ECLI:NL:RBNNE:2022:4857

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
18/112169-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige, inclusief seksueel binnendringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een 15-jarig slachtoffer. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder seksueel binnendringen, met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer in een seksuele relatie waren, die begon toen het slachtoffer 15 jaar oud was. De rechtbank heeft de aangifte van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door chatgesprekken tussen de verdachte en het slachtoffer waarin seksuele handelingen werden besproken. De verdachte heeft tijdens de zitting gedeeltelijk bekend, maar ontkende het seksueel binnendringen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de chats en de verklaring van het slachtoffer voldoende bewijs vormen voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/112169-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 december 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Compagner, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 november 2018 te Emmen, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , te weten
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] op haar mond, en/of
- het met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de borst(en), en/of tepel(s) van die [slachtoffer] , en/of
- het met zijn, verdachtes, hand(en) uittrekken van de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] , en/of
- het (vervolgens) brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] , en/of
- het heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 31 augustus 2018 te Holsloot,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] op haar mond, en/of
- het uittrekken van kledingstukken van die [slachtoffer] , te weten haar beha en/of shirt, en/of
- het (vervolgens) betasten van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer] , en/of
- het (meermalen) met zijn, verdachtes, (beklede) penis wrijven over en/of tegen de (beklede)
vagina van die [slachtoffer] , en/of
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] bij haar nek en/of bij haar borst(en).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor beide feiten die hij op grond van het navolgende te bewijzen acht.
Ten aanzien van feit 1
Aangeefster heeft een consistente en gedetailleerde verklaring afgelegd waarbij zij in belastende zin jegens verdachte niet heeft overdreven. Dat maakt haar aangifte betrouwbaar. De aangifte vindt verder steun in chatgesprekken die tussen aangeefster en verdachte zijn gevoerd. Het hof Den Haag heeft op 16 februari 2022 uitgemaakt dat chats als steunbewijs voor een aangifte kunnen dienen. [1] Bepaalde expliciete chats kunnen niet anders worden opgevat dan dat sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Ten aanzien van feit 2
Dit feit is onder meer te bewijzen op grond van de aangifte en de deels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe, samengevat, aangevoerd dat de aangifte voor wat betreft het seksueel binnendringen niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Aangeefster heeft de kleur van de auto van verdachte en de door hem gedragen broek onjuist beschreven. De zich in het dossier bevindende seksueel getinte chats tussen verdachte en aangeefster kunnen niet als ondersteunend bewijs dienen. Immers, het feit dat er via WhatsApp wordt gesproken over seks die in een auto zou hebben plaatsgevonden toont niet aan dat dat dan ook werkelijk gebeurd zou zijn.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte heeft ontkend dat hij kledingstukken van aangeefster heeft uitgetrokken. Nu zulks evenmin door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund, kan dit onderdeel van tenlastelegging niet worden bewezen zodat daarvan vrijspraak moet volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 8 december 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U houdt mij voor dat [slachtoffer] in een chat spreekt over een ‘fuckbuddy’ en u vraagt mij wat dat is.
Een ‘fuckbuddy’ is iemand met wie je neukt. Ik heb het met [slachtoffer] wel over condooms gehad. Ik had condooms bij me, in mijn portemonnee, voor het geval het ervan zou komen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 januari 2020, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019280125, d.d. 13 april 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003:
(p. 21) V: Tegen wie wil jij nu aangifte doen?
A: Tegen [verdachte] .
(p. 25) V: Hoe vaak hebben jij en [verdachte] elkaar gezien dat er wat gebeurd is op seksueel gebied?
A: Ik denk dat het twee of drie keer is geweest.
V: Waar waren jullie toen?
A: Eén keer vlak bij die motorclub. Vlakbij is een afgelegen stukje veld en daar heeft hij de auto neergezet.
(p. 26) V: Wat is er gebeurd op het afgelegen veldje?
A: Vagina seks.
A: Dat zijn piemel in mijn vagina ging.
V: Wanneer was dit?
A: Na de lichtjesparade in 2018.
