[eiser] vordert na wijziging van eis, naar de rechtbank begrijpt, - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, en met hoofdelijke veroordeling van IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] :
primair:
I. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt tot afgifte van de broncode aan [eiser] , zonder achterhouding van enige kopieën;
II. bepaalt dat IKN een dwangsom verbeurt van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte hiervan dat IKN in gebreke blijft aan de onder I bedoelde veroordeling te voldoen;
III. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 84.525,00, iedere maand verhoogd met € 7.350,00 tot aan de dag van algehele vergoeding;
IV. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over de onder III genoemde bedragen, en wel vanaf 3 februari 2020, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, en tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiair:
V. voor recht verklaart dat IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] door het verwijderen van de broncode onrechtmatig gehandeld hebben jegens [eiser] , en dat zij gehouden zijn tot vergoeding van de schade die [eiser] daardoor geleden heeft en nog zal lijden;
VI. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt om aan [eiser] € 85.500,00 te betalen;
VII. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt om aan [eiser] € 84.525,00 te betalen, iedere maand verhoogd met € 7.350,00 tot aan de dag van algehele vergoeding;
VIII. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over de onder VI en VII genoemde bedragen, en wel vanaf 3 februari 2020, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, en tot aan de dag van algehele voldoening;
IX. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.990,00;
meer subsidiair:
X. voor recht verklaart dat IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] door het verwijderen van de broncode onrechtmatig gehandeld hebben jegens [eiser] , en dat zij gehouden zijn tot vergoeding van de schade die [eiser] daardoor geleden heeft en nog zal lijden;
XI. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een bedrag corresponderend met 51,91% van diens bruto jaarsalaris;
XII. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt om aan [eiser] € 84.525,00 te betalen, iedere maand verhoogd met € 7.350,00 tot aan de dag van algehele vergoeding;
XIII. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over de onder XI en XIII genoemde bedragen, en wel vanaf 3 februari 2020, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, en tot aan de dag van algehele voldoening;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:
XIV. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van de proceskosten van € 8.000,00 (op grond van indicatietarieven in IE-zaken);
XV. IKN, [gedaagde 3] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van de nakosten.