ECLI:NL:RBNNE:2022:4659

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
18/057300-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met vrijspraak van mishandeling en ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid

Op 6 maart 2022 heeft de rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een confrontatie met het slachtoffer, opzettelijk geweld heeft gebruikt door het slachtoffer met kracht tegen de grond te slaan en te stompen. De verdachte heeft daarbij ook bedreigende woorden geuit. De rechtbank heeft de poging tot doodslag bewezen verklaard, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling van een tweede slachtoffer, omdat er onvoldoende bewijs was voor pijn of letsel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd, gezien de geestelijke stoornis van de verdachte en het risico op recidive. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die aanzienlijke fysieke en psychische schade heeft geleden door de aanval.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/057300-22 vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 23/000898-19, 09-100328-17, 13091406-18 en 22-003841-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Plas, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, (nadat die [slachtoffer 1] was gestruikeld)
  • op het lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan en/of (vervolgens) blijven zitten en/of (vervolgens)
  • (met kracht) die [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of- het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of de hoofdharen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden
(vervolgens) (zodoende)
  • het hoofd van die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen tegen de (aldaar aanwezige) tegels/bestrating heeft geslagen en/of
  • (met kracht) die [slachtoffer 1] aan de hoofdharen heeft getrokken en/of haren uit de hoofdhuidheeft getrokken en/of
  • de keel/hals van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of daaringeknepen en/of (daarbij)
  • heeft geroepen/gezegd: "nu is het voorbij, nu is het voorbij" en "Ik doe dit in de naam van Allah, inde zin van Allah", althans woorden van gelijk aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Heerenveen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) een gebroken neus en/of een tand uit de kaak en/of een of meer afgebroken tanden, heeft toegebracht door (nadat die [slachtoffer 1] was gestruikeld)
  • op het lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan en/of (vervolgens) blijven zitten en/of (vervolgens)
  • (met kracht) die [slachtoffer 1] tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of
  • het hoofd van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of (vervolgens) vast te houden en/of dehoofdharen van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of (vervolgens) vast te houden (vervolgens) (zodoende)
  • het hoofd van die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen tegen de (aldaar aanwezige) tegels/bestrating te slaan en/of
  • (met kracht) die [slachtoffer 1] aan de hoofdharen te trekken en/of haren uit de hoofdhuid te trekkenen/of
  • de keel/hals van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of (vervolgens) vast te houden en/of daarin teknijpen en/of (daarbij)
  • te roepen/zeggen: "nu is het voorbij, nu is het voorbij" en "Ik doe dit in de naam van Allah, in de zinvan Allah", althans woorden van gelijk aard en/of strekking;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (nadat die [slachtoffer 1] was gestruikeld)
  • op het lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan en/of (vervolgens) blijven zitten en/of (vervolgens)
  • (met kracht) die [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of- het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of de hoofdharen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden
(vervolgens) (zodoende)
  • het hoofd van die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen tegen de (aldaar aanwezige) tegels/bestrating heeft geslagen en/of
  • (met kracht) die [slachtoffer 1] aan de hoofdharen heeft getrokken en/of haren uit de hoofdhuidheeft getrokken en/of
  • de keel/hals van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of daaringeknepen en/of (daarbij)
  • heeft geroepen/gezegd: "nu is het voorbij, nu is het voorbij" en "Ik doe dit in de naam van Allah, inde zin van Allah", althans woorden van gelijk aard en/of strekking,, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2 hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Heerenveen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen de nek/hals, in elk geval het lichaam, te slaan en/of te stompen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op grond van de handelingen van verdachte en de woorden die hij heeft geuit acht de officier van justitie vol opzet op de dood van aangeefster te bewijzen. Mocht de rechtbank daar anders over oordelen dan acht de officier van justitie voorwaardelijk opzet op de dood van aangeefster te bewijzen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de wijze waarop verdachte heeft gehandeld, hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zou komen te overlijden.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat mishandeling niet kan worden bewezen, omdat aangeefster geen pijn of letsel van de klap van verdachte heeft ondervonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder
1. ten laste gelegde, dan wel worden ontslagen van rechtsvervolging. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zegt dat hij werd aangevallen door twee mannen, zodat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld.
De raadsvrouw heeft subsidiair aangevoerd, mocht de rechtbank de lezing van verdachte niet volgen, dat (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangeefster niet volgt uit het dossier en niet blijkt dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster bewust heeft aanvaard. De raadsvrouw is van mening dat het hoofd goed is bewapend en geweld tegen het hoofd niet zonder meer leidt tot een aanmerkelijke kans op de dood. De raadsvrouw heeft daarbij verwezen naar het overzichtsarrest zwaar lichamelijk letsel (ECLI:NL:PHR:2018:717) en een artikel van prof. mr. dr. W.L.J.M. Duits. Ook kan de aanmerkelijke kans op de dood niet worden afgeleid uit het dichtknijpen van de hals. Anders dan de officier van justitie stelt de raadsvrouw dat het dichtknijpen van de hals niet is te bewijzen, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte in de keel van aangeefster heeft geknepen.
Verder blijkt uit de rapporten van de deskundigen dat verdachte ontoerekeningsvatbaar is en het hem ontbreekt aan inzicht. Ook om die reden kan er geen sprake van zijn dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van aangeefster bewust heeft aanvaard.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op hetzelfde standpunt gesteld als de officier van justitie en betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2.
De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, het onder 2. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Voor een bewezenverklaring van mishandeling is pijn en/of letsel vereist. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat verdachte haar heeft geraakt in haar nek, maar dat zij geen pijn heeft gevoeld of letsel heeft gekregen. Omdat er geen sprake is van pijn en/of letsel bij aangeefster kan niet worden gekomen tot een bewezenverklaring van het onder 2. tenlastegelegde.
Feit 1. primair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 maart 2022,opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022057642 d.d. 15 maart 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 6 maart 2022 te Heerenveen struikelde ik, waarna de man boven op mij sprong en mij helemaal in elkaar begon te rammen met zijn vuisten. Ik had geen schijn van kans en dacht dat ik dood ging. Hij hield mijn hoofd vast en ramde mijn hoofd op de tegels. Ik ben meer dan tien keer met mijn hoofd op de stoep gesmeten. Hij deed of mijn hoofd een bal was. Daarna sloeg hij mij nog met zijn vuist in mijn gezicht. Het was de ene knal na de andere knal. Ik voelde overal bloed en zwellingen. Mijn neus was gebroken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
8 maart 2022, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Op 6 maart 2022 te Heerenveen zag ik dat een vrouw werd besprongen door een man en dat de vrouw op de grond viel. De vrouw lag op haar buik op de tegels en ik zag dat de man bovenop haar ging zitten. Ik zag dat de man met zijn beide handen het hoofd van de vrouw vasthield en dat hij meerdere keren het hoofd van de vrouw omhoog bracht en weer met opzet en met kracht op de grond sloeg. De vrouw kwam meerdere keren met haar aangezicht hard in aanraking met de tegels. Zeker 10 of 11 keer. Hard is eigenlijk niet het goede woord. Er zijn geen woorden voor om te zeggen wat ik zag. De politie arresteerde de man.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
8 maart 2022, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Op 6 maart 2022 te Heerenveen zag ik een man boven op een vrouw zitten. Ik zag dat het gezicht van de vrouw onder het bloed zat en dat haar ogen vrij dik en opgezet waren. Ik hoorde dat de man zeker twee keer riep: “nu is het voorbij” en “ik doe dit in de naam van Allah, in de zin van Allah”. Ik heb gezien dat de man die op de vrouw zat is aangehouden door de politie.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
6 maart 2022, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 6 maart 2022 te Heerenveen hielden wij als verdachte aan [verdachte] , geboren op
[geboortedatum] 1994. Wij zagen dat aan het gezicht en aan de kleding van verdachte plukken met lange haren zaten. Tevens zagen wij dat er een grote pluk met lange haren aan zijn handen zat.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, nadat aangeefster was gestruikeld, op aangeefster is gaan zitten en vervolgens met kracht met zijn vuisten in haar gezicht heeft gestompt. Verder acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster bij haar hoofd en haren heeft vastgepakt en haar hoofd meermalen met kracht tegen de tegels van het trottoir heeft geslagen. Tijdens de aanval heeft verdachte geroepen: “nu is het voorbij, nu is het voorbij” en “ik doe dit in de naam van Allah, in de zin van Allah. Als gevolg van het door verdachte gepleegde geweld heeft aangeefster letsel opgelopen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte zegt dat hij werd aangevallen en dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld. De rechtbank overweegt dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt om te veronderstellen dat verdachte werd aangevallen en verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank acht, net als de raadsvrouw, onvoldoende bewijs aanwezig voor het vastpakken en knijpen in de keel/hals van aangeefster en zal verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Opzet
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat niet kan worden bewezen dat er sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangeefster en verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte vol opzet had op de dood dan wel zware mishandeling van aangeefster. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank vol opzet dus niet bewijsbaar. Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood (primair) of zwaar lichamelijk letsel (subsidiair en meer subsidiair) – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte met zijn vuist meerdere keren tegen het hoofd van aangeefster heeft gestompt en het hoofd van aangeefster zeker tien keer met veel kracht tegen de tegels heeft geslagen. Door het ingrijpen van omstanders kon het geweld worden gestopt. Naar algemene ervaringsregels brengt het met vuisten stompen tegen het hoofd en het meermalen met kracht slaan van het hoofd tegen de tegels, op de wijze zoals verdachte dat heeft gedaan, een aanmerkelijke kans met zich mee dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden. Het hoofd is een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het lichaam. Een verwonding aan het hoofd of de hersenen kan in een dergelijk geval snel tot de dood leiden. Verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de geweldshandelingen, gelet op de wijze waarop deze door verdachte zijn verricht, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van aangeefster gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel niet anders kan geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
Geestelijke stoornis staat bewezenverklaring opzet niet in de weg.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het hoogst uitzonderlijke geval zich voordoet waarin bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak, zoals aangevoerd door de raadsvrouw. De conclusies in de pro Justitia rapportages van de psycholoog en de psychiater inhoudende dat verdachte ontoerekeningsvatbaar is, sluiten dan ook niet uit dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht dan ook de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 maart 2022 te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, nadat die [slachtoffer 1] was gestruikeld
  • op het lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan en blijven zitten en vervolgens
  • met kracht die [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft gestompt en
  • het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en vastgehouden en de hoofdharen van die
[slachtoffer 1] heeft vastgepakt en vastgehouden en vervolgens
  • het hoofd van die [slachtoffer 1] met kracht meermalen tegen de tegels/bestrating heeft geslagen en- met kracht die [slachtoffer 1] aan de hoofdharen heeft getrokken en haren uit de hoofdhuid heeft getrokken en
  • heeft geroepen: "nu is het voorbij, nu is het voorbij" en "Ik doe dit in de naam van Allah, in de zinvan Allah", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. primair poging tot doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het ten laste gelegde feit en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van mening is dat hij geen stoornis heeft en dat hij vindt dat de conclusies en adviezen van de deskundigen niet kloppen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoekstrapportages d.d. 1 augustus 2022 en 16 november 20222, opgemaakt door dr. H.A. de Haan, psychiater en drs. J.M. van den Bent psychiater in opleiding en op de psychologische onderzoekstrapportages d.d. 3 augustus 2022 en 4 november 2022, opgemaakt door drs. A.J. Klumpenaar, GZ-psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, -zakelijk weergegeven-, dat:
  • bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, namelijk schizofrenie en eenstoornis in alcohol- en cannabisgebruik, het alcohol- en cannabisgebruik in remissie in een gereguleerde omgeving.
