ECLI:NL:RBNNE:2022:4858

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
18-112503-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige en sexting door verdachte

Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een 15-jarig slachtoffer. De verdachte heeft in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 14 december 2018, in Nederland, meerdere ontuchtige handelingen gepleegd met het slachtoffer, waaronder tongzoenen en het betasten van haar lichaam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar is, ondersteund door seksueel getinte chatgesprekken tussen de verdachte en het slachtoffer. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat hij het slachtoffer met de auto heeft opgehaald en naar een locatie heeft gebracht waar de misbruik zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht om een schadevergoeding van € 1.920,80 aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte was bestuurslid van de stichting waar het slachtoffer als vrijwilliger werkte, wat de ernst van zijn handelen vergroot.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/112503.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [geboorteplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 december 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Compagner, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 14 december 2018, in elk geval in 2018, te [geboorteplaats] , althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] op haar mond, en/of
- het betasten van en/of wrijven over de (boven)benen en/of (beklede) vagina van die [slachtoffer] ,
- het plaatsen van de hand van die [slachtoffer] op/bij zijn (beklede) penis en/of kruis, en/of
- het knijpen in en/of trekken aan de tepel(s) van die [slachtoffer] , althans betasten van de tepel(s) van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het feit, dat hij op grond van het navolgende te bewijzen acht.
Aangeefster heeft een consistente en gedetailleerde verklaring afgelegd over twee incidenten waarbij zij in belastende zin jegens verdachte niet heeft overdreven. Dat maakt haar aangifte betrouwbaar. De aangifte vindt verder steun in chatgesprekken die tussen aangeefster en verdachte zijn gevoerd. Het hof Den Haag heeft op 16 februari 2022 uitgemaakt dat chats als steunbewijs voor een aangifte kunnen dienen. [1] Verder heeft verdachte ter terechtzitting erkend dat hij aangeefster inderdaad een keer met de auto van huis heeft opgehaald om haar naar het [locatie] te brengen, bij gelegenheid waarvan het misbruik volgens
aangeefster onder andere zou hebben plaatsgevonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe, samengevat, aangevoerd dat de aangifte over twee incidenten niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De zich in het dossier bevindende seksueel getinte chats tussen verdachte en aangeefster kunnen niet als ondersteunend bewijs dienen, vanwege het grote verschil dat er bestaat tussen digitaal contact en werkelijk fysiek contact. De beschrijving door aangeefster van de auto van verdachte klopt niet. Verder is het niet logisch en zelfs tegenstrijdig dat het ene incident op een rustige afgelegen plek zou hebben plaatsgevonden en het andere incident op een plek waar de kans op ontdekking relatief groot was. De ontkennende verklaring van verdachte wordt wel ondersteund. En wel door het feit dat aangeefster tijdens een chat op 14 december 2018 informeert naar de lengte van het geslachtsdeel van verdachte. Immers, als de ten laste gelegde handelingen zouden hebben plaatsgevonden, dan zou aangeefster het antwoord op die vraag geweten hebben, omdat zij dan aan de penis van verdachte zou hebben gevoeld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.De door verdachte ter terechtzitting van 8 december 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer] inderdaad een keer met de auto van haar huis opgehaald en haar naar het [locatie] gebracht. Ook kan ik me een situatie herinneren waarbij ik met haar in het halletje van het [locatie] stond. De WhatsAppgesprekken die u mij voorhoudt uit het dossier heb ik inderdaad met [slachtoffer] gevoerd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 januari 2020, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020019780, d.d. 13 april 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003:
(p. 19) V: Tegen wie wil jij nu aangifte doen?
A: Tegen [verdachte] .
(p. 20) V: Dat wat bij [verdachte] gebeurd is wanneer was dat?
A: Tijdens het [locatie] . Dat was in 2018.
V: Waar is dat gebeurd?
A: Eén keer op weg naar het sinterklaas (de rechtbank begrijpt: [locatie] ) toe. Mijn ouders konden mij niet brengen en toen had ik gevraagd of hij mij wij wilde brengen. Hij is tussendoor gestopt. Dit was bij een kruispunt een landweggetje op.
V: En de tweede keer dan?
A: Bij het [locatie] zelf. Op een woensdag middag.
V: Hoe oud was jij toen?
A: 15.
(p. 22) A: Toen gingen we een straatje in. Hij had de auto daar neergezet. Toen ging weer dat vreselijke tongzoenen. Hij zat steeds met zijn hand bij mijn kruis. Later was het dat hij mijn hand op zijn broek duwde.