A: Hij zou mij thuis brengen. Toen legde hij zijn hand tussen mijn benen neer. Al snel verder omhoog richting het kruis en toen begon hij te wrijven. Hij wist wel een plek en hij reed daar naar toe. Wij zoenden. De kleren gingen steeds verder uit en gooiden we op de achterbank neer. De bijrijdersstoel ging naar achteren. Het ging van eerst vingeren vaginaal tot hij met zijn piemel in mij wou. Hij zat met zijn knieën en voeten op de plek waar de voeten horen voor de bijrijdersstoel. Ik lag op de plek. Toen ging hij in mij en toen nam hij mij.
V: Wanneer is de lichtjesavond?
A: De laatste donderdagavond voordat Sinterklaas weer teruggaat naar Spanje. Dat is dan op 30 november 2018.
(p. 27) A: Ik heb mijn benen over elkaar gedaan. Toen kwam hij niet zo ver meer.
V: Hoe reageert [verdachte] daarop?
A: Hij trekt ze gewoon weer uit elkaar.
A: Dan wrijft hij. Wat harder en sneller.
V: Wrijft [verdachte] over de kleren of anders?
A: Over.
(p. 28) V: De auto staat stil. Hij reed en jij zat op de passagiersstoel. En dan?
A: Toen ging hij mij zoenen en daarna vingeren.
V: Wat voor zoenen waren dat?
A: Met de tong.
A: Hij had het wel over dat het goed was en dat ik ook wel met hem mocht spelen. Ik zei dat ik dat niet durfde en dan pakte hij mijn hand en dan deed hij dat met mijn hand.
V: Terwijl jullie aan het tongzoenen zijn waar zijn dan de handen van [verdachte] ?
A: Tussen mijn benen. Ook wel bij mijn borsten maar vooral tussen mijn benen.
V: Jij zegt hij raakte jou aan bij jouw borst. Wat doet hij dan?
A: Met mijn tepels spelen. Hij deed dat met zijn vingers maar ik weet niet welke.
A: Mijn broek was nog aan. Mijn knoop en rits waren wel los maar het was nog wel steeds buiten mijn broek. Mijn jas en trui had ik nog wel aan. Die gingen kort daarna uit.
A: Hij ging wel verder buiten mijn broek. Al snel ging hij verder met mijn broek uit doen.
(p. 29) V: Hoe zit het dan met je onderbroek?
A: Die ging er vrij snel achteraan. Hij had eerst mijn jas uit, toen mijn broek, toen mijn shirt en toen had ik alleen nog maar een thermo shirt aan en die ging ook uit. Toen had ik alleen nog maar een BH en onderbroek aan.
V: Hoe zit het met [verdachte] zijn onderbroek?
A: Die ging als laatste. Toen hij op zijn knieën bij mijn voetenruimte zat. Toen hij die uit had trok hij ook mijn ondergoed uit.
(p. 30) A: Toen hij naar het voeteneind ging. Toen moest de stoel naar achteren en de rugleuning is met een draaiknop naar achteren gedaan.
A: Hij trok mij naar voren. Hij vroeg of ik hem wilde pijpen. Dat wilde ik niet. Toen ging hij met zijn piemel vaginaal naar binnen.
A: Hij pakte mij bij mijn bovenbenen en toen trok hij mij een stukje naar voren.
A: Toen ging hij heen en weer met zijn piemel naar binnen. Ik weet niet of het belangrijk is maar hij had wel een condoom.
A: Ik heb gezegd dat ik het niet wilde doen zonder condoom. Dus hij had al condooms gehaald en die lagen in de auto.
V: Hebben jullie het voor die tijd er dan over gehad?
A: Ja.
A: Over de app.
(p. 31) V: Als [verdachte] in jou zit zegt hij dan ook wat?
A: Nee. Hij ademde heel hard.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2021, opgenomen op pagina 55 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 9 juli 2020 heb ik onderzoek verricht naar de whatsapp gesprekken gevoerd tussen [slachtoffer] en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) (verder: [verdachte] ). Van dit gesprek is een uitdraai gemaakt en wordt bijgevoegd als bijlage 1 bij dit verbaal (p. 56 e.v.).
(p. 59) 3-3-2018 12:08 [slachtoffer] : Gefeliciteerd [verdachte] Je cadeautje is: Een keer met mij naar
bed
(p. 61) 3-3-2018 12:17 [verdachte] : Maar zal wel een keer wat regelen dat het kan
3-3-2018 12:17 [verdachte] : Nachtje van der valk ofzo
(p. 62) 3-3-2018 12:18 [verdachte] : Of ergens anders een nachtje
(p. 63) 3-3-2018 12:21 [verdachte] : Maar moet je wel een nachtje weg he
(p. 64) 3-3-2018 12:22 [slachtoffer] : Wat dacht je van weglopen?
