ECLI:NL:RBNNE:2023:112

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
18-123133-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht en kinderpornografie met minderjarige

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 3 januari 2023 een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, wegens ontucht met zijn neefje en het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn neefje, die op het moment van de misdragingen nog maar twaalf jaar oud was. De ontucht begon in 2017 en ging door tot 2019, waarbij de verdachte zijn eigen behoeften vooropstelde en geen rekening hield met de kwetsbaarheid van het slachtoffer. Het misbruik stopte pas toen het slachtoffer duidelijk aangaf dat hij het niet meer wilde. Daarnaast heeft de verdachte kinderpornografische foto's en video's van het slachtoffer gemaakt, wat de rechtbank als zeer ernstig heeft beoordeeld.

Tijdens de rechtszaak heeft de verdachte bekend dat hij enkele foto's en video's heeft gemaakt, maar ontkende het bezit van kinderpornografie. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, en dat de verdachte strafbaar was. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en de behandeling die hij ondergaat voor zijn gedragingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, maar besloot ook tot een voorwaardelijk deel van de straf, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een verbod op contact met het slachtoffer.

De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 15.000,00 gevorderd voor immateriële schade. De rechtbank heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen en het bedrag vastgesteld op € 12.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de verdachte de schade kan vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar heeft meegewogen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18-123133-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 3 januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 december 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, in de periode van 23 september 2017 tot en met 28 februari 2019 te Sneek, meermalen met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde neefje [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
  • het kussen en/of (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
  • het aftrekken van die [slachtoffer] en/of
  • het zich af laten trekken door die [slachtoffer] en/of
  • het brengen en/of houden van zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] en/of
  • het zich laten pijpen door die [slachtoffer] ;
2
hij, in een periode van 23 september 2017 tot en met 23 juli 2020 te Sneek, althans in Nederland, meermalen, telkens een of meer afbeeldingen, te weten (ongeveer 41) digitale fotobestanden en/of (ongeveer 7) digitale filmbestanden op een tweetal gegevensdragers heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen een of meer seksuele gedragingen zichtbaar was/waren waarbij telkens een of meer personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, terwijl bij een of meer afbeeldingen de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde neefje [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zichtbaar was, welke voornoemde seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven- bestonden uit:
- het zichzelf met de vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen vaneen persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
Bestandsnamen: ‘[bestandsnaam].jpg’, ‘ [bestandsnaam] .jpg’ en/of ‘ [bestandsnaam] .jpg’; en/of
  • het met de vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of debillen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
  • het oraal penetreren van het lichaam van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk deleeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt Bestandnamen: [bestandsnaam]
.mp4’;
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (de aan verdachte zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde neefje) [slachtoffer] en/of een of meer onbekend gebleven mannelijke personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze [slachtoffer] en/of een of meer onbekend gebleven mannelijke personen gekleed/ontkleed en/of in een (erotisch getinte) houding op een wijze die niet bij zijn leeftijd paste en/of waarbij deze [slachtoffer] en/of een of meer onbekend gebleven mannelijke personen zich vervolgens in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn kleding ontdeed en/of waarna door het camerastandpunt, de onnatuurlijke pose en/of de wijze van kleden van deze [slachtoffer] en/of een of meer onbekend gebleven mannelijke personen en/of de uitsnede van de afbeeldingen/films nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en/of billen in beeld gebracht werden waarbij de afbeeldingen aldus een onmiskenbaar seksuele strekking hadden en/of strekten tot seksuele prikkeling
Bestandnamen: ‘ [bestandsnaam] .jpg’, [bestandsnaam] .mp4’, ‘ [bestandsnaam] .mp4’, ‘ [bestandsnaam] .psd’, ‘ [bestandsnaam] .jpg’ en/of ‘ [bestandsnaam] .jpg’.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat feit 1 bewezen kan worden. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het bezit van kinderpornografie. Verdachte bekent het vervaardigen van drie foto’s en zes video’s waarop aangever te zien is, maar hij ontkent het bezit van kinderpornografie. Hij wist niet dat er kinderpornografie op de gegevensdragers aanwezig was en de bestanden waren voor hem ook niet te benaderen. De afbeeldingen op de gegevensdragers waren óf gewist en alleen te benaderen met daarvoor bestemde software óf het waren door de politie met speciale software gereconstrueerde (carved) bestanden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 december 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juli 2020, opgenomenop pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020164954 d.d. 6 april 2021 , inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaalmet bijlagen, d.d. 20 januari 2021, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde bezit van kinderpornografie overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft onder meer bekend dat hij in de ten laste gelegde periode foto’s en filmpjes heeft gemaakt van aangever, onder meer terwijl ze samen seks hadden. Aangever was toen tussen de twaalf en vijftien jaar. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte daarmee kinderpornografie heeft vervaardigd én dat hij de ten laste gelegde kinderpornografische bestanden, waarop aangever te zien is, in zijn bezit heeft gehad tot het moment dat hij de foto’s en filmpjes heeft verwijderd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het bezit van bestanden met kinderpornografie waarop anderen dan aangever te zien zijn. Het betreft verwijderde bestanden die alleen konden worden benaderd of gereconstrueerd met speciale software. Uit het dossier blijkt niet hoe of wanneer deze bestanden op de informatiedragers terecht zijn gekomen en of verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze bestanden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 23 september 2017 tot en met 28 februari 2019 te Sneek, meermalen met zijn aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde neefje, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
  • het kussen en tongzoenen van die [slachtoffer] en
  • het aftrekken van die [slachtoffer] en
  • het zich af laten trekken door die [slachtoffer] en
  • het brengen en houden van zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] en
  • het zich laten pijpen door die [slachtoffer] ;
2
hij in de periode van 23 september 2017 tot en met 23 juli 2020 te Sneek, afbeeldingen en digitale filmbestanden heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar waren waarbij telkens zijn aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde neefje, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zichtbaar was, welke voornoemde seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven- bestonden uit:
  • het met de vinger/hand en mond/tong betasten en aanraken van het geslachtsdeel en de billen vaneen persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
  • het oraal penetreren van het lichaam van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk deleeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt Bestandnaam: ‘{ [bestandsnaam]
.mp4’;
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (de aan verdachte zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde neefje) [slachtoffer] die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze [slachtoffer] gekleed/ontkleed en in een (erotisch getinte) houding op een wijze die niet bij zijn leeftijd paste en waarbij deze [slachtoffer] zich vervolgens in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn kleding ontdeed en waarna door het camerastandpunt, de onnatuurlijke pose en de wijze van kleden van deze [slachtoffer] en de uitsnede van de
afbeeldingen/films nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en billen in beeld gebracht werden waarbij de afbeeldingen aldus een onmiskenbaar seksuele strekking hadden en strekten tot seksuele prikkeling
Bestandnaam: ‘ [bestandsnaam] .jpg’, [bestandsnaam] .mp4’, ‘ [bestandsnaam] .mp4’.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
een afbeelding – of een gegevensdrager bevattende een afbeelding – van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met oplegging van algemene en bijzondere voorwaarden, namelijk een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer en het vermijden van kinderpornografie. De officier van justitie heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor de oplegging van een taakstraf in combinatie met een
voorwaardelijke gevangenisstraf. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte spijt heeft en dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Hij heeft openheid van zaken gegeven, hij heeft zelf hulp gezocht en hij is nog steeds in behandeling bij een psycholoog. Hij heeft een woning en een baan. Naar de mening van de raadsvrouw is de strafeis te hoog. Volgens de raadsvrouw worden er ook in ernstige ontuchtzaken niet altijd onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering, het rapport van de psycholoog, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige zedendelicten. Verdachte heeft zich gedurende een lange periode meerdere malen schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn neefje. De ontucht waarbij ook sprake was van seksueel binnendringen begon toen het slachtoffer amper twaalf jaar oud was. Verdachte heeft daarbij zijn eigen behoeften voorop heeft gesteld en in het geheel geen oog gehad voor de kwetsbaarheid en afhankelijkheid van het jonge slachtoffer dat aan zijn zorg was toevertrouwd. Ook de momenten dat de ontucht aan het licht dreigde te komen (door vermoedens bij anderen) waren voor verdachte geen aanleiding om zich te bezinnen op zijn gedrag. Het misbruik is pas gestopt toen het slachtoffer nadrukkelijk aangaf het niet meer te willen. Daarnaast heeft verdachte tegen de wil van het slachtoffer kinderpornografische foto’s en filmpjes van hem gemaakt.
Verdachte heeft het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had ernstig geschaad en hij heeft door zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van ontucht jarenlang psychische gevolgen kunnen ondervinden van het misbruik dat zij hebben moeten doorstaan. Uit het dossier, de slachtofferverklaring en de onderbouwing van de door het slachtoffer ingediende vordering tot schadevergoeding is duidelijk naar voren gekomen hoezeer het slachtoffer is getekend door het gedrag van verdachte en hoe hij daar tot op de dag van vandaag nog steeds de psychische gevolgen van ondervindt.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verdachte heeft op de zitting zijn spijt betuigd en heeft indringend tot uitdrukking gebracht dat hij zich inmiddels realiseert dat hij mogelijk grote schade aan aangever heeft toegebracht die hij – alhoewel te laat – erg betreurt. Ook uit het door de verdediging overhandigde rapport van de psycholoog die verdachte behandelt, van december 2022, leidt de rechtbank af dat verdachte zich inmiddels realiseert dat hij verkeerd heeft gehandeld.
Uit het rapport van de reclassering van 5 april 2022 leidt de rechtbank af dat er bij verdachte sprake is van een zekere kwetsbaarheid. Hij oogt veel jonger dan zijn kalenderleeftijd en er zijn aanwijzingen voor ADHD-problematiek. Verdachte kampt met depressieve gevoelens en de familiebanden zijn ernstig verstoord. Verdachte zegt geen seksuele gevoelens te hebben voor kinderen en beschouwt zichzelf niet als pedofiel, maar de reclassering kan niet uitsluiten dat er sprake kan zijn van een onderliggende parafiele stoornis. De reclassering adviseert de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling (met een diagnostisch onderzoek), contactverbod met het slachtoffer en het vermijden van kinderpornografie. Verdachte heeft aangegeven zich aan alle eventueel te stellen voorwaarden te zullen houden.
De rechtbank zal in strafverminderende zin rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak, aangezien iedere verdachte het recht heeft om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Die termijn is in dit geval aangevangen op 23 juli 2020, de dag waarop de gegevensdragers van verdachte op verdenking van het bezit van kinderpornografie in beslag zijn genomen, en gaat derhalve een termijn van twee jaren te boven.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en anders dan door de raadsvrouw is betoogd, niet volstaan kan worden met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Mede gelet op wat in vergelijkbare zaken als straf is bepaald acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. Hierbij heeft de rechtbank in strafverminderende zin rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en, in mindere mate, met het tijdsverloop. De rechtbank zal tevens de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij weliswaar immateriële schade heeft geleden, maar dat de gevorderde schadevergoeding fors moet worden gematigd. Daarbij heeft zij gewezen op een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2022:3403.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek onder andere een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij ‘op andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De rechtbank is van oordeel dat er gelet op de aard en de ernst van de normschending en gezien het feit dat het hier om een minderjarig en kwetsbaar slachtoffer gaat, de nadelige gevolgen van het handelen van verdachte zo voor de hand liggen dat ‘aantasting in zijn persoon op andere wijze’ daarom al kan worden aangenomen. Voorts is gebleken van geestelijk letsel van een dermate ernstige aard dat (ook) om die reden van ‘aantasting op andere wijze’ sprake is. Uit de slachtofferverklaring en de onderbouwing van de vordering leidt de rechtbank af dat bij de benadeelde partij PTSS is vastgesteld. De benadeelde partij maakt dus op goede gronden aanspraak op immateriële schadevergoeding.
Bij de vaststelling van de hoogte heeft de rechtbank gekeken naar soortgelijke zaken. Zij begroot het tot op heden geleden bedrag aan immateriële schade naar billijkheid en redelijkheid op € 12.000,00.
De benadeelde partij zal voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade nietontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
zich binnen 7 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
meewerkt aan diagnostisch onderzoek en zich laat behandelen door de Forensische Polikliniek "De Waag" of de Forensische Polikliniek GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
  • het seksueel getint communiceren met minderjarigen
  • gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen
  • gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur. Veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek.
Bij de controles op naleving van deze gedragsvoorwaarde, die gedurende de proeftijd maximaal zes maal mogen plaatsvinden, kan de reclassering zich bij huisbezoeken (technisch) laten ondersteunen door een ICT-deskundige, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Na digitaal onderzoek ter plaatse – dat enkel gericht mag zijn op en beperkt moet blijven tot de controle van de naleving van deze gedragsvoorwaarde – deelt de deskundige zijn bevindingen uitsluitend mee aan reclassering. Bij aantreffen van verborgen, versleutelde of niet-toegankelijke bestanden kan de reclassering veroordeelde de aanwijzing geven dat hij deze bestanden toegankelijk maakt. De veroordeelde is verplicht aan deze aanwijzing medewerking te verlenen. Kan het digitaal onderzoek onvoldoende ter plaatse plaatsvinden, dan kan de deskundige na goedkeuring van de reclassering een digitale kopie maken van de geautomatiseerde werken en gegevensdragers. De kopie wordt zo spoedig mogelijk elders onderzocht, waarna de deskundige het onderzoeksresultaat uitsluitend rapporteert aan de reclassering. Over de vraag of sprake is van strafbare kinderpornografie, kan de reclassering een zedenrechercheur raadplegen die gecertificeerd is voor het beoordelen van beeldmateriaal op kinderporno. De zedenrechercheur rapporteert uitsluitend aan de reclassering. Binnen twee weken nadat de reclassering is gebleken dat geen schending van de gedragsvoorwaarde heeft plaatsgevonden wordt de digitale kopie vernietigd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijstde vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 12.000,00 (zegge: twaalfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 12.000,00 (zegge: twaalfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 95 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 januari 2023.
Mr. M.E. Joha is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.