V: Dat tongzoenen hoe gaat dat precies?
A: Mond open tong erin.
(p. 23) V: Waar wreef hij dan precies?
A: Bij mijn kruis/vagina tussen mijn benen.
V: Dus als ik je goed begrijp heeft hij je die keer over je vagina gewreven tussen je benen over je kleding?
A: Ja.
V: Je vertelde ook dat hij iedere keer jouw hand op zijn broek legde?
A: Die legde hij op zijn piemel. Ik moest er dan mee gaan spelen. Ik moest er in gaan knijpen en gaan trekken en zo.
V: Hoe was het met zijn broek?
A: Hij was nog even met mijn tepels aan het spelen. Ik heb toen zijn hand weggeduwd. Hij zei hoezo.
V: Met jou tepels deed hij dat over jouw kleding of eronder?
A: Eronder.
V: Wat draag jij onder jouw shirt?
A: Een BH maar daar was hij ook onder.
V: Wat deed hij precies met jouw tepels?
A: Erin knijpen en eraan trekken en zo.
V: Hoe wist je dat je met zijn piemel moest knijpen?
A: Doordat hij zijn hand daar op deed en ik dan kneep hij met mijn hand.
V: De tweede keer. Waar was dat?
A: In het [locatie] zelf. Achter de schermen.
(p. 24) A: Beneden bij de ontvangst is nog een halletje.
A: Toen moesten wij iets van dozen tillen. Hij zei kom eens hier. Hij begon weer te tongzoenen. Hij kneep in mijn billen en hij sloeg er nog een keertje op. Hij was ook nog in mijn borsten aan knijpen.
A: Hij pakte mij bij mijn billen en begon mij te tongzoenen.
V: Wat is eigenlijk een tongzoen?
A: Hij deed zijn mond open en hij drukte zijn tong bij mij naar binnen. Hij draait dan rondjes om mijn tong heen.
(p. 25) A: Hij kneep een paar keer in mijn billen en toen ging hij al snel met zijn rechterhand naar mijn borsten. Hij ging via mijn heup naar mijn buik en dan naar mijn borsten. De andere hand hield hij op mijn billen.
V: Hoe zit het dan met jouw kleding als hij bij jouw billen is?
A: Hij zit op de kleding.
V: Hoe zit dat bij je borsten?
A: Ook op de kleding.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2021, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 9 juli 2020 heb ik de WhatsApp gesprekken tussen [slachtoffer] en [verdachte]
bekeken. Een uitdraai van dit gesprek wordt als bijlage 1 bij gevoegd bij dit proces-verbaal (p. 42 e.v.).
(p. 59)
14-12-2018 10:26 [verdachte] : Waar hou jij van
14-12-2018 10:27 [slachtoffer] : Hoe jij toen met mijn tepels speelde kerel heel fijn!
Klein beetje pijn maar zo goed
De rechtbank overweegt als volgt.
Aanleiding
Aangeefster was sinds haar twaalfde jaar verbonden aan [stichting] in [geboorteplaats] (hierna: de stichting) waar zij – net als verdachte – tijdens de Sinterklaasviering verkleed ging als Zwarte Piet. Op enig moment werd de voorzitter van deze stichting door een medewerker geconfronteerd met “pikante foto’s“ van de toen 15-jarige aangeefster. De voorzitter heeft vervolgens zijn echtgenote [getuige] ingeschakeld om een en ander na te gaan. Toen bleek dat de foto’s door medewerkers van de stichting telefonisch onderling met elkaar waren gedeeld. [getuige] is naar aanleiding daarvan het gesprek met aangeefster aangegaan, waarop aangeefster haar heeft verteld over haar fysieke en digitale seksuele contacten met meerdere mannen in en rond de stichting. Verdachte, die ten tijde van het ten laste gelegde bestuurslid was van de stichting, zou één van deze mannen zijn geweest. [2] Een en ander heeft geleid tot de onderhavige aangifte.
Het bewijs in deze zaak
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het slachtoffer en de verdachte. Wanneer de verdachte de seksuele handelingen ontkent, zoals in dit geval, zal beoordeeld moeten worden of de verklaring van het slachtoffer steun vindt in ander bewijs dat niet alleen van dezelfde bron afkomstig is. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering moet namelijk – ook in zedenzaken – voor een bewezenverklaring zijn voldaan aan het zogeheten bewijsminimum. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaring van het slachtoffer voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde opleveren.
