ECLI:NL:RBNNE:2022:4471

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
18/292649-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leidinggevende rol in criminele organisatie voor drugstransporten en gewoontewitwassen

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van drugstransporten, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte werd vrijgesproken van het dumpen van drugsafval, maar veroordeeld voor het medeplegen van drie drugstransporten, voorbereiding van een drugstransport, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie die zich richtte op het vervoeren van harddrugs naar het buitenland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn broer, de leiding had over de organisatie en dat de drugsbestemming telkens Oslo in Noorwegen was. De verdachte had geen legale inkomsten en leefde op grote voet van door misdrijf verworven gelden. Hij werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van het voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/292649-20

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

30.november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 12 september 2022, 13 september 2022, 6 oktober 2022 en 30 november 2022.
De verdachte is ter terechtzittingen van 12 en 13 september 2022, de zittingen waarop de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte plaatsvond, telkens verschenen, bijgestaan door mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is tijdens de terechtzittingen telkens vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging en na wijziging daarvan, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 november 2020 tot en met
1 december 2020 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van (ongeveer) 10.000 gram heroïne en/of (ongeveer) 1500 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of amfetamine, zijnde heroïne en/of amfetamine, een of meer middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/ of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te doen plegen, mede te plegen, uit telokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/ of
  • zich en/ of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/ of inlichtingen tot het plegen van dat/diefeit(en) heeft getracht te verschaffen, en/ of
  • voorwerpen en/ of vervoermiddelen en/ of stoffen en/ of gelden en/ of (andere) betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens):
  • contact opgenomen en/of laten opnemen met [medeverdachte 1] om te vragen en/of laten vragenom
voornoemd/een transport (met verdovende middelen) uit te voeren (naar Noorwegen), en/of
  • ( telefonisch) contact onderhouden met de medeverdachten en/of met de koerier ( [medeverdachte1] ) en/of leverancier(s) en/of (Noorse) ontvanger(s) van verdovende middelen, althans Noorse contactpersonen, en/of
  • een huurauto, te weten een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , opgehaald of op laten halen(uit Duitsland), en/of voorhanden gehad, en/of
  • een GPS-tracker opgehaald, op laten halen, en/of voorhanden gehad en/of
  • een geldbedrag opgehaald, ontvangen, voorhanden gehad en/of beschikbaar gesteld en/of gegevenen/of laten geven aan de koerier, en/of
  • een drugspersen/of een weegschaal voorhanden gehad, en/of
  • versnijdingsmiddelen voorhanden gehad, en/of
  • een hoeveelheid van (ongeveer) 10.000 gram bevattende heroïne, zijnde heroïne, en/of eenhoeveelheid van (ongeveer) 1500 gram bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/ of amfetamine, zijnde een of meer middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, opgehaald of op laten halen en/ of voorhanden gehad, en/of
  • een/voornoemde hoeveelheid verdovende middelen versneden en/of geperst, althans latenversnijden en/ of persen;
1. subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 november tot en met
1 december 2020, te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 10.000 gram heroïne en/of (ongeveer) 1500 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of amfetamine, zijnde een of meer middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 20 oktober 2020 tot en met
25
oktober 2020, te Wolvega, Heerenveen en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, in Duitsland en/of in Noorwegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
  • buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid5 van de Opiumwet, en/ of
  • heeft/hebben afgeleverd en/ of verstrekt en/ of verkocht en/ of vervoerd, en/of
  • aanwezig heeft/hebben gehad,
(ongeveer) 6650 gram cocaïne en/of (ongeveer) 9199,6 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne, een of meer middelen als bedoeld vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 28 september 2020 tot en met 6 oktober 2020, te Wolvega, Heerenveen en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, en/of in Noorwegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
  • buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid5 van de Opiumwet, en/ of
  • heeft/hebben afgeleverd en/of verstrekt en/of verkocht en/of vervoerd, en/of
  • aanwezig heeft/hebben gehad,een hoeveelheid heroïne en/ of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne, (althans, in elk geval) een of meer middelen als bedoeld vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de maand augustus 2020, te Marknesse, Wolvega, Heerenveen en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, en/of in Duitsland en/of in Noorwegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
  • buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid5 van de Opiumwet, en/of
  • heeft/hebben afgeleverd en/ of verstrekt en/of verkocht en/ of vervoerd, en/of
  • aanwezig heeft/hebben gehad,
(telkens) een hoeveelheid heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/ of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 december 2020, te Wolvega, gemeente Weststellingwerf en/ of te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten
  • een auto, te weten een Porsche Panamera (met kenteken [kenteken] ), en/of
  • een motorboot/speedboot, te weten een Bayliner 285 SB (met registratienummer [nummer] ), en/of
  • een of meer geldbedragen, in totaal tot een geldbedrag van € 182.473,-,
verworven en/ of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruikgemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig waren;
5. subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 december 2020, te Wolvega, gemeente Weststellingwerf en/of te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten
  • een auto, te weten een Porsche Panamera (met kenteken [kenteken] ), en/of
  • een motorboot/speedboot, te weten een Bayliner 285 SB (met registratienummer [nummer] ), en/of
  • een of meer geldbedragen, in totaal tot een geldbedrag van €182.473,-
heeft verworven en/ of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
6.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 december 2020, te Wolvega, in de gemeente Weststellingwerf, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een (duurzaam) samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke personen en/of bedrijven, te weten hij, [verdachte] , en/ of
  • [medeverdachte 2] ,
  • [medeverdachte 3] , en/of
  • ( vanaf op of omstreeks 1 juli 2020, althans een later moment) [medeverdachte 4] , [medeverdachte
5] , [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] , en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
  • het opzettelijk afleveren en/ of verstrekken en/ of vervoeren en/ of verkopen en/of het buiten hetgrondgebied van Nederland brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben van een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, te weten cocaïne en/ of heroïne (artikel 2 onder A, B en/of C Opiumwet), en/of
  • ( gewoonte)witwassen van geldbedragen en/of andere vermogensbestanddelen en/ of voorwerpen
(artikel 420ter en/ of 420bis Wetboek van Strafrecht), terwijl hij leider van die organisatie was;
7.
hij, in of omstreeks de periode van 8 juni 2020 tot en met 10 juni 2020, te De Blesse, gemeente Weststellingwerf, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, of anderszins op of in de bodem te brengen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
  • 11 blauwe jerrycans (gevuld met in totaal 220 liter), en/ of
  • 3 blauwe jerrycans (elk gevuld met 30 liter), en/of
  • 33 witte jerrycans (gevuld met in totaal 975 liter), en/of
  • 1 witte jerrycan (gevuld met 30 liter), en/of
  • 1 witte jerrycan (gevuld met 30 liter),
(althans) in totaal 1345 liter (vloeistof), bevattende formamide en/of zoutzuur en/of mierenzuur, althans (restanten van) (gevaarlijke) afvalstoffen, (althans) afval afkomstig van de vervaardiging van amfetamine (door middel van Leuckhart-synthese) en/of (andere) verdovende middelen, gestort en/of achtergelaten en/of anderszins op of in de bodem gebracht aan/nabij de Domeinenweg en/of/althans op grondgebied in eigendom van lt Fryske Gea.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gemotiveerd, middels zijn op schrift gesteld requisitoir, vrijspraak gevorderd van het onder 7. ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte een rol heeft gehad bij het dumpen van het afval en heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair, 2., 3., 4., 5. primair en 6. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft middels zijn pleitnota dit uitgebreid gemotiveerd. Dit komt er in de kern op neer dat verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent te hebben gepleegde en dat hij ook ontkent te zijn schuil gegaan achter de contactnummers en accounts die tijdens de diverse transporten de koeriers zouden hebben begeleid. De raadsman heeft aangevoerd dat de tapgesprekken niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat deze niet betrouwbaar zijn. Er heeft geen stemherkenning plaatsgevonden en dat een telefoonnummer aan verdachte is gekoppeld betekent niet dat hij ook altijd gebruiker van dit telefoonnummer is.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde lijkt de vermeende betrokkenheid van verdachte neer te komen op het verschaffen van inlichtingen en uit niets blijkt dat de verdovende middelen zich in zijn machtssfeer bevonden.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde kan het telefoonnummer eindigend op 664 niet aan verdachte worden gekoppeld. Uit niets blijkt dat verdachte dit toestel tijdens de contactmomenten in gebruik had. Het aantreffen van DNA-materiaal van verdachte op het peilbaken duidt niet zonder meer op medeplegen, omdat niet is vast te stellen dat dit DNA-spoor te relateren is aan dit zaaksdossier. Bovendien past het gebruiken van een peilbaken meer in de sleutel van medeplichtigheid en kan medeplegen niet worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er geen verdovende middelen zijn aangetroffen, zodat niet kan worden vastgesteld dat er lijst I middelen zijn uitgevoerd. Voorts is de bijdrage van verdachte van onvoldoende gewicht om hem als medepleger te kunnen aanmerken.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens aangevoerd dat er geen verdovende middelen zijn aangetroffen, zodat niet kan worden vastgesteld dat er lijst I middelen zijn uitgevoerd. Tevens kan ook hier niet worden vastgesteld dat verdachte de rol van begeleider heeft gehad tijdens het transport, zodat medeplegen niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden, nu verdachte heeft verklaard dat zijn inkomsten afkomstig zijn uit een erfenis, geld dat zijn broertje heeft gewonnen en een lening van zijn oom. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd vrij te spreken van de Porsche Panamera, omdat [naam 8] heeft verklaard dat deze van hem is en verdachte deze slechts leende met zijn toestemming. Tevens volgt uit de stukken niet genoegzaam dat dit voertuig onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van het onder 7. ten laste gelegde kan niet worden bewezen dat verdachte dit delict heeft gepleegd, dan wel mede heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 6. ten laste gelegde geldt dat nu voor de andere delicten moet worden vrijgesproken dit ook voor dit feit dient te gebeuren. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de organisatie het oogmerk van witwassen had, omdat de witwashandelingen van verdachte op zichzelf staan. Tevens is de beschuldiging dat verdachte leiding heeft gegeven aan de vermeende organisatie onvoldoende onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank

Betrouwbaarheidsverweer

Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de tapgesprekken niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat deze niet betrouwbaar zijn. Er heeft geen stemherkenning plaatsgevonden en dat een telefoonnummer aan verdachte is gekoppeld betekent niet dat hij ook de continue gebruiker van dit telefoonnummer is.
De rechtbank stelt vast dat in de woning van verdachte een telefoontoestel is aangetroffen dat gebruik maakte van telefoonnummer + [telefoonnummer] . Uit de data van dit toestel blijkt dat de eigenaar [verdachte] is genaamd. In dit onderzoek zijn onder meerdere verdachten, waaronder de broers van verdachte, telefoons inbeslaggenomen. Uit de data op deze telefoons blijkt iedere keer dat bij het telefoonnummer + [telefoonnummer] een naam wordt vermeld die past bij verdachte. Door de politie is een tap geplaatst op voornoemd telefoonnummer. Veel van deze tapsessies zijn letterlijk opgenomen in het dossier. De rechtbank stelt vast dat uit geen enkel gesprek blijkt dat de persoon, die gebruik maakte van het telefoonnummer + [telefoonnummer] , zich eerst moest voorstellen of dat er onduidelijkheid is, omdat de persoon aan de lijn iemand anders is als de gebruikelijke gebruiker. Sterker nog: uit de inhoud van de tapgesprekken blijkt juist dat men duidelijk weet met wie en waar men over belt. De rechtbank heeft hierdoor geen reden om te twijfelen of de gebruiker van telefoonnummer + [telefoonnummer] telkens verdachte is geweest. Bovendien passen de gevoerde telefoongesprekken bij de verklaringen van medeverdachten in het dossier. Het verweer wordt verworpen.

