Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde.
Met betrekking tot het onder 6 ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift, dat ziet op opgemaakte facturen ten aanzien van [bedrijf 4] , heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geen andere werkzaamheden heeft verricht anders dan inkoop, verkoop en verhuur van woningen. Hij heeft daarbij niet aangegeven dat hij ook ‘organisatieadvies’ zou geven, zoals staat vermeld op de bewuste facturen. Op het moment dat verdachte werd geconfronteerd met deze facturen, gaf hij aan dat hij acquisitie-werkzaamheden heeft verricht voor het bedrijf van zijn broer. Dat er daadwerkelijk sprake is geweest van acquisitie wordt door verdachte op geen enkele manier onderbouwd en uit nader onderzoek door de politie bij de klanten en werknemers van [bedrijf 4] blijkt niet dat iemand van hen is aangedragen door verdachte en dat niemand van hen verdachte kent. Deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien maken dat van verdachte verwacht mag worden dat hij een aannemelijke verklaring geeft voor deze omstandigheden. De rechtbank mag in zijn bewijsoordeel in aanmerking nemen dat verdachte in de gegeven omstandigheden geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven. De facturen zijn derhalve ingediend voor niet verrichte werkzaamheden en zijn volgens de officier van justitie daarmee vals opgemaakt.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde witwassen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, zodat verdachte in zoverre dient te worden vrijgesproken.
Voor de onder 8 tenlastegelegde valsheid in geschrift heeft de officier van justitie zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken met betrekking tot de stukken die zien op [naam 12] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte de ABN-AMRO bank niet heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag, aangezien verdachte niet als hypotheekbemiddelaar namens [naam 1] heeft opgetreden. Verdachte heeft enkel documenten die door [naam 1] waren aangeleverd, doorgestuurd aan de daadwerkelijke hypotheekbemiddelaar, de heer [naam 2] , die op zijn beurt had moeten controleren of de aangeleverde documenten echt waren. Eventuele tekortkomingen in het hypotheekdossier dienen derhalve voor rekening van de heer [naam 2] te komen, en niet voor rekening van verdachte.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet verantwoordelijk is geweest voor het regelen van de werkgeversverklaringen en salarisspecificaties. Hij was enkel een doorgeefluik voor enkele stukken die hij namens [naam 1] heeft doorgestuurd naar de heer [naam 2] . Ook heeft de raadsman gewezen op het feit dat de heer [naam 1] daadwerkelijk bij [bedrijf 1] heeft gewerkt.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte niet verantwoordelijk is geweest voor het regelen van een hypotheek voor de heer [naam 4] . Ook hier hebben deze werkzaamheden plaatsgevonden door de heer [naam 2] van de [bedrijf 7] . Verdachte is niet bevoegd om als hypotheekadviseur op te treden en heeft slechts enkele documenten doorgestuurd naar de heer [naam 2] .
Ook wat betreft feit 4 heeft de raadsman gesteld dat verdachte enkel documenten heeft doorgestuurd aan [naam 2] en dat het niet aan verdachte was om de stukken die door [naam 4] zijn aangeleverd op echtheid te controleren. De stukken zijn derhalve niet door verdachte opgemaakt of gebruikt, zodat geen sprake is van valsheid in geschrift.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte en mevrouw [naam 6] het plan hebben opgevat om te doen alsof zij het pand aan het [adres] zouden overdragen voor een bedrag van € 90.000,00, hetgeen in lijn was met de destijds bekende WOZ-waarde van de woning. In werkelijkheid is echter een verkoopprijs van € 44.000,00 overeengekomen. Volgens de raadsman levert deze gang van zaken geen valsheid in geschrifte op, omdat partijen dit samen hebben afgesproken.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor het onder 6 ten laste gelegde, aangezien verdachte de opgevoerde werkzaamheden ook daadwerkelijk heeft verricht voor [bedrijf 4] en [bedrijf
8] .
Met betrekking tot het onder 7 ten laste gelegde witwassen heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat het geld dat verdachte heeft ontvangen van [naam 14] uit Turkije een illegale herkomst heeft.
Ten aanzien van de onder 8 ten laste gelegde valsheid in geschrifte heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen aandeel heeft gehad in het opmaken van de betreffende documenten en dat deze documenten door de hypotheekadviseur aan de bank zijn overgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 6
De rechtbank acht de onder 6 ten laste gelegde valsheid in geschrifte niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De beschuldiging is dat verdachte valse facturen heeft opgemaakt voor niet verrichte werkzaamheden voor de bedrijven [bedrijf 4] dan wel [bedrijf 8] . De kern van het verwijt is dat verdachte in het geheel geen werkzaamheden zou hebben verricht voor de door deze bedrijven betaalde facturen. De rechtbank kan echter op basis van de inhoud van het dossier niet vaststellen dat verdachte in het geheel geen werkzaamheden heeft verricht. Verdachte heeft tegenover de politie (weliswaar pas in een later stadium) en ter terechtzitting verklaard dat hij organisatieadvies heeft gegeven en dat hij acquisitiewerkzaamheden heeft verricht voor voornoemde bedrijven waarvan zijn broer eigenaar is. Het feit dat verdachte en zijn broer geen nadere informatie omtrent de werkzaamheden hebben gegeven en de werkzaamheden derhalve niet kunnen worden geverifieerd, maakt niet dat daarmee ook vastgesteld kan worden dat verdachte in het geheel geen werkzaamheden heeft verricht. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat niet bewezen kan worden dat verdachte valse facturen heeft opgemaakt en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift.
De rechtbank stelt ten aanzien van het overige ten laste gelegde, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen
1, het volgende vast.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Hypotheek Jan Oldenburgerstraat E47
Op 3 september 2018 is er een hypotheekakte opgesteld door notaris mr. Hendrik Gustaaf Herman
[naam 16] te Pekela. In deze hypotheekakte is opgenomen dat [naam 1] een bedrag van €
173.500,00 als lening heeft ontvangen van de ABN-AMRO Bank N.V., waarbij door [naam 1] aan de ABN-AMRO Bank N.V. het recht van hypotheek is verleend op de woning aan [adres] .
2Uit de nota van afrekening van voornoemde notaris blijkt dat bemiddelingskosten in rekening zijn gebracht door het bedrijf ‘ [bedrijf 9] ’ voor een bedrag van € 3.500,00.
3[naam 2] heeft verklaard dat hij de hypotheek van [naam 1] heeft aangevraagd en dat hij zijn werkzaamheden verrichtte uit naam van [bedrijf 9] . Vanwege de taalbarrière verliep het contact met [naam 1] nagenoeg uitsluitend via verdachte. Volgens [naam 2] heeft verdachte de taak op zich genomen om de nodige documenten aan te leveren voor de hypotheekaanvraag.
4Op 8 juli 2018 is vanaf het e-mailadres van verdachte een e-mail gestuurd aan [naam 2] waarin wordt aangegeven dat de koopakte, werkgeversverklaring en een taxatierapport binnen 3 dagen binnen zijn. Deze stukken hebben betrekking op het adres [adres] te Nieuwe Pekela.
5Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat hij vanwege de taalbarrière de benodigde stukken voor het aanvragen van de hypotheek voor [naam 1] heeft doorgestuurd aan [naam 2] .
WhatsApp contact tussen verdachte en [naam 15]
Verdachte heeft via WhatsApp contact gehad met [naam 15] over onder andere [naam 1] . Op verzoek van verdachte heeft [naam 15] persoonsgegevens van [naam 1] naar verdachte toegestuurd, waaronder een kopie van een paspoort van [naam 1] en inloggegevens voor internetbankieren. Ook is nadrukkelijk gesproken over het brengen van [naam 1] naar Nederland door [naam 15] , waarbij verdachte heeft aangegeven wanneer hij [naam 1] precies nodig had. Een financiële vergoeding voor [naam 1] is daarbij ook besproken. Op 27 augustus 2018 heeft [naam 15] aan verdachte gevraagd wanneer [naam 1] nodig is, waarop [verdachte] heeft aangegeven dat hij [naam 1] twee weken later nodig had voor de duur van vijf dagen. [naam 1] zou daarvoor een bedrag van € 1.500,00 krijgen. Verder is gesproken over de vergoeding van de tickets en de kosten voor het hotel van [naam 1] die voor rekening van verdachte zouden komen. Op 3 september 2018, de dag dat de hypotheekakte is getekend in het bijzijn van [naam 1] , is er ook contact geweest tussen verdachte en [naam 15] en is door verdachte het adres gestuurd van de notaris waar de hypotheekakte moet worden getekend. Na afloop daarvan is door [naam 15] aangegeven dat verdachte geen geld voor hem heeft meegegeven en dat hij daarom [naam 1] minder heeft betaald dan afgesproken. Op 4 september 2018 heeft [naam
15] aan verdachte een bericht gestuurd dat [naam 1] weer is vertrokken.
6In zijn verhoor door de Hongaarse politie heeft [naam 1] verklaard dat hij [naam 15] kent en dat [naam 15] hem heeft geholpen zodat hij in Nederland kon gaan werken.
7
Bij verdachte aangetroffen documenten en voorwerpen m.b.t. [naam 1]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 18 september 2018 is een dossier op naam van [naam 1] aangetroffen. In dit dossier bevonden zich onder meer werkgeversverklaringen (waaronder ook blanco werkgeversverklaringen), salarisspecificaties, een nota van afrekening van [naam 16] te Nieuw Pekela, een getekende koopovereenkomst, een kleurenkopie van het paspoort van [naam 1] , een lijst met nog aan te leveren documenten, geopende post van de ABN AMRO op naam van [naam 1] met daarin een betaalpas (pasnummer [nummer] ) van het bankrekeningnummer [rekeningnummer] en een brief met de pincode van de betaalpas. Ook de e-dentifier van [naam 1] werd bij verdachte aangetroffen evenals de gebruikersnamen en wachtwoorden voor DigiD, ING, BKR en Hotmail. Daarnaast is er een handgeschreven notitie aangetroffen waarop onder meer staat vermeld: “ [naam 1] € 5000, Begin van de zaak", "Elke keer 35%", "Risico's voor hem alleen bij het begin misgaat kosten", "Komende 3 maanden moet ik voor hem zorgen Electra delen", "Huurovereenkomst andermans naam", "Verblijf € .." (onleesbaar, lijkt op 400), "Registratie adres € 250", "Eten drinken", "Tickets vanuit Hongarije € 150" en "4 maanden".
8
Diezelfde dag, 18 september 2018, is ook de auto op naam van verdachte doorzocht en hierin is onder meer een ING-bankpas aangetroffen op naam van [naam 1] . Op 14 juni 2019 is ook de auto waar verdachte op dat moment in reed doorzocht. Bij deze doorzoeking zijn onder meer bedrijfsstempels gevonden van verschillende ondernemingen.
9
Gegevens bankrekening [naam 1]
Op 11 december 2018 en op 11 juli 2019 is via een geldautomaat in Amersfoort een bedrag van respectievelijk € 1.500,00 en € 3.000,00 contant gestort op de bankrekening van
[naam 1] met nummer [rekeningnummer] . Hierbij is gebruik gemaakt van de bankpas met pasnummer [nummer] . Dezelfde bankpas die is aangetroffen in de administratie van verdachte. Vanaf deze bankrekening hebben ook de betalingen voor de hypotheek plaatsgevonden. Op
1 augustus 2019 is er met deze pinpas geld gepind bij een tankstation in Duitsland en Oostenrijk en op 2 augustus is er twee keer geld gepind in plaatsen in Bulgarije. Op
5 augustus 2019, 15 augustus 2019 en 19 augustus 2019 is vervolgens met de pinpas met pasnummer [nummer] in Aksaray en Ankara (Turkije) gepind. Aksaray betreft de geboorteplaats van verdachte. Op de bankrekening van [naam 1] zijn verder geen inkomsten of uitgaven te zien die te maken zouden hebben met het verrichten van werkzaamheden of kosten voor levensonderhoud.
10
Werkgeversverklaringen en salarisspecificaties
Voor het verkrijgen van een hypotheek is het nodig dat bepaalde stukken worden aangeleverd, waaronder een werkgeversverklaring en salarisspecificaties. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 18 september 2018 zijn meerdere werkgeversverklaringen en salarisspecificaties op naam van [naam 1] aangetroffen.
11Op de werkgeversverklaring die gedateerd is op 2 juli 2018 staat vermeld dat [naam 1] een vaste dienstbetrekking heeft bij [bedrijf 1] . in Almelo en dat zijn bruto jaarsalaris € 36.985,00 betreft. Deze werkgeversverklaring is voorzien van een bedrijfsstempel van [bedrijf 1] en een handtekening van [naam 3] .
12Op het loonstrookje van 18 mei 2018 (met betrekking tot periode 5) staat vermeld dat het loon van [naam 1] € 2.476,78 betrof en het cumulatieve loon € 8.535,00 bedroeg over een totaal van 60 loondagen.
13Op het loonstrookje van 15 juni 2018 (met betrekking tot periode 6) staat vermeld dat het loon van [naam 1] € 2.969,12 betrof en het
cumulatieve loon € 11.380,00 op een totaal van 80 loondagen.
14In de iCOV Rapportage Vermogen en
Inkomsten (hierna: iRVI) van [naam 1] is opgenomen dat verdachte in 2018 een bedrag van € 5.258,00 aan brutoloon heeft ontvangen en dat het nettoloon € 3.988,00 bedroeg.
15Op de bankrekening van [naam 1] is op 20 april 2018 en op 14 mei 2018 een bedrag van € 2.476,78 overgemaakt vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] . Deze betalingen zien op de periodes 3 en 4.