Betrouwbaarheid aangifte
De rechtbank stelt voorop dat zij de aangifte betrouwbaar acht. De aangifte is authentiek en gedetailleerd over de twee incidenten. Aangeefster lijkt haar verwijten jegens verdachte daarbij niet te overdrijven op onderdelen waar dat mogelijk zou zijn. Dit maakt de aangifte tevens genuanceerd.
Voor wat betreft het betasten van de borsten van aangeefster vindt de aangifte direct steun in het hiervoor opgenomen chatgesprek [3] , dat niet anders kan worden opgevat dan dat verdachte aan de tepels van aangeefster heeft gezeten. De aangifte staat in zoverre dus niet op zichzelf. Verder bevinden zich in het dossier, naast genoemde chat, meerdere seksueel getinte chatgesprekken waarin verdachte op onverholen wijze uiting geeft aan zijn seksuele fantasieën waarin hij aangeefster betrekt. [4] De rechtbank leidt uit deze chats af dat verdachte seksueel opgewonden raakte van de gedachte aan seks met aangeefster. Daarbij heeft de mogelijkheid tot fysiek seksueel contact met aangeefster zich ook daadwerkelijk voorgedaan. Immers, verdachte heeft zich alleen met aangeefster in zijn auto en in het halletje bij het [locatie] bevonden, de twee plaatsen waar volgens aangeefster het misbruik heeft plaatsgevonden. De rechtbank is het niet eens met de verdediging dat deze plekken zo afwijkend van elkaar zijn, dat de aangifte van aangeefster daarom niet logisch of zelfs tegenstrijdig zou zijn. Er was op beide momenten voldoende gelegenheid voor verdachte om ontuchtige handelingen met aangeefster te plegen zonder direct gestoord te worden.
De rechtbank acht op grond van deze genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samen bezien, bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde seksuele handelingen heeft schuldig gemaakt. Het feit dat aangeefster niet een correcte beschrijving van de auto van verdachte zou hebben gegeven, doet hieraan niet af. De auto heeft kennelijk minder de aandacht van aangeefster gehad. Het feit dat aangeefster op enig moment in de chat naar de lengte van de penis van verdachte heeft gevraagd, hetgeen de ontkennende verklaring van verdachte volgens de raadsvrouw zou ondersteunen, leidt de rechtbank ook niet tot een ander oordeel. Immers aangeefster heeft enkel over de kleding aan verdachtes penis gevoeld, zodat haar vraag niet in strijd is met het voorgevallene.
Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde een volwassen man van 37 jaar en aangeefster een meisje van 15 jaar. Aldus is sprake van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 14 december 2018 te [geboorteplaats] met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het tongzoenen van die [slachtoffer] op haar mond, en
- het betasten van en/of wrijven over de bovenbenen en beklede vagina van die [slachtoffer] ,
- het plaatsen van de hand van die [slachtoffer] op zijn beklede penis en
- het knijpen in en trekken aan de tepels van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 december 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht (als bewezenverklaard) met het destijds 15-jarige slachtoffer, terwijl hij zelf op dat moment 37 jaar oud was. Daarnaast heeft verdachte uitgebreide seksueel getinte chatgesprekken gevoerd met het slachtoffer waarin hij over verregaande seksuele handelingen met haar fantaseerde, zoals neuken in verschillende standjes, wederzijdse orale seks, klaarkomen in haar mond en het laten doorslikken van zijn sperma (sexting). Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Hij heeft zich hierbij puur laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en zich niet bekommerd om de gevolgen die zijn handelen op het slachtoffer zou kunnen hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk handelen langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer. Blijkens de door het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring heeft het feit een grote negatieve impact op haar psychische gesteldheid gehad en met die gevolgen kampt zij nog dagelijks.