3-3-2018 12:22 [verdachte] : Kan maar is niet slim krijg helemaal problemen
3-3-2018 12:24 [slachtoffer] : Oké dan gaat t nie lukken ben K bang
(p. 65) 3-3-2018 12:27 [verdachte] : Dan moeten we gewoon iets ander verzinnen
(p. 70) 4-3-2018 22:21 [verdachte] : Nou ze gaan op de boederij niet meer weg dus ken niet
meer op de boerderij
5-3-2018 07:52 [slachtoffer] : Dussje bed is ingenomen?
5-3-2018 07:52 [verdachte] : Nee
(p. 71) 5-3-2018 07:52 [verdachte] : Ze gaan niet meer weg dus ben niet meer alleen op de
boerderij
5-3-2018 07:53 [verdachte] : En ze weten al wie je ben
5-3-2018 07:53 [verdachte] : Maar ik heb wel een auto
5-3-2018 07:53 [slachtoffer] : Moet t maar heel stil
(p. 72) 5-3-2018 07:54 [verdachte] : Dus ze weten hoe jong je bent
(p. 73) 5-3-2018 08:03 [verdachte] : maarja dan maar keer auto
(p. 74) 5-3-2018 08:05 [verdachte] : Dan ken het wel hahaha
5-3-2018 08:06 [verdachte] : Maarja moet jij dat wel willen hahaha
5-3-2018 08:07 [slachtoffer] : Als K nie wil, ga je me dan dwingen?
(p. 75) 5-3-2018 08:20 [verdachte] : Ik ga je echt niet dwingen hoor
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2021, opgenomen op pagina 91 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Bij het opmaken van het dossier bleek dat getuige [getuige] een usb stick had overhandigd aan de politie. Hierop stonden de gesprekken die aangeefster [slachtoffer] had met verdachte [verdachte] . De gesprekken tussen aangeefster [slachtoffer] en verdachte [verdachte] werden
veiliggesteld en zijn als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd (p. 92 e.v.).
(p. 94) [verdachte] : Maar binnen kort nog afspreken
Als goed is heb ik binnen kort een weekend een huis tot mn
beschikking
[verdachte] stuurt een foto van een stijve penis. Met de vraag Ow je wil die
[slachtoffer] : ja graag
(p. 95) [verdachte] : Maar wat vind je der van dan
[slachtoffer] : Hmmmm oprecht heel erg lekker Toen je erin ging vooral
[verdachte] : Oke dan vond wel dat je het goed deed hoor
[verdachte] : Volgende keer stapje veder
[verdachte] : Mag ik je morgen halen
[slachtoffer] : Zin in mij?
[verdachte] : Ja
[verdachte] : Wil je nu ook maar heb mu geen auto
(p. 100) [slachtoffer] : Ik ben 16 en de vorige keer in joun Auto was ik 15.