16
De eigenaar van [bedrijf 1] . , de heer [naam 17] , heeft verklaard dat [naam 1] als automonteur bij zijn bedrijf heeft gewerkt. Volgens hem heeft [naam 1] daar twee maanden gewerkt, waarna hij weg is gebleven. In juni of juli 2018 zou het bedrijf daarop afscheid van hem hebben genomen.
17[naam 3] , tevens werkzaam bij [bedrijf 1] . heeft verklaard dat er enkele werknemers zijn geweest die slechts kort in dienst zijn geweest. Deze werknemers, volgens hem een Poolse en een Turkse man, zouden door de boekhouder van het bedrijf, de heer [naam 13] , zijn geregeld.
18Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat de heer [naam 13] ook de boekhouder is van zijn bedrijf.
[naam 1] is naar aanleiding van een rechtshulpverzoek door de Hongaarse autoriteiten gehoord. In zijn verhoor tegenover de Hongaarse politie heeft hij verklaard dat hij nooit voor [bedrijf 1] . heeft gewerkt en dat hij dit bedrijf en de eigenaar niet kent. Tevens heeft hij verklaard noot een huis te hebben gekocht in Nederland en dat hij ook nooit een werkgeversverklaring heeft aangevraagd.
19
Onderzoek WhatsApp-gesprekken
Door de politie is voorts onderzoek gedaan naar WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 2] . Dit betreffen gesprekken in de periode tussen 24 november 2016 en 17 september 2018. In deze gesprekken wordt onder meer door [naam 2] aan verdachte een bericht gestuurd waarin aan verdachte wordt gevraagd een werkgeversverklaring te printen, te tekenen en te stempelen. Ook wordt er gesproken over het aanpassen van de hoogte van het loon door verdachte op advies van [naam 2] om zodoende een hoger bedrag te kunnen lenen. Verder heeft verdachte een bericht gestuurd aan [naam 2] waarin hij vraagt om advies over wat hij in een e-mail aan de bank moet zetten zodat de bank geen argwaan krijgt.
20
Ook de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 13] zijn door de politie onderzocht. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de gesprekken die verdachte en [naam 13] met elkaar voeren, voornamelijk betrekking hebben op het “regelen” van zaken. [naam 13] moet voortduren administratieve handelingen voor verdachte verrichten of andersom. Dit betreft het opmaken van bijvoorbeeld salarisspecificaties of het aanpassen van bedragen op salarisspecificaties of het opmaken van werkgeversverklaringen. Zo heeft verdachte op
1 april 2017 het volgende bericht gestuurd aan [naam 13] : “Ik ben werkgeversverklaring aan het invullen”. Verdachte vraag daarnaast meerdere keren aan [naam 13] om een werkgeversverklaring.
21
Bewijsoverweging rechtbank
Onder 1 is aan verdachte, kort gezegd, ten laste gelegd dat verdachte de ABN-Amro bank N.V. heeft opgelicht door tezamen en in vereniging met anderen valse documenten (te weten: een werkgeversverklaring en loonstrookje) op te stellen of te doen laten opstellen en deze ten behoeve van het verkrijgen van een hypotheek door [naam 1] te (laten) gebruiken bij de aanvraag van een hypotheek. Onder 2 is, kort gezegd, aan verdachte ten laste gelegd dat verdachte valsheid in geschrifte heeft gepleegd door een valse werkgeversverklaring en een vals loonstrookje aan de ABN AMRO Bank heeft doen toekomen. De rechtbank ziet zich daarom allereerst voor de vraag gesteld of sprake is geweest van valsheid in geschrift zoals onder 2 ten laste is gelegd. Vervolgens zal de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde bespreken.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de werkgeversverklaring en de salarisspecificaties valselijk zijn opgemaakt en dat deze documenten zijn gebruikt als ware deze echt en onvervalst. Ook stelt de rechtbank op basis van het voorgaande vast dat verdachte heeft geweten dat voornoemde documenten valselijk waren opgemaakt.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Bij verdachte zijn verschillende persoonlijke eigendommen aangetroffen van [naam 1] . Het gaat om geopende post van de ABN AMRO op naam van [naam 1] met daarin een betaalpas en een brief met de bijbehorende pincode, de e-dentifier van [naam 1] , een kopie van het paspoort van [naam 1] en de inloggegevens voor het internetbankieren,
DigigD, ING, BKR en Hotmail van [naam 1] . Ook zijn er Whatsapp-gesprekken tussen verdachte en [naam 15] en door verdachte gemaakte aantekeningen waaruit blijkt dat [naam 1] een vergoeding kreeg van € 1.500,- om vijf dagen in Nederland te zijn ten tijde van het ondertekenen van de hypotheekakte. Het vliegticket voor [naam 1] en de kosten van het hotel kwamen voor rekening van verdachte. Uit de hiervoor geschetste omstandigheden leidt de rechtbank af dat [naam 1] uitsluitend door verdachte naar Nederland is gehaald om te fungeren als ‘katvanger’ op wiens naam de woning aan de [adres] te Nieuwe Pekela kon worden gezet.
Daarnaast is het volgende van belang.
In de administratie van verdachte zijn vier verschillende werkgeversverklaringen aangetroffen op naam van [naam 1] , waarvan er één volledig is ingevuld en ondertekend. De drie andere werkgeversverklaringen zijn deels ingevuld. De ondertekende werkgeversverklaring is gedateerd op 2 juli 2018 en op deze verklaring is aangegeven dat [naam 1] een vast dienstverband heeft, terwijl blijkens de verklaring van [naam 17] het dienstverband, voor zover dat al aanwezig is geweest, op dat moment al was beëindigd. Dit wordt bevestigd door het feit dat de laatste salarisbetaling in mei 2018 heeft plaatsgevonden. [naam 1] zelf heeft verklaard helemaal geen werkzaamheden te hebben verricht voor [bedrijf 1] en heeft aangegeven in maart 2018 terug te zijn gekeerd naar Hongarije. [naam 17] kan daarnaast niet verklaren waarom verdachte over blanco werkgeversverklaringen van zijn bedrijf kon beschikken.
De rechtbank overweegt voorts dat het loon, de inhoudingen en het nettoloon van [naam 1] niet overeenkomen met de bedragen die op de hiervoor genoemde salarisstroken van periode 5 en 6 staan. Bovendien zijn met betrekking tot periode 6 in de administratie van verdachte twee verschillende salarisstroken aangetroffen waarbij alleen het ontvangen loon verschilt.
De rechtbank constateert voorts dat de boekhouder van [bedrijf 1] . dezelfde is als de boekhouder van het bedrijf van verdachte. In de gesprekken die verdachte met [naam 13] heeft gevoerd wordt nadrukkelijk gesproken over het opmaken van arbeidsovereenkomsten, het aanpassen van loonstroken en het opmaken van werkgeversverklaringen.
Gelet op bovenstaande omstandigheden stelt de rechtbank vast dat van een daadwerkelijk dienstverband tussen [naam 1] en [bedrijf 1] . geen sprake is geweest en dat verdachte daarvan op de hoogte was. Dit fictieve dienstverband diende er enkel toe om de gegevens die nodig zijn voor een hypotheekaanvraag, te weten een werkgeversverklaring en een salarisstrook, te kunnen overleggen.
