In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een hotel, gelegen aan [adres 1]. Eiseres, de gebruiker van het hotel, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld vastgestelde waarde van € 1.646.000 voor het kalenderjaar 2019. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en pleitte voor een waarde van € 999.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde op basis van de huurwaardekapitalisatiemethode (HWK-methode) heeft bepaald, met een kapitalisatiefactor van 10, wat volgens de rechtbank niet te hoog is voor een hotel buiten de grote steden. Eiseres voerde aan dat de taxateur niet onafhankelijk was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met het leegstandsrisico en de gevolgen van de coronacrisis. De rechtbank oordeelde dat de taxateur niet onafhankelijk hoeft te zijn volgens de Wet WOZ en dat de coronacrisis geen rol speelde bij de waardebepaling op de waardepeildatum van 1 januari 2018.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeerde dat de redelijke termijn met negen maanden was overschreden en kende eiseres een schadevergoeding van € 1.000 toe. De rechtbank heeft de Minister voor Rechtsbescherming veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding en de proceskosten van eiseres, alsook het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.