(p. 101) [slachtoffer] : En om eerlijk te zijn ben ik dat fuckbuddy idee beetje boel zat
[verdachte] : Oké wie zeg dat ik daar over had
[slachtoffer] : Dat is waar jij het altijd over hebt en ik goed voor ben in joun ogen
maar dat wil ik niet
[verdachte] : Het is niet altijd fuckbuddy hoor maar zal wel aan mij liggen
[slachtoffer] : Nouja het spijt me maar xtje gewoon terassje pakken vind ik prima
maar k heb de geen zin in als je andere meiden niet kun je naar mij
toe komt sorry
(p. 103) [slachtoffer] : Whahaha je kan me niet voor Mn moeder gaan beffen en nemen
(p. 105) [slachtoffer] : Staatje echt dat geel
[verdachte] : Zonder is veel mooier
[slachtoffer] : Ja
[verdachte] : Hoe weet jij dat je heb maar 1 x keer gezien
[slachtoffer] : En toen had ik meer mijn ogen dicht van genot
(p. 107) [slachtoffer] : T is een staafje waardoor ik niet zwanger kan worden
[verdachte] : Dus je ken nou zonder condoom
(p. 108) [verdachte] : Misschien kan ik mirgen avond wel
[slachtoffer] : Mag maar ik ben ongesteld
[verdachte] : Oke wat jij wil
[slachtoffer] : Nou t liefst niet als ik ongesteld ben
[verdachte] : Oke dan volgende wee
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend - met uitzondering van het vermelde achter het tweede gedachtestreepje -, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2022;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 januari 2020, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019280125, d.d. 13 april 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Aanleiding
Aangeefster was sinds haar twaalfde jaar verbonden aan [stichting] in Emmen (hierna: de stichting) waar zij – net als verdachte – tijdens de Sinterklaasviering verkleed ging als Zwarte Piet. Op enig moment werd de voorzitter van deze stichting door een medewerker geconfronteerd met “pikante foto’s” van de toen 15-jarige aangeefster. De voorzitter heeft vervolgens zijn echtgenote [getuige] ingeschakeld om een en ander na te gaan. Toen bleek dat de foto’s door medewerkers van de stichting telefonisch onderling met elkaar waren gedeeld. [getuige] is naar aanleiding daarvan het gesprek met aangeefster aangegaan, waarop aangeefster haar heeft verteld over haar fysieke en digitale seksuele contacten met meerdere mannen in en rond de stichting. Verdachte zou één van deze mannen zijn geweest. [2] Een en ander heeft geleid tot de onderhavige aangifte.
In deze zaak worden door verdachte de ten laste gelegde handelingen, met uitzondering van het seksueel binnendringen (feit 1) en het uittrekken van kledingstukken van aangeefster (feit 2, tweede gedachtestreepje) bekend.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1

Het bewijs in deze zaak
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het slachtoffer en de verdachte. Wanneer de verdachte de seksuele handelingen deels ontkent, zoals in dit geval, zal beoordeeld moeten worden of de verklaring van het slachtoffer steun vindt in ander bewijs dat niet alleen van dezelfde bron afkomstig is. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering moet namelijk – ook in zedenzaken – voor een bewezenverklaring zijn voldaan aan het zogeheten bewijsminimum. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaring van het slachtoffer voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde opleveren.
Betrouwbaarheid aangifte
De rechtbank stelt voorop dat zij de aangifte betrouwbaar acht. De aangifte is authentiek en gedetailleerd. Aangeefster lijkt haar verwijten jegens verdachte daarbij niet te overdrijven op onderdelen waar dat mogelijk zou zijn. Dit maakt de aangifte tevens genuanceerd.
Voor wat betreft het seksueel binnendringen bij aangeefster vindt de aangifte steun in de hiervoor opgenomen chatgesprekken. [3] Op 3 maart 2018 biedt aangeefster verdachte als verjaardagscadeautje aan dat hij een keer met haar naar bed mag (p. 59). Ofschoon aangeefster dan nog maar net 15 jaar is, gaat verdachte serieus op dit ‘aanbod’ in en probeert hij een gelegenheid te creëren waarbij het cadeau geconsumeerd kan gaan worden. Uiteindelijk, als diverse mogelijkheden niet uitvoerbaar blijken te zijn, zegt verdachte dat het dan maar in de auto moet, de plaats waar volgens aangeefster het feit ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar zou zijn, omdat zij een onjuiste kleur van de auto en niet het juiste type broek van verdachte heeft beschreven. De rechtbank acht dit niet relevant, omdat de kleur van de auto en het juiste type broek van verdachte mogelijk niet de aandacht van aangeefster hebben gehad. Verdachte erkent immers dat hij samen met aangeefster in zijn auto heeft gezeten, toen hij haar naar huis heeft gebracht.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte bij het seksueel binnendringen een condoom heeft gebruikt. En verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij in die periode condooms bij zich had ‘voor het geval het ervan zou komen’. Op pagina 95 zegt [slachtoffer] dat ze het lekker vond ‘toen hij erin ging vooral’ en dat verdachte vond ‘dat ze het goed had gedaan’. Op pagina 100 zegt [slachtoffer] dat ze 16 is, maar dat ze ‘de vorige keer in zijn auto’ 15 was.