[naam 2] heeft de hiervoor genoemde documenten door verdachte toegestuurd gekregen en heeft deze vervolgens doorgestuurd aan de ABN-AMRO Bank N.V. voor de aanvraag van een hypotheek. [naam 2] was daartoe als gecertificeerde hypotheekadviseur bevoegd, in tegenstelling tot verdachte. Uit de onderlinge correspondentie tussen verdachte en [naam 2] blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [naam 2] een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde gedragingen. Door deze documenten in de gegeven omstandigheden zonder nadere controle door te sturen aan de bank, is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam 2] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen dan ook bewezen.
De rechtbank concludeert dan ook dat de werkgeversverklaring (gedateerd op 2 juli 2018) en de loonstrookjes (gedateerd op 18 mei 2018 en 15 juni 2018) valselijk zijn opgemaakt en dat verdachte, in vereniging met een ander, hiervan opzettelijk gebruik heeft gemaakt door deze geschriften, die bestemd waren om te dienen tot bewijs van enig feit, aan de ABN Amro Bank N.V. te doen laten toekomen, terwijl verdachte en zijn medeverdachte wisten dat deze documenten bestemd waren voor zodanig gebruik.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrift.
Ten aanzien van feit 1:
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich samen met [naam 2] schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrift, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde oplichting van de ABNAMRO Bank N.V.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
Fraudeconstructie
De rechtbank acht het van belang om in haar oordeel ook de onder 3, 4 en 8 ten laste gelegde zaken te betrekken. De rechtbank constateert dat de gang van zaken bij die verschillende feiten, zoals hierna ook besproken, vrijwel steeds gelijk is en dat de zaken onderling een zodanige gelijkenis vertonen, dat kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een bewust vooropgezette fraudeconstructie. Aangenomen kan worden dat verdachte, met behulp van anderen, fictieve arbeidsrelaties heeft geregeld bij verschillende bedrijven, met het doel om de ‘kopers’ de voor een hypothecaire lening benodigde arbeidsverhouding en inkomen te verschaffen. Van een daadwerkelijke arbeidsverhouding en een (continu) inkomen is echter in alle gevallen geen sprake geweest.
Dat sprake is van een dergelijke fraudeconstructie blijkt naar het oordeel van de rechtbank tevens uit het feit dat verdachte een actieve rol heeft gehad in het regelen van (fictieve) arbeidsrelaties en de daarbij behorende werkgeversverklaringen en loonstroken. Verdachte zelf heeft hierover verklaard dat hij als makelaar enkel documenten van [naam 1] en anderen heeft doorgezonden aan de hypotheekadviseur en dat hij zelf niet heeft kunnen controleren of deze documenten echt waren. De rechtbank acht deze verklaring echter niet geloofwaardig. In de administratie van verdachte zijn meerdere (blanco) werkgeversverklaringen aangetroffen en persoonlijke documenten, bankpassen, gebruikersnamen en wachtwoorden van zijn cliënten. Daarnaast zijn er bedrijfsstempels bij hem aangetroffen en heeft hij via WhatsApp contact gehad met [naam 13] en [naam 2] over de documenten die nodig zijn voor het verkrijgen van een hypotheek en werd besproken welk inkomen daarbij nodig was, zodat documenten daarop konden worden aangepast. In één van deze gesprekken is door verdachte ook expliciet aangegeven dat hij bezig was met het opstellen van een werkgeversverklaring, terwijl hij als daar als makelaar geen enkele rol in behoort te hebben. Hoewel deze uitlating van verdachte niet direct kan worden gelinkt aan één van de ten laste gelegde zaken, blijkt uit deze uitspraak naar het oordeel van de rechtbank wel dat verdachte zich bezighield met het opmaken van dergelijke documenten. Dit vindt bovendien ondersteuning in de bij hem aangetroffen bedrijfsstempels.
De rechtbank constateert gelet op het bovenstaande dat verdachte, samen met [naam 2] en
[naam 13] , een fraudeconstructie heeft opgebouwd met als doel om hypotheken te verkrijgen voor personen die daar eigenlijk niet voor in aanmerking komen door middel van het verstrekken van valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties. Gelet op de inhoud van de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 2] en de gesprekken die verdachte met [naam 13] heeft gevoerd, blijkt dat verdachte een zeer actieve rol heeft gehad in het regelen van de werkgeversverklaringen en loonspecificaties.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, in vereniging met anderen, door een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen bij de ABN AMRO Bank N.V. opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor deze is bewogen tot de afgifte van € 175.000,00 aan [naam 1] in ruil voor het recht van hypotheek op de woning [adres] te Nieuwe Pekela. Wanneer de ABN AMRO Bank op de hoogte was geweest van de daadwerkelijke inkomenssituatie van [naam 1] , kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld dat de bank niet was overgegaan tot het verstrekken van een hypotheeklening aan [naam 1] .
In het bijzonder heeft de rechtbank bij de beoordeling van het gewicht van de betreffende oplichtingsmiddelen als omstandigheden in aanmerking genomen de door verdachte tevoren bedachte en gehanteerde werkwijze en het feit dat verdachte daarbij misbruik heeft gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend gedragspatroon.
Ten aanzien van feit 3 en 4
Hypotheek [adres]
Op 16 augustus 2019 is er een hypotheekakte opgesteld door mr. [naam 18] , notaris te Amersfoort. In deze hypotheekakte is opgenomen dat [naam 4] een bedrag van
€ 170.000,00 als lening ontvangt van de ABN-AMRO Bank N.V., waarbij door [naam 4] aan de ABNAMRO Bank N.V. het recht van hypotheek is verleend op de woning aan [adres] te Rotterdam.
22De notaris heeft informatie verstrekt dat de heer [naam 4] niet bij het tekenen van de hypotheek- en koopovereenkomst aanwezig kon zijn, omdat hij aanwezig moest zijn bij zijn zieke zoon in Boedapest. Enkele dagen voorafgaand aan het tekenen van de akte heeft [naam 4] , in het bijzijn van een beëdigde tolk, een notariële volmacht getekend. Het overige contact verliep volgens de notaris via verdachte. Ook heeft de notaris aangegeven dat op verzoek van verdachte de zaak met spoed is behandeld en dat daarvoor een spoedtarief is gerekend.
23De koopovereenkomst is getekend op 30 mei 2019.
24
De taxatie is verricht door [naam 19] van [bedrijf 10]
25Door een medewerker van dit kantoor is medegedeeld dat door [naam 4] een opdracht tot taxatie is gegeven, maar dat hij daarbij geheel vertegenwoordigd werd door het bedrijf [bedrijf 3] in de persoon van verdachte. Het contact verliep ook uitsluitend via verdachte. De factuur is door [naam 4] uiteindelijk niet betaald.
