ECLI:NL:RBNNE:2022:513

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
18/123197-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding rechtsbijstand na vrijspraak in strafzaak

Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een zaak waarin verzoeker, vrijgesproken in een strafzaak, verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Het verzoek, ingediend op 25 november 2021, betrof een totaalbedrag van € 6.050,- voor gemaakte kosten in verband met de strafzaak, alsook een standaardvergoeding van € 280,- voor het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft het verzoek behandeld tijdens een openbare zitting op 11 februari 2022, waar verzoeker, zijn advocaat mr. J. Klopstra, en de officier van justitie mr. J.P. Senior aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat, gezien het onherroepelijk vonnis van de politierechter van 27 september 2021, verzoeker vrijgesproken was en dat de strafzaak was geëindigd zonder straf of maatregel. De rechtbank stelde vast dat op basis van artikel 534 van het Wetboek van Strafvordering, schadevergoeding kan worden toegekend indien billijkheid dat vereist. De officier van justitie gaf aan dat de daadwerkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen, en de rechtbank concludeerde dat het afgesproken bedrag van € 5.000,- redelijk was in verhouding tot de verrichte werkzaamheden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om het volledige bedrag van € 6.050,- aan verzoeker te vergoeden, vermeerderd met een vergoeding van € 680,- voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De totale vergoeding van € 6.730,- is ten laste van de Staat toegekend aan verzoeker, met instructies voor betaling aan zijn advocaat. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door rechter mr. G. Eelsing, bijgestaan door griffier mr. L. Lamers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
rekestnummer 21/016255 parketnummer 18/123197-21
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer d.d. 24 februari 2022 op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1945 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. J. Klopstra: [adres] , hierna: verzoeker.

Procesverloop

Het op 25 november 2021 ter griffie ingekomen verzoek strekt tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die door verzoeker zijn gemaakt ten gevolge van de tegen hem gevoerde strafzaak tot een bedrag van in totaal € 6.050,-.
Het verzoek strekt tevens tot het toekennen van de standaardvergoeding ten bedrage van
€ 280,- ten laste van de Staat voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift, eventueel te vermeerderen in geval van een zitting.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het standpunt van de officier van justitie 3 november 2021 (inhoudende dat het verzoek dient te worden afgewezen) en de reactie van de advocaat d.d. 25 november 2021.
Het verzoekschrift is behandeld ter openbare zitting van de raadkamer van 11 februari 2022. Daarbij zijn verzoeker, zijn advocaat mr. J. Klopstra en de officier van justitie mr. J.P Senior gehoord. De advocaat heeft ter zitting gepersisteerd bij zijn schriftelijke standpunten en de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de nadere toelichting van de advocaat d.d. 25 november 2021, een bedrag van € 5.247,17 toewijsbaar is.

Motivering

De rechtbank overweegt als volgt.
Bij onherroepelijk vonnis van de politierechter van 27 september 2021 is verzoeker vrijgesproken in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer De strafzaak is daarmee geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534 Sv heeft de toekenning van schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Het gaat daarbij om de vraag of het redelijk is dat de nadelige gevolgen van de indertijd bestaande verdenking voor rekening van verzoeker dienen te worden gelaten dan wel dat deze geheel of gedeeltelijk door de Staat moeten worden gedragen.
Bij het oordeel of een verzochte schadevergoeding in verband met kosten van rechtsbijstand billijk is, dient in beginsel de declaratie van een advocaat tot uitgangspunt, tenzij deze apert onredelijk voorkomt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de daadwerkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komt.
In onderhavige zaak doet de vraag zich voor of het tussen verzoeker en zijn advocaat afgesproken bedrag van € 5.000,- (exclusief btw) voor vergoeding in aanmerking komt, terwijl uit de nagezonden urenspecificatie volgt dat de daadwerkelijk door de advocaat gemaakte kosten € 4.336,50 (exclusief btw) bedragen. In het afgesproken vaste bedrag was inbegrepen de behandeling van het eventuele hoger beroep.
De rechtbank overweegt dat ook in het geval van een vaste prijsafspraak is gemaakt (fixed fee) de beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding ex artikel 530 Sv zal moeten plaatsvinden naar billijkheid (vergelijk ECLI:NL:GHAMS:2021:2438).
Verzoeker heeft inzicht gegeven in de tijdsbesteding van de raadsman. De rechtbank is van oordeel dat het afgesproken bedrag van € 5.000,- in redelijke verhouding staat tot de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden, welke werkzaamheden gelet op de onderliggende strafzaak de rechtbank ook niet onredelijk voorkomen. De rechtbank acht derhalve gronden van billijkheid aanwezig om het afgesproken bedrag van € 5.000,- vermeerderd met de BTW, in totaal € 6.050,- in zijn geheel aan verzoeker te vergoeden.
De rechtbank zal voorts, conform de LOVS-richtlijnen, als kosten voor het indienen van het verzoekschrift en de mondelinge behandeling daarvan ter zitting, een vergoeding inclusief BTW toekennen van € 680,-.

Beslissing

De rechtbank kent aan verzoeker, ten laste van de Staat, een vergoeding toe van
€ 6.730,-(zegge: zesduizendzevenhonderddertig euro), over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Klopstra c.s. Advocaten Stadskanaal B.V. onder vermelding van 13126 [verzoeker] /OM.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Eelsing, rechter, bijgestaan door mr. L. Lamers griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2022.