Voor zover verdachte ter terechtzitting heeft willen betogen dat de sexting ook op initiatief van het slachtoffer heeft plaatsgevonden overweegt de rechtbank dat minderjarigen nu juist vanwege hun leeftijd niet altijd in staat zijn de juistheid en de gevolgen van hun handelen te overzien en zij in dergelijke gevallen bescherming behoeven.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de seksuele handelingen door verdachte werden verricht terwijl hij bestuurslid was van de stichting waar het slachtoffer als vrijwilligster werkte. En ofschoon verdachte ter terechtzitting spijt heeft getoond voor het voeren van de seksueel getinte whatsappgesprekken met het slachtoffer, stelt de rechtbank vast dat aan de seksuele handelingen enkel een eind is gekomen door ingrijpen van buitenaf en niet door handelen van verdachte zelf.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder een en ander zich heeft afgespeeld, vanuit het oogpunt van normhandhaving en vergelding een onvoorwaardelijke gevangenisstaf in beginsel op zijn plaats is.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de ouderdom van de zaak en zijn nagenoeg blanco strafblad.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als gevorderd door de officier van justitie een passende en geboden reactie vormt. Het voorwaardelijke strafdeel dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom soortgelijke strafbare feiten te begaan.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 407,49 ter vergoeding van materiële schade en € 1.750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat verdachte moet worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft zij zich met betrekking tot de immateriële schade op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat dat er sprake is geweest van voorvallen met meerdere mannen en de vordering niet is gedifferentieerd naar de handelingen van verdachte. De vordering is in zoverre onvoldoende onderbouwd en te ingewikkeld voor afdoening in dit strafproces.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt als volgt.
Materiële schade
Het gevorderde bedrag bestaat uit medicatie, ad € 328,77, en kosten gemaakt voor de reis naar het politiebureau, de officier van justitie en de rechtbank, in totaal € 78,72.
De rechtbank acht de post medicatie voldoende onderbouwd en is van oordeel dat de vordering voor wat betreft dit bedrag voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank is verder van oordeel dat van de posten die zien op reiskosten, enkel de kosten van de reis naar het politiebureau ad € 12,84, voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten van de reis naar het openbaar ministerie zijn geen rechtstreekse schade in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering. Ten aanzien van de post reiskosten naar de rechtbank, ad € 28,74, overweegt de rechtbank dat dergelijke kosten enkel voor vergoeding in aanmerking kunnen komen in het kader van een proceskostenveroordeling en in dat geval enkel wanneer de benadeelde alleen verschijnt en alleen het woord voert. Aangeefster werd ter zitting niet alleen bijgestaan door haar vader, maar ook door een vertegenwoordigster van Slachtofferhulp Nederland, zodat ook op die grond de reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de zitting niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Dit betekent dat de vordering voor wat betreft de reiskosten gedeeltelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de materiële schade die voor vergoeding in aanmerking komt, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij van deze schade vergoeding vraagt in twee zaken. De andere zaak heeft de rechtbank op dezelfde dag op een ander tijdstip behandeld. Ook in die zaak volgt een oordeel van de rechtbank bij uitspraak van heden. Gelet hierop zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag aan materiële schade in de zaak van verdachte bij helfte toewijzen en voor het overige afwijzen.
Immateriële schade
De rechtbank is verder van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij kampt met gevoelens van angst en dat zij last heeft van stemmingswisselingen, paniekaanvallen en herbelevingen, waarvoor zij diverse therapieën heeft gevolgd. En ofschoon er sprake is geweest van voorvallen met meerdere mannen, hetgeen kan hebben bijgedragen aan het ontstaan dan wel verergeren van de psychische problematiek waarmee de benadeelde partij thans kampt, is het naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat ook het handelen van verdachte daaraan heeft bijgedragen. Derhalve houdt de rechtbank verdachte daarvoor evenzeer verantwoordelijk. Temeer, nu hij blijkens de chatgeschiedenis in het dossier en zijn verklaring ter terechtzitting wist dat zij met psychische problemen kampte en hij de ontuchtige handelingen desondanks heeft begaan. De rechtbank acht de vordering op dit onderdeel voor volledige toewijzing vatbaar.
Resumerend leidt het voorgaande tot:
- toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1920.80 (€ 170,80 + € 1.750,00),
vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 december 2018;
- niet-ontvankelijkverklaring van de vordering tot een bedrag van € 65,88;
- afwijzing van de vordering voor het overige.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
- het bedrag van € 1.920,80 (zegge: negentienhonderdtwintig euro en tachtig eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2018, tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het bedrag ad € 65,88 aan reiskosten niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] te betalen:
aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.920, 80 (zegge: negentienhonderd twintig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 170,80 aan materiële schade en € 1750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. R. Depping en mr. Th.A. Wiersma, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2022.
Mr. Wiersma en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

2.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] , pagina 30 e.v. van het procesdossier.
3.Bewijsmiddel 3.
4.Pagina 42 tot en met 73 en pagina 96 tot en met 112 van het procesdossier.