Ten aanzien van het onder 7. ten laste gelegde

De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 7. ten laste gelegde, het dumpen van het afval, heeft gepleegd dan wel heeft medegepleegd, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Voor de leesbaarheid van het vonnis heeft de rechtbank ervoor gekozen de zaken in chronologische volgorde te bespreken. De rechtbank zal derhalve beginnen met de bespreking van het onder 4. tenlastegelegde, het oudste drugstransport.
Nu meerdere personen dezelfde achternaam hebben worden de volgende personen met de voornaam aangeduid.

[medeverdachte 3] wordt aangeduid met [medeverdachte 3] .1

[verdachte] wordt aangeduid met [verdachte] .2

[medeverdachte 2] wordt aangeduid met [medeverdachte 2] .3

[medeverdachte 6] wordt aangeduid met [medeverdachte 6] .4

[medeverdachte 8] wordt aangeduid met [medeverdachte 8] .5

De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen
6die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.

Algemene bewijsmiddelen

De telefoonnummers
De rechtbank koppelt de hierna genoemde telefoonnummers aan de volgende personen.
[verdachte] (verdachte):
De data op het in de woning van [verdachte] aangetroffen telefoontoestel zijn onderzocht. Onder “owner name” stond de naam [verdachte] . Het telefoonnummer + [telefoonnummer] was aan dit toestel gekoppeld. In de contactenlijst stond bij het telefoonnummer + [telefoonnummer] “ [medeverdachte 2] broertje” vermeld.
7[medeverdachte 3] :
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer]
.
8
[medeverdachte 2] :
De data op het in de woning van [medeverdachte 2] aangetroffen telefoontoestel werden onderzocht. Onder “owner name” stond de naam [medeverdachte 2] . Het telefoonnummer + [telefoonnummer] was aan dit toestel gekoppeld.
9Uit de contactenlijst bij dit toestel stond bij contact “ [naam 1] Nieuw” het telefoonnummer + [telefoonnummer] .
10[medeverdachte 5] :
Naar de telefoon, die onder [medeverdachte 5] in beslag is genomen
11, is onderzoek verricht. Hieruit blijkt dat de eigenaar van het toestel, [medeverdachte 5] , het nummer + [telefoonnummer] gebruikt.
12[medeverdachte 7] :
[medeverdachte 7] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer]
.
13
[medeverdachte 4] :
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer]
.
14
[medeverdachte 9] :
[medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer]
.
15
[medeverdachte 10] :
[medeverdachte 10] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer] .
16[medeverdachte 6] :
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat het telefoonnummer + [telefoonnummer] van hem is.
17[medeverdachte 8] :
[medeverdachte 8] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer]
.
18
[medeverdachte 1] :
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer]
.
19
[medeverdachte 11] :
[medeverdachte 11] is in Noorwegen aangehouden en haar telefoons zijn door de Noorse autoriteiten inbeslaggenomen. Uit het onderzoek in Noorwegen naar deze telefoons blijkt dat zij gebruikmaakte van de telefoonnummers + [telefoonnummer] en + [telefoonnummer] .
20
Het gebruik van de panden
[straatnaam] in Wolvega:[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij een garagebedrijf heeft in het pand aan de [straatnaam] in Wolvega. Hij huurt dit pand.
21
[straatnaam] in Wolvega:[medeverdachte 7] heeft verklaard dat het pand aan de [straatnaam] in Wolvega door hem wordt gehuurd en gebruikt.
22
[straatnaam] te Wolvega :Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [medeverdachte 5] eigenaar is van het bedrijf [medeverdachte 5] reparaties, gevestigd aan de [straatnaam] te Wolvega.
Bij de gegevens staat dat [medeverdachte 5] een zelfstandig automonteur is.
23

Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde

Bij de ten laste gelegde drugstransporten en de voorbereiding van een transport is de werkwijze steeds dat wordt gewerkt met een in Duitsland gehuurde auto.
Het halen van het voertuig, de Citroën
[medeverdachte 8] heeft verklaard dat hem door [medeverdachte 3] is gevraagd of hij iemand wist die met een auto voor hem cocaïne naar Noorwegen kon brengen. Hij heeft toen zijn broer
[medeverdachte 6] benaderd, omdat hij wist dat [medeverdachte 6] in geldnood zat. [medeverdachte 6] wilde het wel doen. [medeverdachte 6] zou in eerste instantie zelf de auto huren, maar hij kon niet. [medeverdachte 8] heeft dit doorgegeven aan [medeverdachte 3] en [verdachte] en gezegd werd toen dat hij de auto dan maar zelf moest huren. Ze hebben vervolgens een emailaccount op
[medeverdachte 8] ‘s naam aangemaakt om een auto bij autoverhuurbedrijf [bedrijf 1] in Duitsland te reserveren. [medeverdachte 8] heeft daarna samen met [medeverdachte 3] en nog een derde persoon de auto opgehaald bij [bedrijf 1] in Düsseldorf. [medeverdachte 8] kreeg € 500,-- contant van [medeverdachte 3] . Dit geld moest hij storten op zijn bankrekening, zodat hij de autohuur kon pinnen. [medeverdachte 8] heeft een witte Citroën DS gehuurd.
24
Uit de bankgegevens van [medeverdachte 8] blijkt dat er op 26 augustus 2020 om 13.16 uur € 500,-contant is gestort en dat op 26 augustus 2020 om 20.20 uur € 532,49 wordt betaald aan [bedrijf 1] .
25
Volgens de gegevens van [bedrijf 1] blijkt dat [medeverdachte 8] vanaf 26 augustus 2020 een Citroën
DS DS3 Crossback met kenteken [kenteken] heeft gehuurd bij [bedrijf 1] in Düsseldorf.
26Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 8] (+ [telefoonnummer] ) op 26 augustus omstreeks 16:24 uur de zendmast aanstraalt bij Klazienaveen en op 26 augustus 2020 omstreeks 21:15 uur de zendmast bij Babberich. In de tussenliggende periode wordt er geen gebruik gemaakt van zendmasten in Nederland. Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon in gebruik bij [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) blijkt dat zijn telefoon op 26 augustus omstreeks 16:22 uur de mast aanstraalt bij Klazienaveen en op 26 augustus 2020 omstreeks 21:12 uur de mast bij Stokkum en vervolgens om 21:14 uur bij Babberich. In de tussenliggende periode wordt er geen gebruik gemaakt van zendmasten in Nederland. Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 4] (+ [telefoonnummer] ) blijkt dat deze telefoon op 26 augustus 2020 om 15:36 uur de zendmast aanstraalt bij Emmen. Op 26 augustus 2020 om 21:16 uur straalt dit telefoonnummer een zendmast aan welke staat in Didam.
27Voorts blijkt uit een bericht van
[medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) op 26 augustus 2020 om 15.05 uur aan [medeverdachte 5]
(+ [telefoonnummer] ) dat hij onderweg is om een nieuwe auto op te halen. Hij is er vanavond.
28
De rechtbank stelt vast dat voornoemde betaalgegevens en historische verkeersgegevens de verklaring van [medeverdachte 8] voldoende steun geven om vast te stellen dat [medeverdachte 8] de Citroën in Düsseldorf heeft gehuurd en dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] met hem mee waren om de auto op te halen. Bovendien bevestigt [medeverdachte 3] zelf in een bericht naar [medeverdachte 5] dat hij een auto aan het halen is.
Het preparen van het voertuig, de Citroën
Uit de camerabeelden van 26 augustus 2020 van de camera-installatie gericht op het pand aan de [straatnaam] te Wolvega blijkt het volgende. Rond 22.17 uur kwam er een Mercedes GLA het terrein van de loods op rijden. [verdachte] stapte als bijrijder uit, opende de loods en ging naar binnen. Om 22.24 uur reed een witte Citroën type DS Crossback voorzien van kenteken [kenteken] het terrein van de loods op. Het kenteken is ten naam gesteld bij [bedrijf 1] Duitsland. Als bijrijder stapte uit [medeverdachte 4] . De Citroën werd de loods ingereden. Om 22.34 uur liep [medeverdachte 5] het terrein van de loods op. Hij droeg een zwart voorwerp. Om 22.47 uur werd de loodsdeur geopend door [medeverdachte 3] en [verdachte] . Ze keken rond en sloten de deur weer. Om 23.51 uur reed de
Citroën met Duits kenteken de loods uit. [medeverdachte 4] hield de loodsdeur open, [medeverdachte 5] verliet met een koffer in de hand het terrein.
29
Voornoemde camerabeelden zijn aan [medeverdachte 5] getoond. Hij heeft zichzelf op de camerabeelden herkend.
30Onder [verdachte] is een telefoon inbeslaggenomen die gekoppeld was aan telefoonnummer + [telefoonnummer] . Uit de veiliggestelde gegevens op deze telefoon blijkt dat op 26 augustus 2020 om 22:39 uur in de map shared/AppGroup een foto is geplaatst. Uit bevindingen van de digitale recherche werd duidelijk dat de afbeelding via Signal verzonden is. De contactpersoon naar wie de afbeelding is verzonden betrof + [telefoonnummer] onder de naam “ [naam 2] ”. Uit onderzoek werd duidelijk dat het telefoonnummer + [telefoonnummer] in gebruik is bij Signal contact “ [naam 3] ”. [verdachte] had dit telefoonnummer in zijn contactenlijst als “ [naam 2] ” opgeslagen. Op de foto is volgens de verbalisant de hem bekende [medeverdachte 5] te zien. Hij hangt half in het passagiersportier van een witte auto. De uiterlijke contouren van het voertuig komen overeen met een witte Citroën type Crossback. Om 23.09 uur die dag werd met de telefoon in gebruik bij [verdachte] een video gemaakt. Hierop is een witte auto te zien die qua uiterlijke kenmerken overeenkomt met de Citroën type Crossback. Op het stuur is een logo te zien. Dit logo komt ook overeen met het logo van een Citroën type Crossback. Te zien is dat onder het middenconsole verschillende pakketten liggen.
31Eerder die dag om 1.50 uur heeft [verdachte] via Signal aan [naam 3] doorgegeven dat hij een nieuwe man heeft die gaat rijden en dat hij nu de auto gaat vullen met “stach”. Als [naam 3] wil kan hij ook zijn “stach” er in. De man vertrekt morgenochtend. In het gesprek werd ook over een “tracker” gesproken.
32
De voorbereiding van het transport met als koerier [medeverdachte 6]
[medeverdachte 8] heeft verklaard dat hij, voordat [medeverdachte 6] naar Noorwegen is vertrokken, samen met [medeverdachte 3] , [verdachte] en nog iemand bij [medeverdachte 6] thuis is geweest. Door [medeverdachte 3] of [verdachte] is de Citroën toen naast de woning van [medeverdachte 6] op een parkeerterrein gezet. Hij heeft gezien dat [verdachte] en de andere man een GPS-tracker in de Citroën inbouwden. Dit deden ze op het parkeerterrein naast de woning van [medeverdachte 6] . Tijdens het bezoek werd de route besproken. Deze lieten ze zien op Google Earth. De grensovergangen werden besproken. Het was belangrijk dat [medeverdachte 6] via de brug ging in plaats van met de boot. Wanneer [medeverdachte 6] op de eindbestemming was aangekomen moest hij bellen met [medeverdachte 3] of [verdachte] . Ze vertelden ook dat ze voor de zekerheid een hotel voor [medeverdachte 6] hadden geboekt.
33.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer + [telefoonnummer] dat in gebruik is bij [medeverdachte 8] blijkt dat zijn telefoon in de vroege morgen van 27 augustus 2020 om 1:14 uur een zendmast aanstraalde die staat op de Expansie te Marknesse. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer + [telefoonnummer] dat in gebruik is bij lbraahim is te lezen dat zijn telefoonnummer op 27 augustus 2020 van 00:24 uur tot en met 1:08 uur dezelfde zendmast aanstraalde. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer +
[telefoonnummer] dat in gebruik is bij [verdachte] blijkt dat zijn telefoonnummer op 27 augustus 2020 omstreeks 00:21 uur en om 00:24 uur ook dezelfde zendmast aanstraalde. Tevens straalde de telefoon genoemde mast aan omstreeks 1:19 uur. De woning van [medeverdachte 6] aan de [straatnaam] te Marknesse ligt midden in Marknesse en in het gebied van genoemde zendmast.
34
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer + [telefoonnummer] dat in gebruik is bij [medeverdachte 6] is te lezen dat hij op 27 augustus 2020 om 5:28 uur contact had met een zendmast die staat op de Expansie te Marknesse en op 29 augustus 2020 om 6:56 uur contact had met een zendmast die staat op de Markt te Wolvega. In de tussenliggende gesprekken zijn geen mastgegevens bekend. Dit kan inhouden dat het telefoonnummer in het buitenland is geweest.
35
De rechtbank stelt vast dat de historische telefoongegevens de verklaring van [medeverdachte 8] ondersteunen, dat voordat [medeverdachte 6] op reis ging hij samen met [medeverdachte 3] , [verdachte] en een onbekende man bij [medeverdachte 6] thuis is geweest. Bovendien bevestigt [medeverdachte 6] dit ook in onderstaande verklaring.
Het transport met als koerier [medeverdachte 6]heeft verklaard dat hij [medeverdachte 3] via zijn broer [medeverdachte 8] heeft ontmoet.
[medeverdachte 3] heeft hem toen voorgesteld om voor hem naar Oslo in Noorwegen te rijden. Hem is verteld dat er ongeveer zes kilo cocaïne in de auto zou zitten. In de vroege ochtend van 27 augustus 2020 is [medeverdachte 6] met een witte Citroën richting Noorwegen vertrokken. Deze auto had
[medeverdachte 3] voor hem geregeld. De avond hiervoor kwamen [medeverdachte 8] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en nog een ander bij hem langs. Hij heeft instructies gekregen. [verdachte] vertelde dat ze via een GPS-tracker konden zien waar hij was. Er zouden ook personen voor hem uitrijden. Tijdens de reis had [medeverdachte 6] veel contact met het telefoonnummer + [telefoonnummer] . Volgens [medeverdachte 6] was dit het nummer dat [verdachte] gebruikte. [verdachte] gaf hem de adressen. Tijdens de reis kreeg [medeverdachte 6] via wickr locaties doorgezonden. [verdachte] gebruikte de wickr accounts: [gebruikersnaam] en [gebruikersnaam] . Deze locaties tikte [medeverdachte 6] dan in op zijn telefoon. Wanneer hij bijna bij een locatie was kreeg hij een nieuwe locatie door. Ze wisten dus telkens waar hij was. In Zweden heeft
[medeverdachte 6] overnacht in een hotel. Dit was voor hem op zijn naam gereserveerd. De volgende ochtend is hij naar Noorwegen gereden. Hij kwam vroeg in de ochtend aan bij een hotel in Oslo. Dit hotel was eveneens voor hem gereserveerd. Het betrof het [hotel 1] . In Oslo moest [medeverdachte 6] achter een donkere man in een taxi aanrijden. Ze reden naar een autogarage. Daar moest hij [verdachte] bellen en zijn telefoon en sleutels aan de man afgeven. De man bracht hem met de taxi terug naar zijn hotel. In de avond is [medeverdachte 6] weer richting Nederland gereden. Hij kwam vroeg in de ochtend aan in Nederland. Hij is toen naar de woning van [medeverdachte 8] gereden en heeft hem de sleutel van de auto overhandigd. Toen hij de auto in Noorwegen terugkreeg zag hij dat de halve middenconsole eruit lag. Ze hadden in Noorwegen de middenconsole uit elkaar gehaald maar niet weer netjes in elkaar gezet.
36
Uit de historische telefoongegevens in de periode tussen 27 augustus 2020 en 5 oktober 2020 blijkt dat [medeverdachte 6] met het telefoonnummer + [telefoonnummer] contact heeft gehad met het telefoonnummer + [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer heeft geen tenaamstelling. Gedurende de reis van [medeverdachte 6] had hij zeer regelmatig contact met dit telefoonnummer. Uit de vergelijking met de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer + [telefoonnummer] en het telefoonnummer + [telefoonnummer] dat in gebruik is bij [verdachte] , blijkt dat beide telefoons op dezelfde momenten gebruikmaakten van zendmasten die staan in dezelfde plaatsen in Nederland.
37De telefoon van [verdachte] is inbeslaggenomen. Het telefoonnummer dat aan deze telefoon gekoppeld was had het nummer + [telefoonnummer] . Deze telefoon is onderzocht. Op het toestel stonden verschillende apps. Onder “User Account” bij deze verschillende apps waren door de gebruiker verschillende accountnamen gekoppeld. Voor de app wickr waren de accountnamen [gebruikersnaam] en [gebruikersnaam] gekoppeld. Op de telefoon was gezocht op [hotel 2] , Oslo. In het tabblad “images” werd een screenshot van een boekingsbevestiging van het [hotel 2] , Oslo aangetroffen.
38Uit de bankgegevens van [medeverdachte 6] blijkt dat hij op 28 augustus 2020 een betaling van 125,39 euro bij ATM Nokas Nydalen Oslo Noorwegen heeft gedaan.
39Op voornoemde telefoon werd op 27 augustus 2020 naar [hotel 3] op de website www.booking.com gezocht.
40
Op grond van het voorstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte] tijdens het transport naar Noorwegen en in Noorwegen instructies aan [medeverdachte 6] heeft gegeven en dat hij ook de hotels voor hem heeft gereserveerd. [verdachte] gebruikte tijdens het transport het telefoonnummer + [telefoonnummer] en op de wickr app de accountnamen [gebruikersnaam] en [gebruikersnaam] .
De beloning van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8]
[medeverdachte 6] heeft ongeveer € 4.500,-- voor de rit ontvangen. Hij heeft dit geld van [verdachte] ontvangen. Dit was minder dan hem was toegezegd. [verdachte] vertelde hem dat dit was omdat de ontvangers in Noorwegen zeiden dat “het spul” niet goed was en dat de kronen nog omgewisseld moesten worden naar euro’s
.41
[medeverdachte 8] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 6] € 10.000,-- zou ontvangen. Dit bedrag zouden beiden delen. Uiteindelijk hebben ze minder ontvangen. [verdachte] heeft hen dit geld gebracht. Ze hebben elke € 4.500,-- gehad.
42
De rol van [verdachte]was in de loods aan de [straatnaam] te Wolvega aanwezig toen de cocaïne werd ingebouwd en heeft hier ook afbeeldingen van op zijn telefoon. Hij was betrokken bij het plaatsen van de GPS-tracker onder de auto. Voorafgaande aan het transport heeft hij de route doorgesproken met
[medeverdachte 6] als de koerier en hem instructies gegeven. Tijdens het transport gaf hij de locaties door aan de koerier en gaf hij door welke hotels voor hem waren gereserveerd. In Oslo was [verdachte] de tussenpersoon tussen de koerier en de personen in Oslo die de drugs ontvingen. Hij was dus verantwoordelijk voor de coördinatie voorafgaand aan het transport, tijdens het transport en na afloop was hij verantwoordelijk voor de betaling van de koerier en diens broer. Hij had derhalve een leidinggevende en coördinerende rol bij het drugstransport.
De rol van [medeverdachte 3]
heeft via [medeverdachte 8] de koerier geronseld. Ook onderhield hij het contact met [medeverdachte
5] , de persoon die de drugs moest inbouwen. [medeverdachte 3] was in de loods aan de
[straatnaam] te Wolvega aanwezig toen de drugs werden ingebouwd. Hij heeft de auto met daarin de drugs naar de woning van [medeverdachte 6] gereden en hij heeft hem instructies gegeven voor het transport naar Oslo. [medeverdachte 3] was derhalve verantwoordelijk voor de coördinatie voorafgaande aan het transport en voor het bij elkaar brengen van de betrokken personen. Tevens heeft hij aanwijzingen gegeven voor tijdens het transport en heeft hij drugs vervoerd en aanwezig gehad.
De rol van [medeverdachte 6]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 6] is gevraagd om ongeveer zes kilo cocaïne naar het buitenland te vervoeren. Hij heeft hiermee ingestemd en heeft vervolgens een auto met daarin de cocaïne naar Oslo vervoerd.
De rol van [medeverdachte 5]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 5] wist dat er een auto opgehaald zou worden en hij komt de avond dat de auto is opgehaald langs in de loods aan de [straatnaam] in Wolvega. Hij heeft zijn gereedschapskoffer bij zich. Wanneer de auto wegrijdt vertrekt ook [medeverdachte 5] . Gelet op deze omstandigheden, in samenhang genomen met de op de telefoon van [verdachte] aangetroffen afbeeldingen, waaruit blijkt dat [medeverdachte 5] voorin de
Citroën bezig is en dat bij de middenconsole de drugs is ingebouwd en de verklaring van [medeverdachte 6] dat de middenconsole in Noorwegen is verwijderd en teruggezet, acht de rechtbank het aangetoond dat [medeverdachte 5] , die automonteur is, de drugs in de auto heeft ingebouwd.

Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde

Ook hier betreft het een transport naar Noorwegen. Er is een auto van het merk BMW gehuurd in Duitsland. [medeverdachte 6] wilde het transport niet zelf uitvoeren en is op zoek gegaan naar een koerier.
Het regelen van de koerier [medeverdachte 1]
Op 24 september 2020 belde [medeverdachte 2] (+ [telefoonnummer] ) naar [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) en zei dat als hij hem niet betaalt, geen geld geeft, wie gaat het dan uitvoeren? Zo werkt niemand.
43[medeverdachte 6] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] hem heeft gevraagd om opnieuw met een auto naar het buitenland te rijden. [medeverdachte 6] heeft toen [medeverdachte 12] gevraagd. Hij heeft hierbij gezegd dat het om een drugstransport ging.
[medeverdachte 6] zou voor zijn bemiddeling € 10.000,-- ontvangen. Via [medeverdachte 12] is [medeverdachte 6] in contact gekomen met [medeverdachte 1] .
44[medeverdachte 12] heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 6] is benaderd met de vraag of hij met drugs naar het buitenland wilde rijden. Hij heeft toen aan [medeverdachte 13] gevraagd of zij iemand kende die met drugs naar het buitenland wilde te rijden. [medeverdachte 13] kende wel iemand en via [medeverdachte 13] heeft hij het telefoonnummer van [medeverdachte 1] ontvangen. [medeverdachte 12] heeft vervolgens tegen
[medeverdachte 6] gezegd dat [medeverdachte 1] het wel wilde doen en is samen met
[medeverdachte 6] bij [medeverdachte 1] in Leeuwarden geweest.
45
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 13] haar heeft gevraagd een auto heen en weer Noorwegen te rijden. Toen ze [medeverdachte 13] vroeg wat er met de auto was vertelde [medeverdachte 13] haar dat er drugs in zaten. [medeverdachte 13] vroeg haar of ze haar telefoonnummer door mocht geven. Daarna werd [medeverdachte 1] gebeld. Ze heeft toen afgesproken in Leeuwarden. Ze heeft daar een ontmoeting gehad met [medeverdachte 12] en een Nederlandse man. Ze hebben haar toen verteld dat ze de wickr app op haar telefoon moest zetten. Ze heeft toen haar gebruikersnaam aan de Nederlandse man doorgegeven. Dit was haar eigen naam.
46
Voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd stelt de rechtbank vast dat de Nederlandse man waar [medeverdachte 1] over heeft verklaard [medeverdachte 6] moet zijn en dat [medeverdachte 6] haar voor [medeverdachte 3] heeft benaderd
Het huren van de auto, de BMW
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij geld van [medeverdachte 3] heeft gekregen en dat
[medeverdachte 1] dit geld op haar rekening heeft gestort. [medeverdachte 6] heeft [medeverdachte 1] in Balk opgehaald en samen zijn ze naar Düsseldorf gereden. [medeverdachte 1] zou daar een auto huren, maar ze had onvoldoende geld gekregen. [medeverdachte 6] heeft toen zijn vriendin, [naam 4] , gevraagd om geld over te maken. [medeverdachte 1] heeft vervolgens een auto gehuurd en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] zijn toen ieder in een auto naar Nederland gereden.
[medeverdachte 6] had contact met [medeverdachte 1] via de app wickr. Zijn gebruikersnaam was [gebruikersnaam] met een paar cijfers. [medeverdachte 1] heeft de auto bij de Lidl in Balk neergezet en de sleutels heeft ze in de auto achtergelaten. [medeverdachte 6] heeft toen aan [medeverdachte 3] doorgegeven waar de auto stond.
47
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij bij de Lidl in Balk is opgehaald en dat ze samen met de man in een wit bestelbusje naar Duitsland is gereden. Ze had via de app wickr haar e-mailadres doorgegeven en ze ontving per e-mail een reservering van een huurauto bij [bedrijf 1] op de luchthaven van Düsseldorf. Dit had iemand anders voor haar gedaan. Toen zij en de man aankwamen op het vliegveld bij Düsseldorf zijn ze samen naar de autoverhuur gelopen. [medeverdachte 1] had onvoldoende geld. Daarom moest ze een tikkie maken en naar hem op whatsapp sturen. De man zei dat hij het weer doorstuurde naar iemand anders. Daarna moesten ze even wachten op het geld en toen dat binnen was heeft [medeverdachte 1] de auto betaald. [medeverdachte 1] heeft een zwarte BMW gehuurd. Ze had met [medeverdachte 6] afgesproken om de auto bij de Lidl in Balk neer te zetten. Dit heeft ze gedaan. Ze heeft de sleutel bij de auto achtergelaten. Ze zou vervolgens via de app wickr horen wanneer ze moest vertrekken.
48
Uit de gegevens van [bedrijf 1] blijkt dat [medeverdachte 1] van 28 september 2020 tot en met 6 oktober 2020 bij [bedrijf 1] in Düsseldorf een auto van het merk en type BMW X2 met het Duitse kenteken [kenteken] heeft gehuurd. De huurprijs was € 978,96.
49Op 28 september 2020 om 23.39 uur belde [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) met [medeverdachte 6] (+ [telefoonnummer] ) en vroeg hem of hij doekoes moest meenemen. Volgens [medeverdachte 6] kwam dit morgen wel. [medeverdachte 6] vroeg of ze morgenochtend moest vertrekken. Van [medeverdachte 3] moest
[medeverdachte 6] op wickr kijken. Om 23.41 uur belde [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] )
[medeverdachte 6] (+ [telefoonnummer] ) opnieuw en vroeg wat hij heeft bijgevuld. [medeverdachte 6] zei € 540,-- want hij was € 960,--.
50
Het persen van de drugs en het prepareren van de auto, de BMW
Op het pand [straatnaam] te Wolvega had de politie een observatiecamera gericht. Uit de beschrijving van deze camerabeelden blijkt het volgende. Op 28 september 2020 om 23.38 uur is te zien dat er een zwarte BMW voorzien van Duitse kentekenplaten de loods werd ingereden. De loodsdeur werd door [medeverdachte 4] geopend. De volgende cijfers en letters van het Duitse kenteken waren waar te nemen: [kenteken] . Achter de BMW rijdt een blauwe Volkswagen Golf. [medeverdachte 9] stapte uit aan de bestuurderszijde van de Volkswagen Golf en rende naar de loodsdeur om deze samen met [medeverdachte 4] verder te openen. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 9] sloten de deur en bleven in de loods.
Om 23:43 uur werd de loodsdeur geopend. [medeverdachte 9] en [medeverdachte 3] liepen de loods uit in de richting van de Volkswagen Golf. [medeverdachte 3] stapte aan bestuurderszijde in en
[medeverdachte 9] aan de bijrijderszijde.
51Volgens [medeverdachte 9] moet de bestuurder, die de
BMW naar binnen heeft gereden, [medeverdachte 3] zijn geweest want er was naast hem, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] niemand anders in de loods aanwezig.
52
Op 2 oktober 2020 om 19:09 uur werd de BMW X2 uit de loods aan de [straatnaam] te Wolvega gereden. De hierbij aanwezige personen waren [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] ,
[medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 14] en een onbekend gebleven persoon.
53
[medeverdachte 7] heeft verklaard dat hij in het weekend van 2 en 3 oktober 2020 aanwezig was in de loods die bij [medeverdachte 3] in gebruik was. [medeverdachte 14] was toen achter in de loods drugs aan het persen. Dit lukte niet en toen is [medeverdachte 7] gevraagd om te helpen. [medeverdachte 14] heeft de drugs versneden en in zakjes gedaan en [medeverdachte 7] heeft geperst. Naast [medeverdachte 14] was [verdachte] hier ook bij aanwezig. [medeverdachte 7] heeft gehoord dat het heroïne betrof. Ze waren rond 3.00 uur klaar. [medeverdachte 7] heeft in de loods een zwarte auto gezien. De kentekenplaat van de auto was wit met zwart.
54
Op de loods aan de [straatnaam] te Wolvega was ook een camera gericht. Uit deze beelden blijkt dat op 2 oktober 2020 om 19.15 uur een zwart voertuig voorzien van witte kentekenplaten de [straatnaam] op kwam rijden en de loods naar binnen reed.
55
Vervolgens vonden er op 2 en 3 oktober 2020 diverse telefoongesprekken plaats.
Op 2 oktober 2020 om 20.00 uur belde [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) [medeverdachte 2] (+ [telefoonnummer] ). Voor er werd gesproken door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] was te horen dat werd gesproken over een kilo en [medeverdachte 3] zei “gewoon achter brengen”. Daarna begon het gesprek tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en dat ging erover dat ze al lang bezig zijn en [medeverdachte 2] zei: “amateurs”. Uit het gesprek bleek dat [medeverdachte 3] in de garage was. [medeverdachte 3] sloot het gesprek af met "On the road. On the road.".
56
Op 2 oktober 2020 om 20.57 uur belde [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) naar [verdachte] (+ [telefoonnummer] ) en zei dat hij met een kwartiertje een deegroller zou hebben. [verdachte] zei dat dat goed is. Om 21.55 uur belden [medeverdachte 3] en [verdachte] opnieuw en [verdachte] zei dat [medeverdachte 3] maar gewoon die simcard moest halen. De roller hoefde niet meer.
Op 3 oktober 2020 om 1.41 uur belde [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) met [medeverdachte 2] (+ [telefoonnummer] ). Het ging erover dat ze [medeverdachte 5] niet wakker kunnen krijgen en dat [verdachte] betere afspraken moet maken. Vervolgens belde om 1.59 uur [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) met [medeverdachte 5] (+ [telefoonnummer] ). Volgens [medeverdachte 5] was er om 6 uur met hem afgesproken, maar volgens [medeverdachte 3] gaat ze dan rijden. Volgens [medeverdachte 3] is alles “ready” en of [medeverdachte 5] kan komen. [medeverdachte 5] gaf aan dat hij eraan zou komen. Hierop belde [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) om 2.00 uur weer met [medeverdachte 2] (+ [telefoonnummer] ). [medeverdachte 3] gaf aan dat hij hem wakker had en volgens [medeverdachte 2] was dat perfect. Ze spraken af naar de garage te gaan. Volgens
[medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 3] alles afgerond maar hij mag niet dicht want er ontbreekt nog iets. Hij moet alles erin doen maar niet sluiten.
57
Uit de camerabeelden blijkt dat op 3 oktober 2020 om 3.49 uur een donkerkleurig voertuig uit de loods aan de [straatnaam] in Wolvega kwam rijden. Tegelijkertijd kwam van het pad naast het loodsencomplex een voertuig aanrijden. Beide voertuigen reden vervolgens uit beeld.