26
Door de hiervoor reeds aangehaalde [naam 2] is verklaard dat hij als hypotheekadviseur het dossier van [naam 4] heeft behandeld. Hij heeft verklaard dat verdachte de stukken heeft aangeleverd die nodig waren voor het verkrijgen van de hypotheek. In verband met de taalbarrière verliep het contact ook uitsluitend via verdachte.
27Verdachte heeft ter terechtzitting van 5 december 2022 bevestigd dat hij de benodigde documenten heeft verstuurd aan [naam 2] zodat door hem een hypotheek kon worden aangevraagd.
Werkgeversverklaringen en salarisspecificaties
Voor het verkrijgen van een hypotheek is het nodig dat bepaalde stukken worden aangeleverd, waaronder onder meer een werkgeversverklaring en salarisspecificaties. In het hypotheekdossier met betrekking tot de aankoop van de woning aan [adres] van de ABN-AMRO Bank N.V. zijn de volgende stukken opgenomen.
28Een werkgeversverklaring die gedateerd is op 1 juli 2019 waarop staat vermeld dat [naam 4] sinds 22 april 2019 een vaste dienstbetrekking heeft bij [bedrijf 2] in Den Haag als ijzervlechter en dat zijn bruto jaarsalaris € 36.329,00 betreft. Deze werkgeversverklaring is voorzien van een bedrijfsstempel van [bedrijf 2] en voorzien van een handtekening van [naam 5] .
29Daarnaast bevat het hypotheekdossier het loonstrookje met einddatum 14 juli 2019 staat vermeld dat het loon van [naam 4] € 2.794,55 betrof en het cumulatieve loon € 9.054,33 bedroeg over een totaal van 60 loondagen.
30
[naam 5] is gehoord door de politie en zij heeft verklaard dat [bedrijf 11] de loonadministratie doet voor het bedrijf [bedrijf 2] De klant geeft daarbij aan haar door dat er een nieuwe werknemer is en wat die werknemer verdient. [bedrijf 11] maakt vervolgens de contracten op en doet de maandelijkse loonadministratie en loonaangifte. Zij heeft voorts verklaard dat de werkgeversverklaring door haar is opgemaakt en ondertekend. [naam 20] , eigenaar van [bedrijf 11] , heeft verklaard dat de bedrijfsstempel van [bedrijf 2] door de klant zelf is gezet. Zij verklaart de werknemers van [bedrijf 2] zelf niet te hebben ontmoet, aangezien [bedrijf 11] alleen verantwoordelijk is voor de administratie.
31
Blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel is de enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] de heer [naam 21] .
32[naam 21] is gehoord door de politie en daarbij heeft hij verklaard dat hij het bedrijf enkel heeft opgericht en dat het bedrijf verder nooit actief is geweest. Van de naam [naam 4] zegt hij nog nooit gehoord te hebben. Ook verdachte zegt hij niet te kennen.
33
Onderzoek bankrekening [naam 4]
Op de bankrekening op naam van [naam 4] met nummer [rekeningnummer] is op
3 en 18 juli 2019 een bedrag van € 2.338,59 overgemaakt vanaf de rekening van [bedrijf 2] met als omschrijving ‘periode 5 loon’ en ‘salaris periode 6’. Vanaf dezelfde rekening op naam van [naam 4] is op 7 augustus 2019 ook een bedrag betaald van € 3.500,00 aan
[naam 2] . Op 16 augustus 2019 is vanaf een bankrekening op naam van verdachte een bedrag van €
3.500,00 aan [naam 4] overgemaakt, waarna gelijk een openstaand bedrag van
€ 5.700,54 werd afgeboekt ten gunste van [naam 24] met als omschrijving ‘zaaknummer 35423’. Dit zaaknummer en het bedrag komt overeen met het bedrag dat [naam 4] moest betalen aan de notaris blijkens de nota van afrekening.
34
Verhoor [naam 4]
Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek aan Hongarije is [naam 4] gehoord door de Hongaarse politie. [naam 4] heeft daarbij verklaard dat hij drie keer in Nederland is geweest om te werken als schoonmaker op straat. Hij heeft verklaard dat hij verdachte niet kent en dat hij geen bankrekeningen in Nederland heeft gehad. Ook heeft hij verklaard dat hij niets weet van de aankoop van [adres] . Hij verklaarde nooit een woning te hebben gekocht of een hypotheek te hebben afgesloten en ook nooit gewerkt te hebben voor [bedrijf 2] als ijzervlechter.
35
Bewijsoverweging rechtbank
Onder 3 is aan verdachte, kort gezegd, ten laste gelegd dat verdachte de ABN-Amro bank N.V. heeft opgelicht door tezamen en in vereniging met anderen valse documenten (te weten: een werkgeversverklaring en loonstrookje) op te stellen of te doen laten opstellen en deze ten behoeve van het verkrijgen van een hypotheek door [naam 4] te (laten) gebruiken bij de aanvraag van een hypotheek. De rechtbank ziet zich daarom wederom eerst voor de vraag gesteld of sprake is geweest van valsheid in geschrift zoals onder 4 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de werkgeversverklaring en de salarisspecificaties valselijk zijn opgemaakt en dat deze documenten zijn gebruikt als ware deze echt en onvervalst. Ook stelt de rechtbank op basis van het voorgaande vast dat verdachte heeft geweten dat voornoemde documenten valselijk waren opgemaakt. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het voorgaande blijkt dat verdachte alle documenten heeft geregeld die nodig waren voor het aanvragen van een hypotheek voor [naam 4] .
Gelet op de verklaringen van [naam 4] en de eigenaar van het bedrijf [bedrijf 2] , de heer [naam 21] , heeft [naam 4] echter nooit gewerkt voor [bedrijf 2] [naam 4] heeft voorts verklaard dat er nooit een werkgeversverklaring is aangevraagd en dat hij nooit een woning in Nederland heeft gekocht.
Ook in de zaak van [naam 4] heeft [naam 2] opgetreden als hypotheekadviseur. Uit zijn verklaring blijkt dat de benodigde stukken allemaal door verdachte aan hem zijn aangeleverd en dat hij deze documenten vervolgens heeft doorgestuurd naar de ABN-AMRO Bank N.V. Deze gang van zaken is door verdachte ter terechtzitting bevestigd. Net als in de zaak van [naam 1] is de rechtbank van oordeel dat daarmee sprake is van medeplegen, aangezien er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam 2] bij de aanvraag van de hypotheek voor [naam 4] .
De rechtbank concludeert dan ook dat de werkgeversverklaring (gedateerd op 1 juli 2019) en het loonstrookje (gedateerd op 14 juli 2019) valselijk zijn opgemaakt en dat verdachte, in vereniging met een ander, hiervan opzettelijk gebruik heeft gemaakt door deze geschriften, die bestemd waren om te dienen tot bewijs van enig feit, aan de ABN Amro Bank N.V. te doen laten toekomen, terwijl verdachte en zijn medeverdachte wisten dat deze documenten bestemd waren voor zodanig gebruik.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde valsheid in geschrift.
