Op 25 november 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich in een civiele procedure bevond. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. M. Jansen, de rechter die de behandeling van de zaak leidde. Verzoekster voerde aan dat de rechter haar het woord had ontnomen door het geluid van de teams-verbinding uit te zetten en dat er geen besluit was genomen over de relatieve bevoegdheid. Daarnaast stelde zij dat de rechter zich enkel had gericht op het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
De rechtbank oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De rechtbank concludeerde dat verzoekster geen concrete feiten had aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Het wrakingsverzoek werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank benadrukte dat eerdere wrakingsverzoeken van verzoekster tegen verschillende rechters ook niet gehonoreerd waren, wat bijdroeg aan de beslissing om toekomstige wrakingsverzoeken van verzoekster in deze zaak niet in behandeling te nemen.
De rechtbank stelde vast dat verzoekster het middel tot wraking lichtvaardig inzet en dat er geen gronden waren voor de vrees van partijdigheid. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld. De procedure in de onderliggende zaak met nummer C/17/186162 / JE RK 22-793 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.