Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Het hof stelt vast dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat het geldbedrag dat de verdachte op 10 september 2010 te Schiphol bij zich had van enig misdrijf afkomstig is.
Het hof is vervolgens van oordeel dat uit de navolgende feiten en omstandigheden voortvloeit dat er (zonder meer) sprake is van een redelijk vermoeden van schuld aan het delict witwassen jegens de verdachte.
Op 10 september 2010 wilde de verdachte aankomsthal 1 op Schiphol via de zogenoemde groene doorgang verlaten. De verdachte had op dat moment een geldbedrag van 35.000 Zwitserse Franken (ongeveer 26.900 euro) bij zich. Van dit geldbedrag heeft de verdachte niet op eigen initiatief aangifte gedaan bij de douane ondanks het bestaan van de verplichting daartoe. De verdachte verklaarde desgevraagd door de douane dat hij niets had aan te geven en dat hij 5.000 Zwitserse Franken bij zich had, zijnde een aanzienlijk lager geldbedrag dan dat de verdachte na verder onderzoek feitelijk bij zich bleek te hebben. Het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag bestond onder meer uit 92 biljetten van 50 Zwitserse Franken en 274 biljetten van 100 Zwitserse Franken.
Het fysiek vervoeren van grote geldbedragen in contanten brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich mee. Uit het desgevraagd tegenover de douane noemen van een aanzienlijk lager geldbedrag, leidt het hof af dat het kennelijk de bedoeling was van de verdachte om de meldgrens te ontduiken. Daarbij komt dat er sprake was van een grote hoeveelheid contant geld. Aldus is een drietal typologieën van witwassen op de onderhavige zaak van toepassing op basis waarvan, een vermoeden van witwassen jegens de verdachte is gerechtvaardigd.
Het hof is van oordeel dat, gelet op dit vermoeden van witwassen en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijk is.
De verdachte heeft verklaard dat hij naar Nederland was gekomen om meerdere auto's te kopen die hij in Nigeria wilde verkopen. Hij heeft een eigen bedrijf genaamd [A] , dat in Lagos, Nigeria, is gevestigd en dat geen vestigingsadres heeft. De verdachte had in Nigeria Nigeriaanse Naira's omgewisseld naar Zwitserse Franken en is toen naar Zwitserland gegaan om auto's te kopen. Een goede vriend van hem die hij sinds 2007 kent uit Spanje, had hem gezegd dat hij in Nederland wel geschikte auto's kon vinden. Hij wist desgevraagd geen achternaam van deze vriend te noemen. De verdachte heeft voorts verklaard dat zijn zus [betrokkene 2] namens hem voor [A] handelt.
Deze verklaring van de verdachte is weinig concreet en niet verifieerbaar, nu de verdachte geen enkele verdere informatie heeft kunnen verschaffen op basis waarvan het Openbaar Ministerie nader onderzoek zou kunnen (doen) instellen.
De verdachte kon geen visitekaartje van zijn bedrijf tonen en heeft evenmin documenten overgelegd die betrekking hebben op het inkopen of verkopen van auto's. Evenmin heeft de verdachte documenten overgelegd waaruit blijkt dat hij eigenaar is van genoemd bedrijf in Lagos, Nigeria.
De namens de verdachte in september 2010 aan de Belastingdienst/FIOD overhandigde fotokopieën kunnen evenmin dienen ter onderbouwing van de gestelde autohandel. Doordat het fotokopieën betreft, kan de authenticiteit van de documenten niet worden vastgesteld. Daarbij komt dat de twee 'bills of loading' als consignee niet het door de verdachte genoemde bedrijf [A] vermelden, maar een naam van een persoon, die de zus van de verdachte zou zijn: [betrokkene 2] . De verdachte heeft eerst in zijn derde verhoor op 23 september 2010 de naam van zijn zuster genoemd: [betrokkene 2] . Deze naam komt gedeeltelijk overeen met de naam zoals vermeld op voornoemde 'bills of loading'. Uit de naam zelf blijkt niet van een familiebetrekking tussen deze persoon en de verdachte, terwijl ook anderszins een (familie)band tussen de verdachte en de op de 'bills of loading' vermelde persoon niet is aangetoond.
In de namens de verdachte eveneens in september 2010 aan de Belastingdienst/FIOD overhandigde fotokopieën van 'exchange receipts' van een bedrijf dat zich noemt ' [B] Ltd.', valt, naast de in het oog springende spelfout, op dat de wisselkoers van de Zwitserse Frank en de Euro in de periode die door de bonnen wordt bestreken, namelijk 4 augustus 2010 tot en met 7 september 2010, tegenover de Nigeriaanse Naira niet zou zijn veranderd. Om de genoemde redenen moet aan de authenticiteit van de (slechts in fotokopie beschikbare) bonnen ernstig worden getwijfeld.
Ook in de periode nadat dit hof ter terechtzitting van 25 april 2012 het verzoek van de verdediging tot het horen als getuige van [betrokkene 2] heeft toegewezen, aan welk verzoek blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 9 juli 2014 van de Raadsheer-Commissaris op grond van de veiligheidssituatie in Nigeria niet kon worden voldaan, heeft de verdachte geen nadere stukken aangeleverd ter onderbouwing van zijn standpunten.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geldbedrag. Al het voorgaande in overweging nemende is het hof dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag - middellijk of onmiddellijk - van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist."