ECLI:NL:RBNNE:2023:1300

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
18/034291-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met overschrijding van de redelijke termijn

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging op 29 juli 2018 te Zuidlaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in vereniging met een medeverdachte, geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De feiten zijn voortgekomen uit een vechtpartij die plaatsvond voor café '[naam café]'. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf in overweging genomen. De verdachte heeft erkend dat hij geweld heeft gebruikt, maar heeft betoogd dat hij niet in vereniging handelde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er sprake was van een voortdurende opeenvolging van geweldshandelingen, waarbij zowel de verdachte als de medeverdachte een significante bijdrage hebben geleverd aan het geweld.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 100 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de strafvervolging. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank van oordeel was dat er geen rechtstreekse schade was toegebracht aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen toegepast en de verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/034291-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juli 2018 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo openlijk, te weten, aan de Millystraat 7a, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door:
  • bovengenoemde [slachtoffer 1] (meermalen) in het het gezicht, althans tegen het hoofd te slaanen/of tegen het lichaam te schoppen en/of
  • bovengenoemde [slachtoffer 2] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan en/of
  • bovengenoemde [slachtoffer 3] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of tegen hetlichaam te slaan/stompen en/of aan het lichaam van die [slachtoffer 3] te trekken/duwen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe bepleit dat het bestanddeel ‘in vereniging’ niet kan worden bewezen nu het gaat om twee incidenten die los van elkaar staan. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] wisten van elkaar niet dat ze in gevecht waren en daarom is er geen sprake van een samenwerking of van opzet op die samenwerking. Tevens bevindt zich in het procesdossier geen bewijs dat verdachte geweld heeft gebruikt of een significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd tegen aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

