In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van Arriva Personenvervoer Nederland B.V. tegen het besluit van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat met betrekking tot een specifieke uitkering aan Gedeputeerde Staten van Limburg. De specifieke uitkering, die is bedoeld voor de subsidiëring van kosten voor de overgang naar het Europese treinbeveiligingssysteem ERTMS, werd gedeeltelijk toegekend door de Staatssecretaris. Arriva, die regionale treinverbindingen in Limburg exploiteert, stelde dat zij belanghebbende was bij dit besluit, maar de rechtbank oordeelde dat Arriva geen rechtstreeks belang had, maar slechts een afgeleid belang. Dit betekent dat de rechtbank niet toekwam aan de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van Arriva.
De rechtbank licht toe dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende degene is wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In dit geval was het besluit tot toekenning van de specifieke uitkering gericht aan Gedeputeerde Staten en niet aan Arriva. De rechtbank concludeert dat de belangen van Arriva en Gedeputeerde Staten parallel lopen, maar niet rechtstreeks zijn betrokken bij het besluit. Arriva heeft wel de mogelijkheid om rechtsbescherming te zoeken tegen de besluiten van Gedeputeerde Staten als subsidieverstrekker.
De rechtbank verklaart het beroep van Arriva gegrond, vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op het bezwaar van Arriva, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van Arriva, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 december 2022.