Ten aanzien van feit 3:
Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen en heeft vastgesteld is er naar het oordeel van
de rechtbank sprake geweest van een fraudeconstructie, gericht op het verkrijgen van een hypotheek door middel van het opstellen van valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties. Ook ten aanzien van de hypotheekaanvraag door [naam 4] is daar naar het oordeel van de rechtbank sprake van geweest. De rechtbank verwijst voor de overweging omtrent de aanwezigheid van een fraudeconstructie naar hetgeen hiervoor bij de bespreking van feit 1 is overwogen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, in vereniging met anderen, door een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen bij de ABN AMRO Bank N.V. een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor deze is bewogen tot de afgifte van € 170.000,00 aan [naam 4] in ruil voor het recht van hypotheek op de woning aan het [adres] te Rotterdam. Wanneer de ABN AMRO Bank op de hoogte was geweest van de werkelijke inkomenssituatie van [naam 4] , kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld dat de bank niet was overgegaan tot het verstrekken van deze hypotheeklening.
In het bijzonder heeft de rechtbank bij de beoordeling van het gewicht van de betreffende oplichtingsmiddelen als omstandigheden in aanmerking genomen de door verdachte van tevoren bedachte en gehanteerde werkwijze en het feit dat verdachte daarbij misbruik heeft gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend gedragspatroon.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde zoals hierna opgenomen.
Feit 5 (valsheid in geschrift):
Verdachte heeft blijkens de leveringsakte van de woning aan [adres] te Rotterdam op 10 mei 2019 gekocht van mevrouw [naam 6] . In deze akte is opgenomen dat de koopprijs van het verkochte € 90.000,00 bedroeg. Tevens is in deze akte opgenomen dat de koopprijs is voldaan door een storting van € 75.000,00 op rekening van de notaris en
€ 15.000,00 door aanbetaling van koper aan verkoper zonder tussenkomst van de notaris.
36
[naam 6] is als getuige gehoord door de politie en daarbij heeft zij verklaard dat zij haar woning aan verdachte heeft verkocht voor € 44.000,00. Hierbij is geen makelaar betrokken geweest en ook heeft er geen taxatie van de woning plaatsgevonden. Zij heeft tevens verklaard dat zij nooit € 15.000,00 heeft ontvangen van verdachte zoals staat vermeld in de leveringsakte. Ook heeft zij verklaard dat zij
€ 75.000,00 heeft ontvangen, maar dat zij vervolgens € 31.000,00 heeft teruggestort op de bankrekening van verdachte. Per saldo heeft [naam 6] daarmee een bedrag ontvangen voor de verkoop van haar woning van € 44.000,00 zoals tussen partijen overeen was gekomen.
37
Ter terechtzitting van 5 december 2022 heeft verdachte een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij met [naam 6] had afgesproken dat hij de woning van haar zou kopen voor een bedrag van € 44.000,00. De eerst aangezochte notaris heeft deze verkoop geweigerd, omdat hij het verkoopbedrag te laag vond in verhouding tot de WOZ-waarde. Verdachte heeft niet kunnen aantonen dat de waarde van de woning in lijn was met de werkelijke waarde, omdat er geen taxatierapport is opgemaakt. Vervolgens heeft verdachte ervoor gekozen een andere notaris te benaderen, waarbij een nieuwe koopakte is opgemaakt waarop het verkoopbedrag op € 90.000,00 was gesteld. Dit om te voorkomen dat ook deze notaris de verkoop zou weigeren. De daadwerkelijke verkoopprijs bleef echter €
44.000,00. Omdat verdachte niet meer dan € 75.000,00 beschikbaar had, is er tevens voor gekozen om in de akte op te laten nemen dat € 15.000,00 reeds was betaald zonder tussenkomst van de notaris.
38
Bewijsoverweging rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat een leveringsakte van een woning die wordt opgesteld door een notaris een geschrift betreft dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk het bewijs van eigendom van een woning. In die leveringsakte is onder meer de koopovereenkomst met de overeengekomen prijs opgenomen en de leveringsakte wordt bovendien ingeschreven bij het Kadaster zodat deze voor een ieder te raadplegen is. Eventuele toekomstige kopers kunnen op basis van die gegevens die zijn opgenomen in de leveringsakte zien hoeveel de eigenaar van de woning voor het huis betaald heeft.
Gelet op de verklaring van verdachte en van mevrouw [naam 6] stelt de rechtbank vast dat partijen opzettelijk in strijd met de waarheid in de leveringsakte van 10 mei 2019 door de notaris hebben doen laten opnemen dat de verkoopprijs voor de woning aan [adres] in totaal € 90.000,00 bedroeg, terwijl in werkelijkheid de verkoopprijs € 44.000,00 betrof. In de leveringsakte is voorts opgenomen dat verdachte reeds € 15.000,00 aan [naam 6] had aanbetaald, terwijl dit niet het geval was. Het oogmerk van verdachte en [naam 6] is er dan ook op gericht geweest de notaris te misleiden en daarmee onjuiste gegevens in de leveringsakte te doen laten opnemen. Dat [naam 6] en verdachte hadden afgesproken om op deze wijze de woning te verkopen doet niets af aan het feit dat zij door op deze wijze te handelen zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrift.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde zoals hierna opgenomen.
Feit 7 ((gewoonte)witwassen):
In 2015 heeft verdachte het perceel [adres] te Nieuwe Pekela gekocht. Deze aankoop is gefinancierd door middel van een geldstroom uit Turkije. Op 24 juni 2015 is op de kwaliteitsrekening van notariaat ‘[naam 25]’ te Zwolle een bedrag van
€ 100.975,00 overgemaakt, waarbij de naam [naam 14] is genoemd in de omschrijving. Bij de tegenrekening stond als omschrijving ‘ [naam 23] ’ vermeld.
39Verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij een lening heeft ontvangen van [naam 14] . Dit betreft een vermogende kennis van hem en er is geen overeenkomst opgesteld. Wel zijn er afspraken om rente te betalen.
40Op basis van de informatie in het dossier is een rechtshulpverzoek gedaan aan Turkije met als doel om de identiteit van deze geldschieter te achterhalen. De beschikbare informatie was echter niet specifiek genoeg om de identiteit te achterhalen.
41
Bewijsoverweging rechtbank
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van het hiervoor genoemde geldbedrag van € 100.975,00.
Voor een veroordeling voor witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of de betreffende voorwerpen middellijk of onmiddellijk afkomstig is of zijn uit enig misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid uit welk misdrijf dat desbetreffende voorwerp afkomstig is. De vaststelling dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf volstaat.