De rechtbank is van oordeel dat deze chatgesprekken niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat er seks in de auto heeft plaatsgevonden waarbij verdachte zijn penis in de vagina van aangeefster heeft gebracht en dat dat heeft plaatsgevonden toen aangeefster 15 jaar was.
De verklaring van verdachte dat er nooit sprake is geweest van seksueel binnendringen schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Immers, de chats die vanaf pagina 100 volgen, en ten tijde waarvan aangeefster de leeftijd van 16 jaar kennelijk had bereikt, bevestigen het bestaan van een seksuele relatie tussen verdachte en aangeefster waarbij sprake was van seksueel binnendringen. Op pagina 101 geeft aangeefster aan dat ze ‘dat fuckbuddy idee een beetje boel zat is’ en dat ze een keer een terrasje pakken ook wel prima vindt, waarop verdachte aangeeft ‘dat het niet altijd fuckbuddy is’. Ter terechtzitting heeft verdachte hierover desgevraagd verklaard dat een ‘fuckbuddy’ iemand is met wie je neukt. Op pagina 107 zegt aangeefster dat ze een staafje heeft waardoor ze niet meer zwanger kan worden, waarop verdachte reageert met de woorden ‘dus je kan nou zonder condoom’.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat de seksuele relatie tussen verdachte en aangeefster is aangevangen toen zij 15 jaar was, hetgeen ook deels door verdachte zelf wordt erkend, met zijn bekennende verklaring ten aanzien van feit 2.
De rechtbank leidt uit al deze genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samen bezien, af dat verdachte op 30 november 2018 de ten laste gelegde seksuele handelingen met aangeefster heeft gepleegd, waarbij hij tevens zijn penis in haar vagina heeft gebracht.
Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde een volwassen man van 29 jaar en aangeefster een meisje van 15 jaar. Aldus is sprake van ontuchtige handelingen waaronder seksueel binnendringen in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte kledingstukken van aangeefster heeft uitgetrokken, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 november 2018 te Emmen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het tongzoenen van die [slachtoffer] op haar mond, en
- het met zijn, verdachtes, handen betasten van de borsten, en tepels van die [slachtoffer] , en
- het met zijn, verdachtes, handen uittrekken van de broek en onderbroek van die [slachtoffer] , en
- het vervolgens brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] , en
- het heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
2.
hij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 31 augustus 2018 te Holsloot, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het tongzoenen van die [slachtoffer] op haar mond, en
- het vervolgens betasten van de borsten en tepels van die [slachtoffer] , en
- het meermalen met zijn, verdachtes, beklede penis wrijven over en/of tegen de beklede)
vagina van die [slachtoffer] , en
- het zoenen van die [slachtoffer] bij haar nek en bij haar borsten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft
bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan
uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
2. Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen
plegen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat artikel 22b Sr in deze zaak niet van toepassing is, nu sprake was van een affectieve relatie tussen verdachte en aangeefster en de feiten daarom geen ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge hebben.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 december 2022 alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam, met het destijds 15-jarige slachtoffer, terwijl hij zelf op dat moment 29 jaar oud was. Daarnaast heeft verdachte seksueel getinte chatgesprekken gevoerd met het slachtoffer (sexting). Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiermee een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijk integriteit van het slachtoffer. Hij heeft zich hierbij puur laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en zich niet bekommerd om de gevolgen die zijn handelen op het slachtoffer zouden kunnen hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk handelen langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer. Blijkens de door het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring heeft het feit een grote negatieve impact op haar psychische gesteldheid gehad, met de gevolgen waarvan zij nog dagelijks kampt.
Voor zover verdachte ter terechtzitting heeft willen betogen dat de sexting ook op initiatief van het slachtoffer heeft plaatsgevonden overweegt de rechtbank dat minderjaren nu juist vanwege hun leeftijd niet altijd in staat zijn de juistheid en de gevolgen van hun handelen te overzien en zij in dergelijke gevallen bescherming behoeven.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder een en ander zich heeft afgespeeld, vanuit het oogpunt van normhandhaving en vergelding in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstaf op zijn plaats is.