58
Op 3 oktober 2020 te 3.51 uur bleek uit een gesprek tussen [verdachte] (+ [telefoonnummer] ) en [medeverdachte 2] (+ [telefoonnummer] ) dat ze achter elkaar aanreden. Tijdens het gesprek verplaatsten ze zich. Op 3 oktober 2020 te 4.07 uur straalde de telefoon van [medeverdachte 2] een zendmastlocatie aan waarbinnen ook het gebied van supermarkt de Lidl in Balk is gelegen.
59Om 4.28 uur belde [medeverdachte 6] (+ [telefoonnummer] ) met [verdachte] (+ [telefoonnummer] ) en zei dat ze wakker is en zo naar “de waggie” toe gaat. [verdachte] zei dat dat goed is en dat ze locaties geven. Net voor dit gesprek om 4.27 uur had [medeverdachte 6] contact met het telefoonnummer + [telefoonnummer] op naam van [medeverdachte 1] .
60Uit historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] met het telefoonnummer + [telefoonnummer] blijkt dat op 3 oktober 2020 om 4:43 uur haar telefoon zich nog in Nederland bevond. Deze had toen nog contact via de zendmast die staat in Balk aan de Dubbelstraat.
61[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij ’s nachts tussen 4 en 5 uur is gebeld. Er werd toen gezegd dat de auto klaarstond bij de Lidl.
62
Gelet op de in het voorgaande opgegeven tijdlijn in samenhang met de locatiegegevens en de tapgesprekken stelt de rechtbank vast dat de inmiddels geprepareerde BMW door [medeverdachte 2] en [verdachte] van Wolvega naar de Lidl in Balk is gereden. [verdachte] heeft vervolgens aan [medeverdachte 6] doorgegeven dat de auto voor de koerier klaar stond.
Het reisgeld voor [medeverdachte 1]
Volgens [medeverdachte 1] heeft zij € 600,-- aan reisgeld gekregen voor tanken, eten en tolwegen. Ze heeft dit cash gekregen van de man die met haar is meegegaan om de auto in Duitsland te huren en die gebruik maakte van het wickr-profiel [gebruikersnaam] .
63
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij op 1 oktober 2020 met [medeverdachte 3] heeft afgesproken bij de voetbalvelden van FC Wolvega. Hij heeft toen € 600,-- ontvangen van
[medeverdachte 3] . Dit geld was bestemd voor [medeverdachte 1] , voor de reis. Zij heeft dit geld op haar rekening gestort.
64
Uit de gegevens van de bankrekening van [medeverdachte 1] blijkt dat op 1 oktober 2020 € 600,-- op haar rekening is gestort bij een geldautomaat aan de Van Harenstraat in Wolvega. Vervolgens zijn er op 3 oktober 2020 betalingen gedaan in Duitsland en Denemarken, op 5 oktober 2020 betalingen in Oslo, Noorwegen en op 6 oktober 2020 betalingen in Zweden, Duitsland en Nederland.
65
Het transport met als koerier [medeverdachte 1]
Op 3 oktober 2020 om 6.16 uur is er een ANPR-registratie van de BMW met kenteken [kenteken] bij Zwartemeer, voor de grens van Duitsland.
66
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij met de BMW naar Oslo in Noorwegen is gereden. Zij kreeg onderweg steeds locaties door via een wickr-profiel met de naam [gebruikersnaam] . Steeds wanneer ze bijna op een locatie was kreeg zij een nieuwe locatie door. Ze is in een keer doorgereden en kwam ’s avonds rond 23.00 uur of 24.00 uur aan op de eindbestemming. Daar stond een zwarte auto en ze werd benaderd door een vrouw, genaamd [naam 5] , en haar vriend. Er was een hotelkamer op haar naam voor haar geboekt en daar werd zij met een taxi naar toegebracht. Op de kamer moest ze wachten tot ze weer weg mocht. Ze heeft via de app wickr gebeld met [gebruikersnaam] . Hij gaf aan dat ze nog niet weg mocht en moest wachten op een telefoontje. Op maandagavond om 21.00 uur werd haar telefonisch meegedeeld dat ze weg mocht en dat de auto voor het hotel stond. Ze is toen naar huis gereden en kwam dinsdag aan. Ze heeft toen ze thuis was een bericht naar [gebruikersnaam] gezonden. Ze heeft de auto bij de Lidl in Balk neergezet.
67
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat [verdachte] tijdens de reis contact had met [medeverdachte 1] en de reis regelde. [verdachte] deed dit door het sturen van locaties via de app wickr.
68Op 5 oktober 2020 heeft [medeverdachte 6] contact met [verdachte] gehad en [verdachte] vertelde dat ze de auto in Oslo niet open kregen, waardoor het langer duurde.
69
Uit de ANPR registratie blijkt dat de BMW op 6 oktober 2020 om 11.07 uur weer in Nederland was.
70
Mede gelet op de verklaring van [medeverdachte 6] dat [verdachte] de contacten met [medeverdachte 1] onderhield tijdens het transport en de verklaring van [medeverdachte 1] dat zij contact had met het wickr-account [gebruikersnaam] tijdens het transport, één van de wickr accounts van [verdachte] , stelt de rechtbank vast dat [verdachte] tijdens het transport de locaties heeft doorgegeven aan [medeverdachte 1] en haar in Oslo instructies heeft gegeven.
De beloning van [medeverdachte 1]
Nadien heeft [medeverdachte 6] met [medeverdachte 1] afgesproken bij de McDonalds in Lemmer en heeft haar toen geld gegeven. Hij heeft dit geld van [medeverdachte 3] ontvangen. Hij had van [verdachte] begrepen dat [medeverdachte 1] in Oslo al € 1.700,-- had ontvangen.
71
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij bij de McDonalds in Lemmer € 1.950,-- in briefjes van € 50,-heeft ontvangen. Er was haar € 6.000,-- toegezegd.
De rol van [verdachte]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] aanwezig was toen de gehuurde auto uit het pand aan de [straatnaam] in Wolvega werd gereden. Hij was aanwezig bij het persen. Hij heeft de afspraak met [medeverdachte 5] gemaakt. Toen de auto was geprepareerd heeft hij de auto samen met [medeverdachte 2] naar Balk gebracht en vervolgens aan [medeverdachte 6] doorgegeven dat de koerier naar de auto kon komen en dat de locaties doorgegeven zouden worden. Tijdens het transport heeft [verdachte] de instructies en locaties aan de koerier gegeven. Ook onderhield hij de contacten met de personen uit Noorwegen over het moment dat de auto weer gereed was voor vertrek naar Nederland. [verdachte] heeft hiermee een leidinggevende en belangrijke coördinerende rol gehad zowel bij de voorbereiding als tijdens het drugstransport.
De rol van [medeverdachte 3]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 3] [medeverdachte 6] heeft gevraagd om een koerier voor een volgend transport te regelen. Toen [medeverdachte 6] iemand had gevonden was [medeverdachte 6] de contactpersoon van de koerier. Via [medeverdachte 3] kreeg [medeverdachte 6] instructies en heeft hij ook het geld voor de huur van de auto en reisgeld voor de koerier gegeven. Nadat de auto was gehuurd, is aan [medeverdachte 3] doorgegeven waar de auto stond en heeft [medeverdachte 3] de auto zijn pand aan de [straatnaam] in Wolvega binnengereden. Toen de auto vervolgens in het pand aan de [straatnaam] in Wolvega was geplaatst, heeft [medeverdachte 3] contact met [medeverdachte 2] gehad over de werkzaamheden die uitgevoerd moesten worden en toen deze klaar waren heeft hij gezorgd dat [medeverdachte 5] naar zijn pand toe ging. Het persen heeft in het door [medeverdachte 3] gehuurde pand plaatsgevonden. Aan [medeverdachte 3] werd ook doorgegeven dat er nog “iets” bij moest en nog niet dicht mocht. Hieruit blijkt zeggenschap van [medeverdachte 3] over het dichtmaken van de ruimtes in de auto. Na het transport heeft hij geld voor de koerier aan [medeverdachte 6] gegeven. [medeverdachte 3] heeft hiermee een leidinggevende en belangrijke coördinerende rol gehad in de voorbereiding van het drugstransport.
De rol van [medeverdachte 2]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 2] aanwezig was toen de gehuurde auto uit het pand aan de [straatnaam] in Wolvega werd gereden. Toen men aan het persen was heeft [medeverdachte 2] telefoongesprekken met [medeverdachte 3] gevoerd waaruit blijkt dat hij wist dat ze bezig waren met de voorbereiding van een transport. Hij wist blijkbaar ook dat de werkzaamheden waren afgerond, want uit de telefoongesprekken blijkt dat hij als eerste heeft geprobeerd om contact te krijgen met [medeverdachte 5] , omdat hij naar zijn pand moest, het pand waar de gehuurde auto op dat moment stond. Wanneer bekend is dat [medeverdachte 5] naar zijn pand gaat geeft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] door dat er nog niets moet worden afgesloten, omdat er nog iets bij moet. De rechtbank maakt hieruit op dat [medeverdachte 2] invloed had over het vervoer van de goederen of stoffen. Vervolgens heeft hij de geprepareerde auto samen met [verdachte] naar Balk gereden en klaar gezet voor de koerier. [medeverdachte 2] heeft hiermee een belangrijke coördinerende rol gehad bij de voorbereiding van het transport.
De rol van [medeverdachte 1]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] is gevraagd om drugs naar het buitenland te vervoeren. Zij heeft hiermee ingestemd, heeft een auto hiervoor gehuurd en is
-nadat de auto was geprepareerd- met de auto naar Oslo gereden. Zij heeft hiermee een uitvoerende rol gehad bij het buiten het grond gebied brengen van Nederland, het vervoeren en aanwezig hebben van de drugs.
De rol van [medeverdachte 6]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 6] actief opzoek is geweest naar een koerier voor een drugtransport naar Oslo. Toen [medeverdachte 1] wel wilde heeft hij haar instructies gegeven, is met haar mee naar Duitsland geweest om een auto te huren, heeft haar geld voor de huur overhandigd en heeft haar reisgeld gegeven. Hij heeft haar ook aangegeven dat de auto gereed was en dat ze kon vertrekken. Tevens heeft hij haar uiteindelijk een deel van de beloning betaald. Kortgezegd was hij de contactpersoon van [medeverdachte 1] . Verdachte had derhalve een belangrijke coördinerende rol voorafgaande aan het drugstransport.
De rollen van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 14]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 14] de drugs heeft versneden en dat [medeverdachte 7] de drugs heeft geperst.
De rol van [medeverdachte 5] wordt later in het vonnis op pagina 32 besproken.

Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde

Op 25 oktober 2020 om 9:08 uur werd een zwarte Ford Kuga, met Duits kenteken [kenteken] , gecontroleerd nabij de grenspassage bij Holtet in Noorwegen. De bestuurster van de auto was een vrouw, die zich met een Nederlands paspoort legitimeerde als [medeverdachte 11] . Er werd besloten om de auto mee te nemen voor een uitgebreide controle.
Het aantreffen van de drugs in de Ford Kuga
De auto werd vervolgens door een douanebeambte met de drugshond doorzocht. De douanebeambten zagen pakketjes verpakt in bolletjesplastic in de achterklep. Er werd een pakketje uit de achterklep gehaald voor onderzoek. Dit was een vierkant, langwerpig pakketje met een Chanellogo. Onder het bolletjesplastic zaten twee lagen met vacuümplastic, zwarte krimpfolie en twee lagen gewoon plastic voordat het pakketje met het logo tevoorschijn kwam. Op 27 oktober 2020 werd een nacontrole van bovengenoemde auto uitgevoerd. Er werden achttien pakketten aangetroffen met bruine tape, waarvan enkele pakketten waren voorzien van een Davidster aangebracht met een blauwe stift.
72De totale hoeveelheid, samen met hetgeen daaraan voorafgaand werd aangetroffen, is forensisch onderzocht en bedraagt in totaal: 6.626,5 gram cocaïne en 8.751,6 gram heroïne.
73Er is gebruik gemaakt van de aanwezige holle ruimtes/bergplaatsen in de auto.
De GPS-tracker aangetroffen in de Ford Kuga
Nabij het pakket onder de vloerbedekking voor de passagiersstoel werd een tracker aangetroffen.
74Deze tracker werd bemonsterd.
75Op de binnenkant van het deksel werd DNA-materiaal aangetroffen dat geschikt was om te vergelijken.
76Dit DNA-materiaal is vergeleken met het DNA-profiel van [verdachte] en het komt overeen.
77
In de tracker werd een simkaart van Lebara aangetroffen. Deze simkaart werd onderzocht en uit dit onderzoek blijkt dat het Nederlandse telefoonnummer + [telefoonnummer] was gekoppeld aan deze simkaart. Uit informatie van de opgevraagde historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer blijkt dat dit telefoonnummer ook in een telefoon met imeinummer ​ [imeinummer] heeft gezeten. Dit was in de periode van 5 september 2020 vanaf 19:56 uur tot en met 3 oktober 2020 om 02:59 uur. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat er drie simkaartjes in dit toestel hebben gezeten. Namelijk de nummers + [telefoonnummer] , + [telefoonnummer] (nummer tracker) en het nummer + [telefoonnummer] .
Op 3 oktober 2020 ging het simkaartje met het telefoonnummer + [telefoonnummer] in de GPS-tracker met het imei-nummer [imeinummer] . Deze combinatie heeft op 3 oktober 2020 omstreeks 3:12 uur nog contact met het Nederlandse telefonienetwerk en daarna niet meer.
78Opvallend is dat op 2 oktober 2020 om 22.36 uur [verdachte] (+ [telefoonnummer] ) met [medeverdachte 2] (+ [telefoonnummer] ) belde en vroeg waar die GPS lag. Volgens [medeverdachte 2] was er naast de auto een witte kast en lag de GPS daar onderin.
79
Op 6 oktober 2020 om 11:09 uur was er weer contact met het Nederlandse telefonienetwerk. Uit de historische telefoongegevens blijkt dat het toestel op 3 oktober 2020 omstreeks 3:12 uur een zendmast aanstraalde in Wolvega. Ook is te lezen dat het toestel op 6 oktober 2020 om 11:09 uur een telefoonmast aanstraalde in Nieuweschans.
Uit historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] (feit 3) met het telefoonnummer + [telefoonnummer] blijkt dat ze zich op 3 oktober 2020 om 4:43 uur nog in Nederland bevond. Haar telefoon had toen nog contact via de zendmast welke staat in Balk aan de Dubbelstraat. Hierna straalde haar telefoon geen masten meer aan in Nederland. Tot 6 oktober 2020 om 11:11 uur toen de telefoon een zendmast aanstraalde gelegen in Oudeschans.
In de periode van 6 oktober 2020 om 11:09 uur en 24 oktober 2020 om 07:50 uur bevond het simkaartje met telefoonnummer + [telefoonnummer] zich nog steeds in een toestel (GPS-tracker) met het imei-nummer [imeinummer] . Het telefoonnummer + [telefoonnummer] had op 24 oktober 2020 om 7:50 nog contact heeft met het Nederlandse telefonienetwerk, namelijk met de zendmast in Nijetrijne. Daarna was er nog wel contact met het nummer maar niet meer met het Nederlandse netwerk. Het telefoonnummer + [telefoonnummer] kwam vervolgens niet meer in Nederland. Het telefoonnummer + [telefoonnummer] dat in gebruik is bij [medeverdachte 11] bevond zich op 24 oktober 2020 om 14:20 uur nog in Nederland. Hierna straalde de telefoon geen zendmasten meer aan in Nederland.
80
Gelet op voornoemde stelt de rechtbank vast dat in de auto waarin [medeverdachte 11] reed een
GPS-tracker is aangetroffen. Op de binnenkant van deze GPS-tracker is het DNA-materiaal van [verdachte] aangetroffen. De auto waarin [medeverdachte 11] reed kon via deze GPS-tracker op afstand (ook vanuit Nederland) worden gevolgd.
In de periode dat [medeverdachte 1] naar Oslo en terug is gereisd straalde de GPS-tracker geen zendmasten aan in Nederland, terwijl hij bij terugkomst van [medeverdachte 1] in Nederland op bijna hetzelfde moment een zendmast bij de grens aanstraalt als de telefoon van [medeverdachte 1] . De rechtbank maakt hieruit op dat de GPS-tracker die in de auto waarin [medeverdachte 11] reed ook is gebruikt voor het transport van [medeverdachte 1] van 3 oktober 2020 tot en met 6 oktober 2020 naar Oslo.
Tevens is opvallend dat zowel het nummer van de GPS-tracker + [telefoonnummer] als het telefoonnummer waarvan de rechtbank bij het hiervoor onder 4. ten laste gelegde, het transport in augustus 2020, heeft vastgesteld dat het in gebruik is bij [verdachte] , te weten + [telefoonnummer] beide in een telefoon hebben gezeten met het imei-nummer [imeinummer] .
Het regelen van de koerier [medeverdachte 11] en het huren van de auto, de Ford Kuga
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] hem heeft gevraagd of hij een chauffeur wilde regelen. [medeverdachte 6] kende [medeverdachte 11] en heeft haar gevraagd. Ze konden hiermee beiden een paar duizend euro verdienen. [medeverdachte 11] wilde het wel doen.
[medeverdachte 3] zei dat ze een auto in Duitsland bij [bedrijf 1] moesten huren. [medeverdachte 6] is met [medeverdachte 11] mee geweest naar Duitsland om een auto te huren. [medeverdachte 6] had hiervoor geld gekregen van [medeverdachte 3] . Dit geld moest [medeverdachte 11] op haar rekening storten, zodat ze de autohuur per pin kon betalen. Ze heeft een Opel Grandland gehuurd. Toen [medeverdachte 6] deze auto naar [medeverdachte 3] in Wolvega reed werd hij kort na de overdracht met zijn eigen auto staande gehouden door de politie. Er is toen gezegd dat de auto “heet” was en dat deze omgewisseld moest worden. [medeverdachte 11] heeft toen de Opel Grandland naar Duitsland teruggebracht en een andere auto gehuurd. Het geld voor deze tweede auto kwam ook van [medeverdachte 3] en is door [medeverdachte 6] aan haar gegeven.
[medeverdachte 11] heeft de auto in de buurt van de woning van [medeverdachte 6] neergezet en de sleutel bij hem thuis afgeleverd.
81[medeverdachte 6] heeft de auto, dit was een Ford Kuga, naar een parkeerplaats in Wolvega gebracht en vervolgens [medeverdachte 3] gebeld met de mededeling dat de auto er stond en dat hij deze op kon halen. [medeverdachte 6] heeft [medeverdachte 11] ook driehonderd tot vierhonderd euro aan reisgeld meegegeven.
82
De verklaring van [medeverdachte 11] komt overeen met de verklaring van [medeverdachte 6] . Ze heeft verklaard dat [medeverdachte 6] haar heeft gevraagd om met een auto met daarin cocaïne naar Oslo te rijden. Ze zou hiervoor € 6.000,-- ontvangen. Op 28 september 2020 heeft ze hiermee ingestemd. Ze heeft met [medeverdachte 6] in Düsseldorf bij een locatie van [bedrijf 1] een Opel Grandland gehuurd. Ze heeft de auto later omgeruild voor een Ford Kuga.
83
Uit de gegevens van [bedrijf 1] blijkt dat [medeverdachte 11] op 23 oktober 2020 een Ford Kuga, met kenteken [kenteken] heeft gehuurd.
84
Het persen van de drugs voor het transport van koerier [medeverdachte 11]
Op het pand [straatnaam] te Wolvega was een camera gericht. Uit de omschrijving van deze camerabeelden blijkt het volgende
.Op 23 oktober 2020 om 21:52 uur kwam [medeverdachte 14] als bijrijder uit een Mercedes. De bestuurder was [verdachte] . [medeverdachte 14] had in zijn hand een gele plastic tas. Zowel [medeverdachte 14] als [verdachte] liepen in de richting van de loods van [medeverdachte 7] . Om 22:19 uur kwam [medeverdachte 14] samen met [medeverdachte 2] uit het pand aan de [straatnaam] . Ze brachten spullen in de richting van de loods van [medeverdachte 7] . [medeverdachte 14] droeg een voorwerp lijkend op de pers die het onderzoeksteam op 1 december
2021 in beslag heeft genomen in de loods van [medeverdachte 7] . Om 22:33 uur liep [medeverdachte 7] met een rood voorwerp in zijn hand het pand aan de [straatnaam] uit in de richting van zijn eigen loods. Het voorwerp kwam overeen met het voorwerp dat op 1 december 2021 in de loods van [medeverdachte 7] in beslag is genomen. Dit werd gebruikt bij het persen.
Op 24 oktober 2020 werd [medeverdachte 10] gecontroleerd door de politie. lbraahim [verdachte] was hierbij aanwezig. Toen de politie was vertrokken liepen [medeverdachte 7] en [medeverdachte 14] uit de richting van de loods van [medeverdachte 7] naar de personen voor het pand [straatnaam]
.
85
[medeverdachte 7] heeft verklaard dat hij van 23 oktober op 24 oktober 2020 drugs heeft geperst. Dit was van te voren in de loods aan de [straatnaam] besproken. Hierbij waren in ieder geval aanwezig [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] . Het afwegen en persen moest in de loods van [medeverdachte 7] gebeuren, omdat ze bang waren dat de politie in de loods aan de
[straatnaam] zou komen. De pers en de toebehoren zijn toen naar de loods van [medeverdachte 7] gebracht. Hij heeft twaalf blokken van 500 gram geperst. Dit was een vermenging van versnijdingsmiddelen en heroïne. De blokken gingen bij [medeverdachte 7] vandaan in boterhamzakjes, folie en bruine tape. Daarna hadden [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] het erover dat de blokken nog vacuüm verpakt moesten worden, maar dat het sealapparaat zoek was. Het was volgens [medeverdachte 7] de bedoeling dat de geperste blokken naar Scandinavië zouden worden gebracht.
86Het persen heeft [medeverdachte 7] samen met [medeverdachte 14] gedaan. [medeverdachte 14] zeefde de drugs en deed deze in de boterhamzakjes waarna [medeverdachte 7] een en ander perste. Een paar dagen later heeft [medeverdachte 7] € 200,-- voor zijn werkzaamheden van [verdachte] ontvangen.
87
De verklaring van [medeverdachte 7] vindt naast voornoemde camerabeelden ook steun in de inhoud van volgende tapgesprekken.
Op 23 oktober 2020 om 21:08 uur belde [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) naar
[medeverdachte 2] (+ [telefoonnummer] ) en spreekt over vacuümtassen. De telefoon van
[medeverdachte 2] straalde op het moment van het gesprek een zendmast aan op [straatnaam] te Wolvega. Zowel het pand aan de [straatnaam] als het pand aan de [straatnaam] vallen in het antennegebied van deze zendmast.
Op 24 oktober 2020 om 1:49 uur belde [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) naar het nummer van [medeverdachte 7] (+ [telefoonnummer] ). [medeverdachte 3] vroeg hem wat er aan de hand is. [medeverdachte 7] zei dat er “wouten” voor de deur zijn en een auto over de kop wordt gehaald. Hij zei dat hij aan het persen is en beëindigde het gesprek.
88
Prepareren van de auto van de Ford Kuga
Op 24 oktober 2020 om 7.51 uur werd [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) gebeld door [medeverdachte 5] (+ [telefoonnummer] ). [medeverdachte 3] vroeg waar [medeverdachte 5] was. [medeverdachte 5] zei dat hij in de garage was. Volgens [medeverdachte 3] was dat “mooi” en komt hij eraan. Om 8.16 uur belde [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) [medeverdachte 5] (+ [telefoonnummer] ) en vroeg hem of hij groene platen heeft. Om 8:26 uur belde [medeverdachte 3] (+
[telefoonnummer] ) [medeverdachte 6] (+ [telefoonnummer] ). [medeverdachte 3] (+