Indien, zoals in deze zaak het geval is, op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een geldbedrag en een bepaald, nauwkeurig aangeduid misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden het vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag vervolgens van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Indien een dergelijke verklaring door de verdachte niet wordt gegeven, kan de rechter concluderen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp of geldbedrag een legale herkomst heeft, en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
42
In het onderhavige geval heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het niet anders kan zijn dan dat het ontvangen geldbedrag voor de aankoop van de woning aan [adres] te Nieuwe Pekela een criminele herkomst heeft. Dit standpunt is in hoge mate gebaseerd op het feit dat er indicatoren aanwezig zijn waardoor er sprake is van een vermoeden van witwassen en door verdachte geen concrete verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring is afgelegd. Deze indicatoren bestaan onder andere uit het feit dat sprake is van een aanzienlijk geldbedrag waarvan de herkomst onduidelijk is en waarvan niet is gebleken dat aan deze ‘lening’ de in het handelsverkeer gebruikelijke condities zijn verbonden.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een lening heeft ontvangen van een kennis van hem uit Turkije. Hoewel hij bij de politie heeft verklaard dat er geen overeenkomst is opgesteld en er geen afspraken zijn gemaakt over terugbetaling, is hij daar ter terechtzitting op terug gekomen. Verdachte heeft gesteld dat hij 5% rente moest betalen over het door hem geleende bedrag. Echter heeft verdachte dit op geen enkele wijze onderbouwd en heeft hij alsnog onvoldoende duidelijkheid verschaft over de persoon die het geld heeft verstrekt, waarom dit geld is verstrekt of onder welke (nadere) voorwaarden dit is gebeurd.
De rechtbank constateert derhalve dat de aankoop van het pand aan de [adres] te Nieuwe Pekela is betaald door middel van een aanzienlijk geldbedrag waarvan de herkomst volstrekt duister is gebleven. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het legale handelsverkeer, en ook binnen de Turkse gemeenschap, zodanig ongebruikelijk dat er vanuit het buitenland door een kennis een lening van deze omvang wordt verstrekt zonder dat daaraan een (schriftelijke) overeenkomst ten grondslag ligt en zonder dat daarbij zekerheden worden bedongen, noch rente of aflossingen worden betaald, dat zonder andere onderbouwing door verdachte uitgesloten kan worden dat dit geld een legale herkomst heeft. Deze nadere onderbouwing van verdachte ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank. Gelet op de hele gang van zaken kan het volgens de rechtbank bovendien niet anders zijn dan dat verdachte van de criminele herkomst moet hebben geweten of op zijn minst de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat het pand aan de [adres] door verdachte is verworven met crimineel geld zodat sprake is geweest van witwassen.
Het voorgaande betekent ten aanzien van feit 7 dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van dit enkele feit niet kan worden bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 8 (valsheid in geschrift)
Ten aanzien van [naam 9]
Op 18 september 2018 werden bij verdachte ook verschillende documenten aangetroffen die betrekking hebben op mevrouw [naam 9] . Zo is er een werkgeversverklaring aangetroffen die is gedateerd op 10 april 2018, waarop staat vermeld dat [naam 9] sinds 29 januari 2018 een vaste dienstbetrekking heeft bij [bedrijf 1] . als administratief medewerkster. Het bruto jaarsalaris van [naam 9] betreft volgens de werkgeversverklaring € 15.417,22. Deze werkgeversverklaring is voorzien van een bedrijfsstempel van [bedrijf 1] . en is ondertekend door [naam 3] .
43Daarnaast zijn er salarisspecificatie aangetroffen op naam van [naam 9] die gedateerd zijn op 23 februari 2018
44en 23 maart 2018.
45Op deze salarisspecificaties staat vermeld dat het brutoloon € 1.185,94 betrof en op de salarisspecificatie van 23 maart 2018 staat tevens vermeld dat het aantal cumulatieve loondagen 36 bedraagt.
Uit de analyse van de bankrekening van [bedrijf 1] . blijkt dat op 13 april 2018 eenmaal een bedrag van € 1.244,82 als loon is overgeboekt op de bankrekening van [naam 9] met rekeningnummer [rekeningnummer] met als omschrijving “loon per 3-2018, betaling inclusief kosten”. Op diezelfde dag heeft [bedrijf 1] . van het bedrijf [bedrijf 12] een bedrag van € 1.575,00 ontvangen met als omschrijving “lening terug”.
46[naam 13] is 100% aandeelhouder van [bedrijf 12] en is tevens boekhouder van [bedrijf 1] . en van het bedrijf van verdachte.
De heer [naam 17] , eigenaar van [bedrijf 1] . , is door de politie gehoord als getuige. Hij heeft verklaard dat [naam 9] bij hem heeft gewerkt en dat zij heeft geholpen met klantenwerving. Verder heeft hij aangegeven dat [naam 9] een slechte arbeidskracht was voor hem en dat zij misschien vier of vijf weken daar heeft gewerkt. De arbeidsovereenkomst was volgens hem opgesteld door [naam
13] .
47[naam 3] is eveneens gehoord. Hij staat als ondertekenaar genoemd op de werkgeversverklaring, maar zegt zich niet te kunnen herinneren dat [naam 9] bij het bedrijf heeft gewerkt. Hij kon zich alleen herinneren dat er twee mannen van Poolse en Turkse afkomst een korte tijd bij het bedrijf hebben gewerkt.
48
[naam 9] is ook door de politie gehoord als getuige. Zij heeft verklaard dat verdachte voor haar een baantje kon regelen bij [bedrijf 1] . zodat zij in aanmerking konden komen voor een hypotheek. Zij heeft verklaard dat zij daar enkele dagen heeft gewerkt en dat ze één keer loon heeft ontvangen. Verdachte heeft zij omschreven als haar hypotheekadviseur die verantwoordelijk was voor de aanvraag van de hypotheek. Verdachte zou ook alle stukken naar de bank hebben gestuurd en de werkgeversverklaring hebben geregeld. De werkgeversverklaring is ondertekend na de periode dat [naam 9] werkzaamheden zou hebben verricht voor [bedrijf 1] . Zij verklaarde voorts meerdere malen dat zij daar niet een volledige maand heeft gewerkt, dat zij één keer salaris heeft ontvangen en dat zij geen salarisspecificaties of een werkgeversverklaring heeft gezien.
49In het tweede verhoor van [naam 9] [naam 22] , ditmaal als verdachte, heeft zij verklaard dat het renteaanbod voor een hypotheek bij de ABN AMRO Bank heeft plaatsgevonden op 30 april 2018 en dat dat zij op dat moment niet meer werkzaam was bij [bedrijf 1] .
50
De echtgenoot van [naam 9] , de heer [naam 22] , is als verdachte gehoord door de politie. Ook hij heeft verklaard dat verdachte zijn vrouw aan een baan heeft geholpen en dat zij enkele weken voor een garagebedrijf heeft gewerkt. Verdachte regelde alle documenten zoals de werkgeversverklaringen en de salarisspecificaties die nodig waren voor de aanvraag van de hypotheek. Verdachte communiceerde volgens [naam 22] ook met de bank en hij leverde de documenten aan bij de bank.