  • de ziekelijke stoornis de gedragskeuzes en gedragingen beïnvloedde ten tijde vanhet ten laste gelegde. Het ontbreekt verdachte aan ziektebesef en hij heeft volledig gehandeld op basis van zijn door psychose beïnvloede opvattingen van de werkelijkheid.
Geadviseerd wordt verdachte het tenlastegelegde, indien bewezen, niet toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde oplegging van TBS met dwangverpleging gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair namens verdachte bepleit om geen TBS op te leggen, in welke vorm dan ook. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de behandeling te schorsen om de mogelijkheid van een zorgmachtiging te onderzoeken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte nog nooit eerder klinisch opgenomen is geweest en wanneer de rechtbank de adviezen van de deskundigen overneemt, gelijk de zwaarste TBS maatregel wordt ingezet.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft aangeefster, terwijl zij met haar vriendin aan het wandelen was, zonder enige aanleiding aangevallen. Dit is voor zowel aangeefster als haar vriendin een hele beangstigende en vooral traumatische gebeurtenis geweest. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat aangeefster nog steeds kampt met de gevolgen van het feit. Zij is niet in staat om haar normale dagelijkse bezigheden en haar werk uit te voeren. Haar klachten passen bij hersenletsel. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Bovendien heeft het feit zich op straat afgespeeld, waarvan meerdere mensen getuige zijn geweest. Dat is ook voor de getuigen een situatie met veel impact geweest. Een getuige verklaarde: “Er zijn geen woorden voor om te zeggen wat ik zag”. Dergelijk fors geweld op de openbare weg zorgt bovendien in het algemeen voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat het bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend, kan van opleggen van een straf geen sprake zijn.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte TBS met dwangverpleging op te leggen. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te weten schizofrenie.
De rechtbank stelt vast dat het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De deskundigen concluderen in hun rapportages dat gelet op de stoornis bij verdachte en de gevolgen daarvan voor zijn gedrag, het recidiverisico op geweldsdelicten hoog moet worden geacht. De ernst van de stoornis, het ontbreken van probleembesef of -inzicht en het volstrekt niet open staan voor een hulpverleningstraject maken volgens de psychiater en de psycholoog dat geen andere optie resteert dan het inzetten van de maatregel van TBS met dwangverpleging.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de adviezen verenigen en neemt deze over.
Voor oplegging van een zorgmachtiging, zoals de raadsvrouw heeft verzocht te onderzoeken, ziet de rechtbank geen ruimte, omdat blijkens de rapportages van eerder genoemde psychiater en psycholoog een zorgmachtiging te weinig zekerheid biedt op adequate behandeling op lange termijn. Volgens de deskundigen is de kans dat verdachte dan zonder inbedding in een zorgnetwerk weer op straat komt te staan te hoog, en daarmee te risicovol. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw dan ook af.
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd omdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist. Een minder vergaande maatregel acht de rechtbank niet toereikend.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 44.051,54 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het immateriële gedeelte moet worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de schade ten aanzien van toekomstige tandartskosten (€ 6.350,00) niet kan worden toegewezen, omdat het om toekomstige schade gaat en niet kan worden vastgesteld dat deze kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt. Verder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade ten aanzien van externe huishoudelijke hulp vanaf 28/11/2022 (€ 4.320,00), mantelzorguren vanaf 28/11/2022
(€ 7.200,00) en verlies aan verdienvermogen (€ 17.500,00) dient te worden gematigd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het nog onduidelijk is hoe het herstel zal verlopen en dus onduidelijk is of deze kosten gedurende de komende drie jaren wel aan de orde zullen zijn. Voor het overige kan de vordering worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding dient te worden afgewezen, gelet op de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde toekomstige materiële schade niet ontvankelijk te verklaren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het vaststellen van de toekomstige schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht deze te matigen conform geldende jurisprudentie.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade van eigen risico (€ 385,00), eigen bijdrage CAK (237,50), tandartskosten (€ 2.214,04), huishoudelijke hulp tot en met 27/11/2022 (€ 1.020,00), mantelzorguren tot en met 27/11/2022 (€ 4.008,00), psychohaptotherapie (€ 160,00), medicatie apotheek (€ 67,84) en verlies aan verdienvermogen over de maanden oktober en november 2022 (€ 383,64) heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 8.476,02, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022.
Daarnaast heeft de benadeelde partij ter zake van materiële schade bedragen gevorderd voor toekomstige tandartskosten (€ 6.350,00), toekomstige huishoudelijke hulp en mantelzorguren vanaf 28/11/2022 gedurende drie jaren (respectievelijk € 4.320,00 en € 7.200,00) en toekomstig verlies aan verdienvermogen (totaal gevorderd € 17.500,00, na aftrek van deel toewijzing resteert € 17.116,36). De rechtbank beschikt op dit moment over onvoldoende informatie om te kunnen bepalen of er sprake is van toekomstige schade en zo ja, wat de omvang van die schade zou zijn. Nader onderzoek daarnaar zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. Bovendien is deze schade door de verdediging betwist. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij voor wat betreft de toekomstige schade niet-ontvankelijk is.
Verder heeft de benadeelde partij ter zake van immateriële schade een bedrag van
€ 10.000,00 gevorderd. De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij de immateriële schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt immers dat sprake is van fysieke en psychische schade en dat bij de benadeelde partij door de psycholoog PTSS is vast gesteld. Als gevolg van het bewezen verklaarde ondervindt de benadeelde partij nog steeds klachten en beperkingen. Zij is tot op heden volledig arbeidsongeschikt en niet in staat om haar huishouden en de verzorging van haar kinderen zelfstandig uit te voeren. Haar huidige klachten passen bij NAH (Niet Aangeboren Hersenletsel).
De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 maart 2022.
Dit betekent dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van €
18.476,02, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022. Dit bedrag bestaat uit €
8.476,02 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 13091406-18 en 22-003841-17 af te wijzen, gelet op haar strafeis.
Zij heeft verder aangevoerd dat vorderingen met parketnummers 23-000898-19 en 09-100328-17 ten onrechte zijn aangebracht.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op het standpunt van verdachte dat hij niet schuldig is aan een strafbaar feit. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd toewijzing niet opportuun te achten.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 23-000898-19
De rechtbank verklaar de officier van justitie niet-ontvankelijk, omdat de vordering geen betrekking heeft op een voorwaardelijk opgelegde straf.
parketnummer 09-100328-17
De rechtbank verklaar de officier van justitie niet-ontvankelijk, omdat de vordering geen betrekking heeft op een voorwaardelijk opgelegde straf.
parketnummer 13-091406-18
Bij onherroepelijk vonnis van 25 februari 2019 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam is verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 7 juli 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat verdachte voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht toewijzing van deze vordering echter niet opportuun vanwege het feit dat zij aan verdachte TBS met dwangverpleging oplegt. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.
parketnummer 22-003841-17
Bij onherroepelijk arrest van 30 juni 2021 van het Gerechtshof in Den Haag is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 februari 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat verdachte voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht toewijzing van deze vordering echter niet opportuun vanwege het feit dat zij aan verdachte TBS met dwangverpleging oplegt. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Ten aanzien van 18/057300-22, feit 1. primair
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 18.476,02 (zegge: achttienduizend vierhonderdzesenzeventig euro en twee eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 8.476,02 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 127 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

23.000898-19:

Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

9.100328-17

Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

13.091406-18:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Amsterdam van 25 februari 2019.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

22.003841-17:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te Den Haag van 30 juni 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2022.
Mr. Koelman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.