Aan het bestreden besluit heeft verweerder onder meer een rapportage van 4 februari 2020 van het ecologisch adviesbureau JM Ecologie ten grondslag gelegd. Uit voormeld rapport blijken de volgende bevindingen ten aanzien van de aanwezige dassenburcht:
“De kapactie wordt ingeschat als een overtreding van artikel 3.8 en artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb. Er kan niet gegarandeerd worden dat de functionaliteit van de verblijfplaats gegarandeerd blijft. Door de kap van de bomen aan de oostzijde van het perceel is de dekking van de dassenburcht deels verdwenen, zijn er pijpen kapot gemaakt door vallende bomen en zijn er pijpen ontoegankelijk gemaakt doordat er takken op beland zijn. Er zijn mogelijk dassen uit hun winterrust gehaald. Er bestaat een grote kans dat hiermee de functie van vaste woon- en verblijfplaats, negatief beïnvloed is. De ernst van deze aantasting is niet in te schatten, maar kan groot genoeg zijn om de burcht voor de dassen zo ongeschikt te maken dat deze niet meer als voortplantingslocatie gebruikt zal worden. De verwachting is in de huidige situatie, dat bij gebrek aan beter, de burcht het komend jaar nog zeker gebruikt gaat worden. Als de kap gecontinueerd wordt kan dit leiden tot het direct verlaten van de gehele burcht.”
In een aanvullende rapportage van 13 mei 2020 heeft voormeld ecologisch adviesbureau desgevraagd onder meer het navolgende te kennen gegeven:
“Het verdient aanbeveling om, in de periode november t/m januari, de schade, onder ecologische begeleiding, zoveel mogelijk te herstellen. Dat betreft het opnieuw aanbrengen van zoveel mogelijk dekking (herplanten) en het verwijderen of verplaatsen van de kaprestanten.
Het verdient aanbeveling de houtwal het komende jaar zo min mogelijk te betreden.
Verder verdient het aanbeveling om het gebruik van de burcht te monitoren in de rest van 2020 en de jaren erop. Dit kan met behulp van zogeheten wildcamera’s die, verspreid over het jaar, maar voornamelijk in de voortplantingsperiode, in het plangebied opgesteld dienen te worden. Als het relatieve belang van deze burcht moet worden vastgesteld zal dit onderzoek moeten worden uitgebreid naar de overige actieve burchten in de omgeving (bijvoorbeeld in een straal van 5 kilometer).”
5.4.3.Uit voormelde rapporten moet worden afgeleid dat de fysieke dassenburcht, vanwege de kap- en/of snoeiwerkzaamheden, is beschadigd. Uit de rapporten blijkt genoegzaam dat vegetatie in de onmiddellijke omgeving van de dassenburcht is gekapt of gesnoeid. Naar het oordeel van de rechtbank is vegetatie in een zekere omvang een essentieel onderdeel van de habitat van de das, noodzakelijk om de voortplantings- of rustplaatsen duurzaam te kunnen blijven gebruiken. Met het verwijderen hiervan is de ecologische functie van de dassenburcht aangetast, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een overtreding van artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder b, van Wnb oplevert, zodat verweerder ook in die zin bevoegd was tot handhavend optreden. Het enkele feit dat het er op lijkt dat de dassen de burcht niet hebben verlaten doet daaraan niet af. Deze grond van eiser slaagt niet.
Conclusie
6. Gelet op de voorgaande overwegingen is het beroep van eiser gegrond. Dit brengt met zich dat er geen aanleiding bestaat om een schadevergoeding aan eiser toe te kennen. Het verzoek daartoe wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, bestaat geen aanleiding.