U vraagt mij wat er zich heeft afgespeeld op 29 juli 2018 bij het café [naam café] . Mijn vriendin werd lastig gevallen en toen wij buiten stonden heb ik de persoon die haar lastig viel een klap gegeven met mijn vuist tegen zijn hoofd.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 juli 2018,opgenomen op pagina 45 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002018235809 d.d. 6 september 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 29 juli 2018 was ik met een zestal vrienden naar café [naam café] te Zuidlaren gegaan. Ik zag dat [slachtoffer 2] op een gegeven moment naar buiten liep. Ik zag dat die jongen, van de schouderduw, ook achter [slachtoffer 2] aan naar buiten liep. Ik zag toen dat [slachtoffer 2] door de jongen geslagen werd. Ik zag dat die jongen met zijn tot vuist gebalde hand uithaalde en [slachtoffer 2] vol tegen de zijkant van zijn hoofd raakte. Ik voelde dat iemand mij van achter klappen gaf. Ik voelde een felle pijn tegen mijn hoofd. Ik heb mij omgedraaid. Ik voelde dat ik van meerdere kanten klappen kreeg. Ik kreeg onder anderen een klap tegen mijn voorhoofd, net boven mijn linkeroog. Ik kon niets meer zien want het bloedde hevig. Toen voelde ik dat ik nog klappen of schoppen kreeg. Ik voelde pijn.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 augustus 2018,opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
In de nacht van 29 juli 2018 was ik naar het café [naam café] gegaan. Ik ben naar buiten gelopen om een sigaretje te gaan roken. Vlak hierna zie ik dat [slachtoffer 2] ook het café uitkwam lopen en direct hierna zag ik dat hij een klap in zijn gezicht kreeg. Ik zag dat hij geslagen werd door [verdachte] . Ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond viel en dat [verdachte] boven op hem zat. Toen ik halverwege de straat was, kreeg ik opeens meerdere klappen in mijn gezicht ter hoogte van mijn linkeroog. Toen ik bij [slachtoffer 1] stond werd ik opeens bij hem weggetrokken.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 augustus 2018,opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 29 juli 2018 bevond ik mij in café " [naam café] " te Zuidlaren. Ik liep vervolgens naar buiten. Plotseling voelde ik dat ik een harde klap tegen de linkerkant van mijn gezicht kreeg. Ik voelde daardoor hevige pijn. Ik was even gedesoriënteerd en keek om me heen waar de klap vandaan kwam. Ik zag dat er iemand achter [slachtoffer 1] aan kwam rennen. Ik zag dat deze persoon iets in zijn rechterhand hield. Ik zag dat deze persoon het voorwerp naar achteren hield en vervolgens opzettelijk en met kracht op het hoofd van [slachtoffer 1] kapot sloeg. Het voorwerp was van glas.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 14 augustus2018, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Ik weet nog dat [slachtoffer 1] in de richting van de Markt werd gedrukt door één van die jongens, en vervolgens kwam er schuin van achter [slachtoffer 1] een jongen met een bierglas aangerend. Deze jongen sloeg het bierglas kapot op het achterhoofd van [slachtoffer 1] . De rest van het groepje jongens liep ook naar [slachtoffer 1] toe. [slachtoffer 1] werd nog meerdere keren getrapt door alle 4 de jongens. [slachtoffer 1] bleef staan om de hoek bij de warme bakker. Daar kalmeerde de ruzie. Maar vervolgens laaide het weer op. Een van de jongens begon vervolgens weer tegen [slachtoffer 1] aan te trappen. Daarna kwam [slachtoffer 2] er ineens aangelopen. De jongens draaiden zich ineens om naar [slachtoffer 2] . De man die de eerste klappen uitdeelde zei vervolgens: "Om jou is het allemaal begonnen!" of woorden van gelijke strekking. De man gaf vervolgens [slachtoffer 3] een klap in het gezicht.
De rechtbank stelt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting alsmede de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 29 juli 2018 is er voor het café ‘ [naam café] ’ te Zuidlaren een vechtpartij geweest tussen twee groepen mannen. Verdachte is, nadat er in het café al irritaties waren ontstaan tussen verdachte en aangever [slachtoffer 2] , naar buiten gelopen. Buiten het café is er een confrontatie ontstaan tussen verdachte en aangever [slachtoffer 2] , waarbij verdachte vrijwel uit het niets een vuistslag uitdeelde tegen de zijkant van het hoofd van aangever [slachtoffer 2] . Uit verschillende verklaringen van getuigen volgt dat meerdere personen zich bij de schermutseling hebben gevoegd, waarbij in ieder geval waren betrokken aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en aan de andere kant verdachte. Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) heeft zich op dat moment met de ruzie bemoeid en is aan zijn shirt getrokken door aangever [slachtoffer 1] . In reactie hierop heeft medeverdachte aangever [slachtoffer 1] in zijn gezicht geslagen, terwijl medeverdachte een glas in zijn handen had. Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij twee of drie keer op het hoofd van aangever [slachtoffer 1] heeft geslagen. Ook volgt uit de verklaring van meerdere getuigen dat de situatie na enige tijd is gekalmeerd, maar kort daarop weer is opgelaaid waarbij onder meer verdachte aangever [slachtoffer 3] op zijn hoofd heeft geslagen.
