besluit, ondertekend door de gemeentesecretaris, is vermeld dat gegevens van eiser bekend zijn in acht applicaties die bij de gemeente Het Hogeland in gebruik zijn. Het college heeft bij dit besluit verder een overzicht gevoegd, bestaande uit acht formulieren, waarin per applicatie het formulier is ingevuld. In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
5. Eiser voert in de eerste plaats aan dat het primaire besluit onrechtmatig is, omdat de ondertekening niet overeenkomstig artikel 6 van het Algemeen Mandaatbesluit Het Hogeland is gebeurd. Deze beroepsgrond kan niet leiden tot het ermee beoogde doel. De rechtbank beoordeelt het besluit op bezwaar, niet het primaire besluit. Een eventueel gebrek in een primair besluit kan worden hersteld in een besluit op bezwaar. Dat is hier gebeurd. Het besluit op bezwaar is ondertekend door de burgemeester en de gemeentesecretaris.
6. Eiser voert ook aan dat het verstrekte overzicht onvoldoende concreet is om de rechtmatigheid van de verwerking van zijn persoonsgegevens in de applicaties te kunnen controleren. Meer in het bijzonder voert eiser aan dat hij geen kopieën heeft ontvangen van de mediation in januari 2019, verzoeken van de griffie om bijstand van het college, brieven van de rechtbank, interne e-mails, e-mails met de commissie bezwaarschriften en e-mails met schoolbestuur [naam] . Deze beroepsgrond slaagt niet. Daartoe is het volgende van belang.
6.1
In artikel 15, eerste lid, van de AVG is het recht van inzage geregeld. Een betrokkene heeft het recht te weten of zijn persoonsgegevens worden verwerkt door de verwerkingsverantwoordelijke. Als dat zo is, heeft de betrokkene recht op inzage van die persoonsgegevens en recht om te weten waarom de persoonsgegevens worden verwerkt, om welke categorieën persoonsgegevens het gaat, wie de persoonsgegevens zal ontvangen en hoe lang de persoonsgegevens worden bewaard. Het inzagerecht heeft tot doel de betrokkene in staat te stellen kennis te nemen van de persoonsgegevens die over hem zijn verzameld en te controleren of die gegevens juist zijn en rechtmatig zijn verwerkt. [1] De betrokkene heeft het recht op een kopie van de verwerkte persoonsgegevens. [2] Dit betekent echter niet dat een bestuursorgaan verplicht is een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Een bestuursorgaan mag dat doen, maar het mag ook voor een andere vorm kiezen waarin de kopie van de persoonsgegevens wordt verstrekt, mits met de gekozen wijze van verstrekking wordt voldaan aan het doel van artikel 15 van de AVG. [3]
6.2
Uit het door het college verstrekte overzicht bestaande uit acht ingevulde formulieren blijkt dat in acht digitale applicaties persoonsgegevens van eiser aanwezig zijn. Het formulier maakt onderscheid in 54 categorieën persoonsgegevens (zoals naam, geboortedatum, burgerservicenummer, kind- en ouderrelaties, paspoortnummer, kadastrale gegevens, financiële gegevens: IBAN, gezondheid, enzovoorts). Het college heeft per applicatie het formulier met betrekking tot eiser ingevuld. Per applicatie is dus van elk van die categorieën persoonsgegevens vermeld óf van eiser gegevens zijn opgenomen. Bij de meeste categorieën die het formulier onderscheidt is dat niet het geval. Voor zover er van een bepaalde categorie wel persoonsgegevens van eiser in de applicatie zijn opgenomen is vermeld welke gegevens van eiser dat zijn (zoals de naam van eiser, een concreet genoemd kadastraal nummer, enzovoorts). Verder is dan vermeld hoe die gegevens zijn verkregen, van wie de gegevens zijn verkregen, wat het doel van het bezit en gebruik van de gegevens is, aan wie die gegevens eventueel zijn verstrekt en wat daarvoor de reden is, de grondslag van de verwerking van de gegevens en de bewaartermijn van de gegevens.
6.3.
In het licht van het zeer algemene AVG-verzoek van eiser, heeft het college naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de in de applicaties aanwezige gegevens met dit overzicht voldaan aan het doel van het inzagerecht. Eiser kan controleren of de concreet van hem in de applicaties opgenomen gegevens juist zijn en of de genoemde verwerking in die applicaties rechtmatig is. In dit verband is nog van belang dat het college in reactie op de beroepsgronden heeft toegelicht dat de gegevens in de door eiser genoemde stukken (zoals e-mails over de mediation in 2019) zijn verwerkt in de applicatie Decos Join en dus in het overzicht staan.
7. Eiser voert verder aan dat het college alleen naar zijn persoonsgegevens heeft gezocht in applicaties en ten onrechte niet in de papieren archieven. Het college had de zoekslag bovendien niet mogen beperken tot de gemeente Het Hogeland, maar moeten uitbreiden naar de voormalige gemeenten Eemsmond, De Marne en Winsum. Deze beroepsgrond slaagt.
7.1
De rechtbank stelt vast dat eiser (algemeen) heeft verzocht om inzage in alle persoonsgegevens die door het college worden verwerkt. Op zitting heeft het college toegelicht dat er geen reden was om eiser te vragen zijn verzoek te specificeren. Dat betekent dat het college in beginsel een overzicht moet verstrekken van alle verwerkte persoonsgegevens van eiser. De rechtbank stelt vast dat op zitting duidelijk is geworden dat de gemeente Het Hogeland sinds 1 januari 2019 volledig is gedigitaliseerd, maar dat er mogelijk nog niet-gedigitaliseerde stukken van de voormalige gemeenten Eemsmond, De Marne en Winsum bestaan waarin persoonsgegevens van eiser kunnen zijn verwerkt. Het college heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen volstaan met het zoeken in alleen de digitale applicaties. Het voorgaande betekent dat de zoekslag van het college te beperkt is geweest.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd voor wat betreft gegevens die niet in de door het college genoemde applicaties zijn verwerkt. Dit betekent dat het besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet, gelet op het vastgestelde (zorgvuldigheids)gebrek, geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen in de plaats van het bestreden besluit.
8.1
Het college zal een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dat betekent dat het college een nadere zoekslag moet verrichten naar de aanwezigheid van niet-gedigitaliseerde stukken waarin persoonsgegevens van eiser worden verwerkt.
9. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden. Eiser heeft de rechtbank verzocht om het college te veroordelen tot vergoeding van de reiskosten van hem en zijn gemachtigde. De rechtbank stelt vast dat de reiskosten niet met bewijsstukken zijn onderbouwd. De rechtbank overweegt dat eiser en zijn gemachtigde als woonplaats [woonplaats] hebben vermeld. De rechtbank stelt de reiskosten daarom per persoon vast op € 11,76 voor de reis [woonplaats] -Groningen (retour) per openbaar vervoer.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 23,52 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.overweging 63 van de AVG
2.artikel 15, derde lid, van de AVG
3.uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:452