Gelet evenwel op het tijdsverloop van de zaak, de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en de persoon van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag moet worden opgelegd, naast een fors voorwaardelijk deel om verdachte van het wederom plegen van (soortgelijke) strafbare feiten te weerhouden. Hoewel er - gelet op de gedeeltelijke ontkenning van de feiten door verdachte - geen uitgebreid onderzoek naar de persoon van de verdachte heeft kunnen plaatsvinden, acht de rechtbank aannemelijk dat de feiten verdachte, in het bijzonder gelet op zijn belaste voorgeschiedenis, in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Naar de indruk van de rechtbank functioneert verdachte niet conform zijn kalenderleeftijd en heeft hij niet goed kunnen overzien waar hij mee bezig was. Een langere detentie zou zijn huidige stabiele leefsituatie doorkruisen.
Daarnaast dient een taakstraf van de maximale duur te worden opgelegd.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 407,49 ter vergoeding van materiële schade en € 1.750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de immateriële schade op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat dat er sprake is geweest van voorvallen met meerdere mannen en de vordering niet is gedifferentieerd naar de handelingen van verdachte. De vordering is in zoverre onvoldoende onderbouwd en te ingewikkeld voor afdoening in dit strafproces.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt als volgt.
Materiële schade
Het gevorderde bedrag bestaat uit medicatie, ad € 328,77, en kosten gemaakt voor de reis naar het politiebureau, de officier van justitie en de rechtbank, in totaal € 78,72.
De rechtbank acht de post medicatie voldoende onderbouwd en is van oordeel dat de vordering voor wat betreft dit bedrag voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank is verder van oordeel dat van de posten die zien op reiskosten, enkel de kosten van de reis naar het politiebureau ad € 12,84, voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten van de reis naar het openbaar ministerie zijn geen rechtstreekse schade in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering. Ten aanzien van de post reiskosten naar de rechtbank, ad € 28,74, overweegt de rechtbank dat dergelijke kosten enkel voor vergoeding in aanmerking kunnen komen in het kader van een proceskostenveroordeling en in dat geval enkel wanneer de benadeelde alleen verschijnt en alleen het woord voert. Aangeefster werd ter zitting niet alleen bijgestaan door haar vader, maar ook door een vertegenwoordigster van Slachtofferhulp Nederland, zodat ook op die grond de reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de zitting niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Dit betekent dat de vordering voor wat betreft de reiskosten gedeeltelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de materiële schade die voor vergoeding in aanmerking komt, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij van deze schade vergoeding vraagt in twee zaken. De andere zaak heeft de rechtbank op dezelfde dag op een ander tijdstip behandeld. Ook in die zaak volgt een oordeel van de rechtbank bij uitspraak van heden. Gelet hierop zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag aan materiële schade in de zaak van verdachte bij helfte toewijzen en voor het overige afwijzen.
Immateriële schade
De rechtbank is verder van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij kampt met gevoelens van angst en dat zij last heeft van stemmingswisselingen, paniekaanvallen en herbelevingen, waarvoor zij diverse therapieën heeft gevolgd. En ofschoon er sprake is geweest van voorvallen met meerdere mannen, hetgeen kan hebben bijgedragen aan het ontstaan dan wel verergeren van de psychische problematiek waarmee de benadeelde partij thans kampt, is het naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat ook het handelen van verdachte daaraan heeft bijgedragen. Derhalve houdt de rechtbank verdachte daarvoor evenzeer verantwoordelijk. Temeer, nu hij blijkens de chatgeschiedenis in het dossier en zijn verklaring ter terechtzitting wist dat zij met psychische problemen kampte en hij de ontuchtige handelingen desondanks heeft begaan. De rechtbank acht de vordering op dit onderdeel voor volledige toewijzing vatbaar.
Resumerend leidt het voorgaande tot:
- toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1920.80 (€ 170,80 + € 1.750,00),
vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 december 2018;
- niet-ontvankelijkverklaring van de vordering tot een bedrag van € 65,88;
- afwijzing van de vordering voor het overige.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 179 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
- het bedrag van € 1.920,80 (zegge: negentienhonderdtwintig euro en tachtig eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2018, tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het bedrag ad € 65,88 aan reiskosten niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] te betalen:
aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.920, 80 (zegge: negentienhonderd twintig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 170,80 aan materiële schade en € 1750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. R. Depping en mr. Th.A. Wiersma, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2022.
Mr. Wiersma en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

2.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] , pagina 44 e.v. van het procesdossier.
3.Bewijsmiddelen 3 en 4.