In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van een waardedalingsvergoeding door het Instituut Mijnbouwschade Groningen beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor een waardedalingsvergoeding naar aanleiding van mijnbouwschade, waarbij het Instituut een vergoeding van € 8.700,94 had toegekend op basis van de verkoopwaarde van de woning van eiser. Eiser was het niet eens met deze berekening en stelde dat de WOZ-waarde van de woning als uitgangspunt had moeten dienen, in plaats van de verkoopwaarde, die volgens hem niet representatief was voor de werkelijke waarde van de woning ten tijde van de verkoop.
De rechtbank oordeelt dat het Instituut onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het niet is afgeweken van zijn beleid, dat in beginsel de verkoopwaarde hanteert. De rechtbank wijst erop dat de verkoop van de woning aan de huurders, die in verhuurde staat was, mogelijk de verkoopprijs heeft beïnvloed. Eiser had geprobeerd de woning buiten de huurders om te verkopen, maar dit was niet gelukt. De rechtbank concludeert dat het Instituut niet zonder nadere motivering de verkoopwaarde als basis voor de waardedalingsvergoeding kon hanteren, vooral omdat deze substantieel lager was dan de WOZ-waarde.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit van het Instituut en draagt het Instituut op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens moet het Instituut het griffierecht aan eiser vergoeden.