[naam] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.301,28 ter vergoeding van materiële schade en € 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij, te weten
€ 5.301,28 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het volgende standpunt gesteld. De immateriële schadevergoeding kan niet worden ingediend door de ouders van [slachtoffer] , ook al zijn zij de bewindvoerders. Voor de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade is nodig dat deskundigen worden geraadpleegd om te beoordelen wat de invloed van het ten laste gelegde is geweest op de toestand van [slachtoffer] . Hij was immers al onder behandeling. Ook moet beoordeeld worden in hoeverre zijn toestand is verergerd doordat de omgeving van [slachtoffer] hem vertelt dat hij slachtoffer is.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor `herinrichting' van de woning van [slachtoffer] niet voldoende onderbouwd zijn. Evenmin is de noodzaak voor de gemaakte kosten gebleken. De CAK-kosten zien op de eigen bijdrage die iedereen in de instelling moet betalen. Deze kosten zijn voor [slachtoffer] en de bijbehorende brieven zijn ook gericht aan hem. De kosten moeten hoe dan ook worden voldaan.
Ten aanzien van de proceskosten heeft de raadsman aangevoerd dat deze moeten worden afgewezen. [slachtoffer] was werkloos en krijgt een uitkering, zodat hij in aanmerking komt voor een toevoeging. Er is geen reden om dergelijke proceskosten te maken. Verder wil de raadsman erop wijzen dat het gaat om een civiele procedure binnen een strafzaak. Nu er sprake is van een vordering beneden € 25.000,-- zou het een kantonzaak betreffen zodat aangesloten dient te worden bij de in civiele zaken geldende forfaitaire vergoeding.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De rechtbank overweegt als volgt:
Kosten herinrichting
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 612,25 voor het (deels) opnieuw inrichten van het appartement. De rechtbank is van oordeel dat de noodzakelijkheid voor het herinrichten niet aannemelijk is gemaakt en onvoldoende is onderbouwd. Uit de onderbouwing blijkt onvoldoende het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de gevorderde schade. De rechtbank zal derhalve de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de kosten herinrichting niet-ontvankelijk verklaren.
Reiskostenvergoeding
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 245,40 voor gemaakte reiskosten gevorderd ten behoeve van bezoeken aan Talant , de politie en de advocaat, bezoek aan de officier van justitie, de terechtzitting en reiskosten in verband met opvang van het slachtoffer door zijn grootouders.
Kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt om een gepleegd strafbaar feit aan het licht te brengen zijn aan te merken als rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 361 lid 2 onder b Sv. Reiskosten voor bezoeken aan het politiebureau zijn daarom aan te merken als rechtstreekse schade en de rechtbank wijst deze reiskosten (5x 44 km= 220 km x 0,30 =) in totaal € 66,00 toe. Voor andere reiskosten kent de proceskostenregeling geen vergoeding, zodat deze niet kunnen worden toegewezen. De reiskosten voor het bijwonen van de zitting zijn als proceskosten alleen toewijsbaar als de benadeelde partij in persoon heeft geprocedeerd, hetgeen in deze zaak niet het geval is geweest. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de reiskosten worden toegewezen tot een bedrag van € 66,00, voor het overige zal de vordering ten aanzien van de reiskosten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Kosten CAK
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.011,10 voor de betaalde eigen bijdrage CAK. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Begrijpt de rechtbank het goed, dan wordt aansluiting gezocht bij de eigen bijdrage CAK, omdat dit bedrag verschuldigd is in verband met het verblijf van [slachtoffer] in zijn appartement, terwijl [slachtoffer] niet in zijn appartement zou hebben kunnen verblijven. De eigen bijdrage CAK betreft een vaste vergoeding die dient te worden betaald voor zorg en verblijf in een instelling. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd waarom ter vergoeding van eventuele verblijfkosten van [slachtoffer] bij zijn ouders aanknoping zou moeten worden gezocht bij de eigen bijdrage, terwijl evenmin de noodzakelijkheid van het verblijf van [slachtoffer] bij zijn ouders afdoende is onderbouwd. Gelet op het voorgaande blijkt van onvoldoende causaal verband tussen het handelen van verdachte en de gevorderde schade, zodat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de kosten CAK niet-ontvankelijk zal verklaren.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade daarom gedeeltelijk toewijzen. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
De bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer maakt dat vergoeding van immateriële schade mogelijk is, onafhankelijk van de vraag of sprake is van lichamelijk letsel of een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Het gaat hierbij immers op een inbreuk van de lichamelijke integriteit dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op een andere wijze dient te worden beschouwd. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft ter onderbouwing van de immateriële schade van € 15.000,00 verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2016:4748). De rechtbank merkt op dat uit het vonnis weliswaar blijkt dat in deze zaak een bedrag van € 15.000,00 wordt gevorderd, maar tevens blijkt dat dit bedrag niet is toegewezen, nu de benadeelde partij in deze zaak in haar vordering wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk is verklaard. Het is de rechtbank dan ook niet duidelijk waarom namens de benadeelde partij juist naar deze uitspraak is verwezen. [slachtoffer] was reeds onder behandeling en het is de rechtbank niet duidelijk in welke mate het delictgedrag van verdachte zijn psychische toestand heeft benadeeld. De vaststelling van de concrete benadeling als gevolg van het delict vergt nader onderzoek. Een dergelijk onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafproces met zich meebrengen. De rechtbank zal de immateriële schade vaststellen op € 2.000,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verdachte. Gelet op het bovenstaande wijst de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van (€ 66,00 + € 2.000,00) € 2.066,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Proceskosten
Verder heeft de benadeelde partij een bedrag van € 3.432,53 gevorderd voor proceskosten.
Ten aanzien van de proceskosten overweegt de rechtbank als volgt.
Voor de toewijzing van de proceskosten zal de rechtbank aanknopen bij het liquidatietarief kantonzaken van 1 februari 2023, zoals dat in civielrechtelijke zaken wordt toegepast, gekoppeld aan het toegewezen bedrag. In dit geval is dat tarief vastgesteld op € 199,00 per punt. Voor de verrichte werkzaamheden worden drie punten toegekend, namelijk 1 punt voor het opstellen en indienen van de vordering en 2 punten voor de behandeling op meerdere zittingsdagen, zodat de rechtbank als proceskosten zal toewijzen een bedrag van € 663,00
De rechtbank zal verdachte derhalve veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op
€ 663,00 en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.