51
Bewijsoverweging rechtbank
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat zowel de werkgeversverklaring als de salarisspecificatie op naam van [naam 9] valselijk zijn opgemaakt. De rechtbank concludeert dat op het moment dat de werkgeversverklaring is opgemaakt, [naam 9] niet (meer) werkzaam was bij [bedrijf 1] . en het document reeds daarom al in strijd met de waarheid is opgemaakt. Op basis van de verklaringen van [naam 9] en [naam 17] kan tevens worden vastgesteld dat de gegevens op de loonstrookjes niet overeenkomt met het daadwerkelijk aantal gewerkte uren door verdachte.
Ten aanzien van [naam 10]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is ook een hypotheekdossier op naam van [naam 10] aangetroffen. In dit dossier zat een werkgeversverklaring op naam van [naam 10] waarop staat vermeld dat [naam 10] in dienst is sinds 26 januari 2015 als servicemonteur bij [bedrijf 1] . en dat hij een arbeidsovereenkomst had voor bepaalde tijd tot 26 januari 2016. Bij gelijkblijvend functioneren en ongewijzigde bedrijfsomstandigheden zal de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het bruto jaarsalaris betrof volgens de werkgeversverklaring
€ 29.991,91. [naam 10] was op dat moment woonachtig te [adres] . Deze werkgeversverklaring is ondertekend door [naam 17] , de eigenaar van [bedrijf 1] . en voorzien van een bedrijfsstempel.
52Ook is er een salarisspecificatie aantroffen in de administratie van verdachte op naam van [naam 10] . Dit betreft een salarisstrook die ziet op de periode mei 2015.
[naam 17] is door de politie gehoord als getuige. Hij heeft verklaard dat [naam 10] inderdaad gewerkt heeft voor [bedrijf 1] . Volgens [naam 3] heeft hij enkele maanden gewerkt, maar hebben ze afscheid van hem moeten nemen omdat het financieel niet uit kon. Loonbetalingen zouden volgens hem ook deels contant hebben plaatsgevonden. Over de werkgeversverklaring heeft [naam 17] bevestigd dat hij deze heeft afgegeven op verzoek van [naam 10] . De werkgeversverklaring was door de boekhouder [naam 13] opgesteld en door hem ondertekend.
53
Door de politie is onderzoek gedaan naar voornoemde stukken. Uit dit onderzoek komt naar voren dat er enkele kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de werkgeversverklaring en de
salarisspecificatie. De werkgeversverklaring is op 29 april 2015 ondertekend door de directeur van [bedrijf 1] . Uit opgevraagde gegevens van de belastingdienst blijkt dat [naam 10] nooit op de loonlijst van [bedrijf 1] heeft gestaan en heeft hij ook nooit op het adres gewoond dat vermeld staat op de werkgeversverklaring en salarisstrook.
54Blijkens de iCOV-gegevens woont verdachte sinds 2011 in Tiel. Ook zijn bij verdachte gebruikersnamen en wachtwoorden aangetroffen van het e-mailaccount van [naam 10] en zijn Digi-D.
55
[naam 10] is zelf door de politie gehoord op 21 september 2020. Hij heeft in dit verhoor verklaard dat verdachte de benodigde documenten voor het verkrijgen van een hypotheek voor de aankoop van een woning aan [adres] in Oude Pekela bij de bank heeft aangeleverd. Hij heeft tevens verklaard dat hij zijn gebruikersnaam en wachtwoord voor zijn Digi-D aan verdachte heeft verstrekt. [naam 10] heeft verder verklaard nooit voor [bedrijf 1] te hebben gewerkt.
56
Bewijsoverweging rechtbank:
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vastgesteld kan worden dat de hiervoor genoemde salarisspecificatie en de werkgeversverklaring op naam van [naam 10] valselijk zijn opgemaakt ten behoeve van de aanvraag voor een hypotheek. De rechtbank overweegt hiertoe dat onder andere de adresgegevens en de loongegevens die vermeld staan op zowel de salarisspecificaties als de werkgeversverklaring niet overeenkomen met de werkelijke situatie. [naam 10] zelf heeft ook verklaard nooit werkzaamheden te hebben verricht voor [bedrijf 1] en heeft aangegeven dat verdachte verantwoordelijk was voor alle documenten die nodig waren voor het aanvragen van een hypotheek.
Ten aanzien van [naam 11]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is ook een hypotheekdossier aangetroffen op naam van [naam 11] . In de in beslag genomen zijn onder meer een werkgeversverklaring en salarisspecificaties op naam van [naam 11] aangetroffen.
57Op de werkgeversverklaring die gedateerd is op 5 september 2018 staat vermeld dat verdachte in dienst is sinds 18 juni 2018 bij het bedrijf [bedrijf 5] . en dat hij beschikt over een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst. Het bruto jaarsalaris bedraagt volgens de werkgeversverklaring € 52.313,30 en de werkgeversverklaring is voorzien van een bedrijfsstempel van [bedrijf 5] . en is op 5 september 2018 door [naam 13] ondertekend.
58Naast deze werkgeversverklaringen is er ook een niet getekende werkgeversverklaring op naam van [naam 11] aangetroffen waarop met de pen wijzigingen zijn aangebracht en het inkomen naar boven is bijgesteld.
Op 14 juni 2019 is de auto waar verdachte op dat moment gebruik van maakte doorzocht en daarbij zijn onder andere twee bedrijfsstempels aangetroffen. Eén van deze stempels betrof een bedrijfstempel van [bedrijf 5] .
Naast de werkgeversverklaringen zijn er in de administratie van verdachte salarisspecificaties op naam van [naam 11] aangetroffen gedateerd op 13 juli 2018
59en 10 augustus 2018
60. Op deze salarisspecificaties is vermeld dat het brutoloon van [naam 11]
€ 4.027,10 bedroeg en op de salarisspecificatie van 10 augustus 2018 (periode 8) staat vermeld dat [naam 10] in totaal 40 loondagen heeft genoten en dat het cumulatieve bruto loon € 8.048,20 betrof.
[naam 11] heeft éénmaal een bedrag ontvangen dat afkomstig was van de bankrekening op naam van [bedrijf 5] . Dit betreft een overboeking van € 3.036,97 die in september 2018 zou hebben plaatsgevonden.
61
Door de politie is voorts onderzoek gedaan naar de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 11] . Uit deze gesprekken komt naar voren dat [naam 11] graag een huis wil kopen en dat verdachte aangeeft alles te regelen voor hem. Op 24 juli 2018 geeft [naam 11] aan dat hij het ‘gefixd’ heeft en vraagt hij van welke maand verdachte zijn eerste salarisstrook moet hebben. Op basis van deze WhatsApp-gesprekken lijkt het er op dat [naam 11] zelf bewust heeft meegedaan om een arbeidsrelatie in scène te zetten om op deze wijze de financiering van het koophuis te verkrijgen. Eigenlijk beschikt [naam 11] niet over voldoende inkomen van zijn eigen bedrijf om te voldoen aan de voorwaarden voor financiering van een hypotheek van