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is indien de betrokkenen een voldoende significante of wezenlijke bijdrage leveren aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Bepalend is of de door de betrokkenen geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake geweest van een voortdurende opeenvolging van geweldshandelingen. Dat er een kort moment van kalmte is geweest, maakt dit niet anders. Deze geweldshandelingen zijn begonnen met de klap in het gezicht van aangever [slachtoffer 2] door verdachte, waarna medeverdachte zich vrijwel direct heeft aangesloten en vervolgens dat geweld heeft voortgezet door aangever [slachtoffer 1] met een glas in zijn gezicht te slaan. Bij de politie heeft medeverdachte verklaard dat hij aangever [slachtoffer 1] 2 of 3 keer heeft geslagen. Uit de getuigenverklaring van [naam] volgt dat [slachtoffer 1] nog meerdere keren werd getrapt door alle vier de jongens. De rechtbank leidt hieruit af dat zowel verdachte als medeverdachte [slachtoffer 1] hebben getrapt. Verdachte heeft daarnaast ook aangever [slachtoffer 3] in zijn gezicht geslagen. Door de (gezamenlijke) aanwezigheid van verdachte en medeverdachte en hun gedragingen hebben zij ieder bijgedragen aan het ontstaan en voortduren van de geweldshandelingen. Zowel verdachte als medeverdachte hebben naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld, zodat het ten laste gelegde ‘openlijk in vereniging geweld plegen’ kan worden bewezen.
Het verweer van de raadsvrouw dat de geweldshandelingen van verdachte en medeverdachte als losse incidenten moeten worden beschouwd wordt gelet op het vorenstaande verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 juli 2018 te Zuidlaren, openlijk, te weten, aan de De Millystraat 7a, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door:
  • bovengenoemde [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht te slaan en tegen het lichaam te schoppenen
  • bovengenoemde [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan en
  • bovengenoemde [slachtoffer 3] in het gezicht te slaan/stompen en aan het lichaam van die[slachtoffer 3] te trekken/duwen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een integrale vrijspraak van het ten laste gelegde.
Subsidiair heeft zij aangevoerd dat verdachte zijn leven op orde heeft, dat het gaat om een strafzaak van bijna vijf jaar geleden en dat verdachte langer dan vijf jaar geleden voor het laatst is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage van 27 mei 2021, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 20 februari 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 29 juli 2018, terwijl er uitgaanspubliek aanwezig was, op straat schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen door meerdere personen te slaan en te schoppen. Dergelijk uitgaansgeweld kan bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij de aanwezige getuigen. De rechtbank rekent het verdachte daarnaast zwaar aan dat hij de persoon is die is begonnen met het uitoefenen van geweld, waardoor de situatie is geëscaleerd.
Redelijke termijn
Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) tot een berechting moet komen. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op 4 september 2018 met het eerste verhoor van verdachte. Vanaf die datum heeft verdachte in redelijkheid de verwachting kunnen hebben dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou gaan instellen. Bij uitspraak van dit vonnis is de redelijke termijn met meer dan twee jaren overschreden. De rechtbank zal dit meewegen in de aan verdachte op te leggen straf.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf voorts rekening gehouden met de rapportage van de reclassering van 27 mei 2021. De reclassering constateert - kort samengevat - dat verdachte zijn leven momenteel op orde heeft. De beschermende factoren zijn het gezin van verdachte en zijn werk. Verdachte heeft eind 2018 zelf contact gezocht met GGZ Lentis voor het voeren van ambulante gesprekken. Het risico op recidive, letselschade en onttrekking worden ingeschat als gemiddeld. De reclassering ziet geen meerwaarde in het aanbieden van interventies, zoals reclasseringstoezicht.
De straf
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren, passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich, door tussenkomst van mr. N. Groeneveld, op 20 maart 2023 als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De rechtbank gaat ervan uit dat de vordering d.d. 20 maart 2023 in de plaats treedt van de eerder, (te weten op 28 februari 2019) door de benadeelde partij ingediende vordering. Gevorderd wordt een bedrag van € 26,- ter vergoeding van materiële schade en € 2.500 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. In totaal wordt gevorderd een bedrag van
€ 1.526,-, hierbij is rekening gehouden met de door het Schadefonds Geweldsmisdrijven reeds vergoede schade van € 1000,-.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen nu de vordering niet wordt betwist. De vordering dient te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen causaal verband bestaat tussen de door [slachtoffer 1] gevorderde schade en het aan verdachte ten laste gelegde feit en dat de vordering om die reden moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is door het bewezen verklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij zoals dit naar voren komt in de vordering. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.

Benadeelde partij

Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat benadeelde partij [slachtoffer 1] zijn eigen proceskosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. R. Depping en mr. H. Hanssen-Telman, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2023.
Mr. M.M. Spooren is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.