[telefoonnummer] ) zei dat hij over een uurtje bij hem zou zijn [medeverdachte 6] antwoordde dat dat goed is, maar dat hij al onderweg is. [medeverdachte 3] kan de auto bij zijn huis neerzetten. Om 9:34 uur belde [medeverdachte 6] (+ [telefoonnummer] ) [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) en vroeg hem of de “waggie” er al staat. Volgens [medeverdachte 3] duurde het nog een half uurtje. [medeverdachte 6] gaf aan dat die “chick” daar staat te wachten. Ze spraken af dat ze voor de zekerheid nog een uur nemen en dat de “chick” thuis moet wachten.
89
Op het pand [straatnaam] te Wolvega was een camera gericht. Uit de omschrijving van deze camerabeelden blijkt het volgende. Op 24 oktober 2020 om 8:33 uur werd een zwart voertuig voorzien van een witte kentekenplaat het pand aan de [straatnaam] ingereden. De deur werd daarna meteen gesloten. Om 11.24 uur werd dit voertuig weer naar buiten gereden. Het voertuig was toen voorzien van handelaarskentekenplaten. Ondertussen zijn er diverse voertuigen bij het pand aan de [straatnaam] geweest.
90
Op het pand [straatnaam] te Wolvega was een camera-installatie gericht. Uit de omschrijving van deze camerabeelden blijkt het volgende
.Op 24 oktober 2020 om 11:22 uur kwam er een zwarte Ford Kuga voorzien van handelaarskentekenplaten het terrein op rijden. Het voertuig werd meteen de loods ingereden. Circa twee minuten later stapte [medeverdachte 10] uit de loods en [medeverdachte 4] verwijderde de handelaarskentekenplaten. Het originele kenteken van het voertuig was het Duitse kenteken [kenteken] . [medeverdachte 3] was hierbij ook aanwezig waarna hij wegging. De Ford Kuga bleef in de loods staan. Om 11.40 uur ging [verdachte] de loods in. Vijf minuten later kwam ook
[medeverdachte 3] en ging de loods in. Even later kwamen ook [medeverdachte 4] en
[medeverdachte 10] bij de loods. Om 11.56 uur kwam [medeverdachte 5] bij de loods. Hij liep de loods in. Om 12.38 uur kwamen [medeverdachte 3] en [verdachte] uit de loods. [medeverdachte 3] stapte in een auto en reed deze van het terrein. [medeverdachte 4] opende samen met [verdachte] de loodsdeur. De zwarte Ford Kuga werd de loods uitgereden en [medeverdachte 4] stapte bij
[medeverdachte 3] in de auto. Zij reden weg en werden gevolgd door de Ford Kuga. [verdachte] reed weg en [medeverdachte 5] kwam met een tas van het terrein. Het is aannemelijk dat de bestuurder van de Ford Kuga [medeverdachte 10] is geweest, omdat deze later niet meer op de beelden te zien is.
91Tevens heeft [medeverdachte 10] verklaard dat hij in opdracht van [medeverdachte 3] de Ford Kuga uit de loods heeft gereden en de auto in Marknesse heeft geparkeerd.
92
Op 24 oktober 2020 om 12.48 uur stuurde [medeverdachte 6] een chatbericht naar [medeverdachte
11] inhoudende: “Ga ff naar me huis krijg je van [naam 11] sleutel”. Even later om 13:11 uur stuurde [medeverdachte 6] het volgende chatbericht naar [medeverdachte 11] : “Ligt nog 300 in waggie kun je tanken in Duitsland of eten kopen daarna moet je alles pinnen”. Uit de ANPR-registraties blijkt dat de Ford Kuga met kenteken [kenteken] op 24 oktober 2020 om 14:41 uur bij Emmen de grens overreed naar Duitsland.
93
Contacten tijdens de reis van koerier [medeverdachte 11]
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij [verdachte] het wicker-account van [medeverdachte 11] heeft gegeven, zodat hij haar de coördinaten voor onderweg door kon geven. Toen [medeverdachte 11] onderweg was heeft [medeverdachte 6] haar een bericht gezonden en gevraagd hoe het ging. [medeverdachte 11] vertelde dat ze in een hotel was. Ze was toen in Götenborg. Op 25 oktober 2020 is [medeverdachte 6] gebeld door [verdachte] , omdat [verdachte] geen contact meer kon krijgen met
[medeverdachte 11] . Nadat bekend was dat [medeverdachte 11] was aangehouden heeft [verdachte] [medeverdachte 6] gebeld en hem gezegd dat hij veel geld was misgelopen.
94
[medeverdachte 11] heeft verklaard dat ze tijdens de reis via whatsapp contact had met
[medeverdachte 6] . Tevens had zij tijdens de reis telefonisch contact met een persoon die volgens haar niet honderd procent Nederlander was. Hij sprak met een accent. Hij gaf haar de routebeschrijving via de wickr-app en ze hebben gebeld. Het eerste gesprek ging over de vraag waar ze ging slapen. Het tweede gesprek ging erover dat ze weer ging rijden en het derde gesprek was toen [medeverdachte 11] de Noorse grens passeerde. De persoon gaf aan dat ze Oslo moest invoeren als bestemming. [medeverdachte 11] heeft in een hotel in Götenborg overnacht. Het hotel was op haar naam gereserveerd. Ze heeft screenshots van de boekingen ontvangen via de wickr-app. Tijdens de reis heeft ze ook een screenshot ontvangen van het hotel [hotel 5] in Oslo. De screenshots werden verstuurd vanaf hetzelfde wickr-account dat haar ook de route gaf.
95Via de wickr-app kreeg [medeverdachte 11] aanwijzingen met betrekking tot de weg die ze moest nemen. Toen ze in Duitsland een verkeerde afslag had genomen, kreeg ze berichtjes van “Waar rijd je nu?” en “Je rijdt op de verkeerde weg”.
96
De telefoon van [medeverdachte 11] is onderzocht en hieruit blijkt het volgende. Op 24 oktober 2020 om 21:38 uur heeft [medeverdachte 11] gebeld met een Zweeds telefoonnummer zijnde + [telefoonnummer] . Uit onderzoek blijkt dat dit nummer is gekoppeld aan het [hotel 4] in Göteborg,
Sweden. Op de telefoon van [verdachte] is een screenshot aangetroffen van een hotelboeking in het [hotel 4] voor de nacht van 24 oktober 2020 op 25 oktober 2020. Op deze afbeelding staat hetzelfde nummer dat door [medeverdachte 11] werd gebeld.
Op haar telefoon werd ook een afbeelding aangetroffen van een boeking bij [hotel 6] voor de nacht van 24 oktober 2020 op 25 oktober 2020. Het bevestigingsnummer was 2620663653. Op de telefoon van [verdachte] is eenzelfde afbeelding aangetroffen. Het bevestigingsnummer, de pincode, de locatie en de data komen overeen.
In de periode van 24 tot en met 25 oktober 2020 had de telefoon van [medeverdachte 11] contact met het telefoonnummer + [telefoonnummer] . De historische verkeersgegevens van het telefoonnummer + [telefoonnummer] zijn opgevraagd. Hieruit blijkt dat het nummer + [telefoonnummer] tussen 13 oktober 2020 en 26 oktober 2020 gekoppeld was aan het telefoontoestel met het imei-nummer [imeinummer] . Op 1 december 2020 werd tijdens een doorzoeking in perceel Dracht 23a te Heerenveen, de verblijflocatie van [verdachte] , een mobiele telefoon aangetroffen en inbeslaggenomen. Het betrof hier een mobiele telefoon van het merk Nokia, met imei-nummer [imeinummer] . De zendmastgegevens van het telefoonnummer + [telefoonnummer] zijn vergeleken met de zendmastgegevens van het telefoonnummer van [verdachte] (+
[telefoonnummer] ). Hieruit blijkt dat de telefoonnummers op veel dezelfde momenten gebruikmaakten van dezelfde zendmastlocaties.
97
Uit het onderzoek in Noorwegen blijkt dat er voor [medeverdachte 11] een reservering was gedaan bij het hotel [hotel 5] in Oslo op 25 oktober 2020 om 9:30 uur via booking.com en geannuleerd op 25 oktober 2020 om 10:25 uur. Het hotel gaf aan dat een man had gebeld die zei dat hij de echtgenoot van [medeverdachte 11] was en had gevraagd of [medeverdachte 11] in het hotel verbleef. Uit de historische telefoongegevens van het telefoonnummer + [telefoonnummer] blijkt dat dit nummer een uitgaand gesprek van 9.22 minuten heeft gehad naar telefoonnummer + [telefoonnummer] . Het telefoonnummer + [telefoonnummer] is van het hotel [hotel 5] in Oslo.
98
In Noorwegen is onderzoek gedaan naar het wickr-account op de telefoon van [medeverdachte 11] .
Hieruit blijkt dat zij drie actieve gesprekken had met de gebruikersprofielen: [gebruikersnaam] , [gebruikersnaam] en [gebruikersnaam] .
99
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] de persoon is met wie [medeverdachte 11] tijdens het transport contact had via de wickr-app en die haar volgde via de GPS-tracker, haar de route doorgaf en haar haar hotelreserveringen doorgaf. Met gebruikmaking van het telefoonnummer + [telefoonnummer] heeft [verdachte] ook geïnformeerd bij het hotel [hotel 5] in Oslo of [medeverdachte 11] al was aangekomen. [verdachte] maakte gebruik van dezelfde GPS-tracker die hij ook gebruikte tijdens het transport van [medeverdachte 1] (feit 3). Volgens [medeverdachte 1] maakte hij toen gebruikt van het wickr-profiel “ [gebruikersnaam] ”. Ook [medeverdachte 11] had actieve gesprekken met ditzelfde wickr-profiel.
De rol van [verdachte]was aanwezig toen werd besproken dat [medeverdachte 7] zou gaan persen en hij heeft hem hiervoor ook betaald. [verdachte] was in de door [medeverdachte 3] gehuurde loods toen de huurauto die loods werd ingereden en ook toen deze er weer uit werd gereden. Gelet op de omstandigheid dat er DNA-materiaal van [verdachte] op de GPS-tracker is aangetroffen en hij, [verdachte] , [medeverdachte 2] heeft gevraagd waar deze lag is het aannemelijk dat hij deze in de huurauto heeft geplaatst dan wel heeft laten plaatsen. Via deze GPS-tracker heeft [verdachte] het transport gevolgd. Hij gaf [medeverdachte 11] tijdens het transport de route door en heeft haar de hotels, die voor haar waren gereserveerd, doorgegeven. [verdachte] heeft hiermee een leidinggevende en belangrijke coördinerende rol gehad bij de voorbereiding en ook tijdens het transport.
De rol van [medeverdachte 3]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 3] [medeverdachte 6] heeft gevraagd om een koerier voor een volgend transport te regelen. Toen [medeverdachte 6] iemand had gevonden, heeft hij [medeverdachte 6] geld voor de huur van de auto voor de koerier gegeven. Nadat de auto was gehuurd, is deze naar [medeverdachte 3] gebracht. Toen was besloten dat de auto moest worden omgewisseld heeft [medeverdachte 3] geld voor de huur van de andere auto aan [medeverdachte 6] gegeven. [medeverdachte 3] was aanwezig toen werd besproken dat [medeverdachte 7] zou gaan persen. Hierna heeft hij met [medeverdachte 2] besproken dat de geperste pakketten nog vacuüm verpakt moesten worden. [medeverdachte 3] heeft contact gehad met [medeverdachte 5] waarna deze langskwam in het pand dat gehuurd werd door [medeverdachte
3] en waar op dat moment ook de gehuurde auto stond. [medeverdachte 3] heeft aan [medeverdachte 6] doorgegeven wanneer de auto voor de koerier klaar zou zijn. Toen de auto geprepareerd was heeft hij opdracht aan [medeverdachte 10] gegeven de auto naar Marknesse te rijden, de plek waar de koerier de auto zou ophalen. [medeverdachte 3] heeft hiermee een leidinggevende en belangrijke coördinerende rol gehad bij de voorbereiding van het transport.
De rol van [medeverdachte 11]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 11] is gevraagd om drugs naar het buitenland te vervoeren. Zij heeft hiermee ingestemd, heeft tot tweemaal toe een auto hiervoor gehuurd en is nadat de auto was geprepareerd met de auto naar Noorwegen gereden. Zij heeft hiermee een uitvoerende rol gehad bij het buiten het grond gebied brengen van Nederland, het vervoeren en aanwezig hebben van de cocaïne.
De rol van [medeverdachte 6]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 6] opzoek is geweest naar een koerier voor een drugtransport naar Oslo. Hij heeft hiervoor [medeverdachte 11] benaderd die daarmee akkoord ging. Hij was vervolgens de contactpersoon van de koerier. Hij heeft haar instructies gegeven, is met haar mee naar Duitsland geweest om de eerste auto te huren en heeft haar geld voor de autohuur gegeven. Ook heeft hij haar instructies gegeven om de auto om te wisselen voor een andere huurauto. Beide keren heeft hij de huurauto naar [medeverdachte 3] gebracht. Toen de auto was geprepareerd heeft hij [medeverdachte 11] laten weten dat de auto klaar was en dat ze kon vertrekken. Ook heeft hij aan haar doorgegeven dat er geld voor tanken en eten in de auto lag. Hij heeft het wickr-profiel van [medeverdachte 11] aan [verdachte] gegeven. [medeverdachte 6] had derhalve een belangrijke coördinerende rol bij de voorbereiding van het transport.
De rollen van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 14]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 14] de drugs heeft versneden en dat [medeverdachte 7] de drugs heeft geperst. Deze handelingen vonden plaats in het pand van [medeverdachte 7] .
De rol van [medeverdachte 5] wordt later in het vonnis op pagina 32 besproken.

Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde

Regelen van de koerier [medeverdachte 1] en het huren van een auto, de Volkswagen Golf
[medeverdachte 1] kreeg op een gegeven moment via de wickr-app van het profiel “ [gebruikersnaam]
” een bericht. [gebruikersnaam] had haar eerder een bericht gestuurd dat zowel het profiel
[gebruikersnaam] als [gebruikersnaam] van hem waren. [medeverdachte 1] had al via de telefoon de stem gehoord dat het om een en dezelfde persoon ging. [gebruikersnaam] vroeg in het bericht of ze nog een transport wilde doen en wanneer ze zou kunnen. [medeverdachte 1] wist dat dit ging over het vervoeren van drugs naar het buitenland. Via de wickr-app werd heen en weer gecommuniceerd totdat ze een afspraak hadden. [medeverdachte 1] had ondertussen contact met [naam 6] en de datum met [naam 6] afgestemd, want ze wilde samen met [naam 6] dit transport doen. Ze heeft aan [gebruikersnaam] de datum doorgegeven waarop zowel zij als [naam 6] kon. Dit speelde zich af in de periode van 23 tot 27 november 2020. De afspraak was dat [gebruikersnaam] een auto zou reserveren bij [bedrijf 1] . [medeverdachte 1] had hiervoor haar e-mailadres aan [gebruikersnaam] gegeven. Op 27 november 2020 zouden ze vertrekken, maar [gebruikersnaam] liet weten dat dit werd uitgesteld en dat ze 28 november 2020 de auto moesten ophalen. Hij zou een nieuwe reservering maken en ook vertelde hij dat er iemand langs zou komen om geld te brengen. [medeverdachte 1] kreeg via haar e-mail een bericht van [bedrijf 1] dat de reservering was geannuleerd. Op 27 november 2020 was [medeverdachte 1] samen met [naam 6] in haar woning aan de [straatnaam] in Leeuwarden. Een jongen belde anoniem dat hij buiten stond. Ze zijn toen naar buiten gegaan. De jongen heeft hun toen € 650,-- in biljetten van € 50,– gegeven. Dit geld moest ze op haar rekening storten voor de huur van de auto. Via haar e-mail kreeg [medeverdachte 1] een bericht dat er een reservering voor een huurauto in Hamburg was gemaakt. Op 28 november 2020 heeft de jongen, die eerder het geld had gebracht, hen opgehaald in Leeuwarden. Hij reed in een rood busje. Hij is eerst met ze naar de Rabobank aan het Zaailand in Leeuwarden gereden, zodat [medeverdachte 1] het geld konden storten. Daarna is hij met hen naar de luchthaven in Hamburg gereden. [medeverdachte 1] en [naam 6] zijn toen naar binnengegaan om de auto te huren. De gereserveerde auto was niet meer beschikbaar, omdat ze te laat waren. [medeverdachte 1] heeft toen via de wickr-app
[gebruikersnaam] gebeld. Hij heeft haar gezegd dat ze de Golf moest huren. [medeverdachte 1] heeft vervolgens de huur voor de Golf betaald en de auto opgehaald. Hierna heeft ze via de wickr-app weer contact opgenomen met [gebruikersnaam] . Hij zei dat ze naar huis konden rijden met de auto. [medeverdachte 1] heeft [naam 6] thuis afgezet en [medeverdachte 1] heeft vervolgens de auto in Leeuwarden bij haar woning geparkeerd en de sleutel op de band aan de voorzijde van de auto gelegd. Dit was vooraf zo afgesproken met [gebruikersnaam] . [medeverdachte 1] en [naam 6] zouden bericht krijgen wanneer ze konden vertrekken. Het plan was om in de nacht van zaterdag op zondag te vertrekken. [gebruikersnaam] had gezegd dat ze de wekker om vijf uur moesten zetten. Om een uur of zeven of acht hadden ze nog niets gehoord. [medeverdachte 1] heeft toen aan [gebruikersnaam] doorgegeven dat het hen die dag niet meer lukte. Dinsdag stond de door haar gehuurde auto weer bij haar in de straat. De sleutel lag weer op de band.
100
Uit de gegevens van [bedrijf 1] blijkt dat [medeverdachte 1] op 28 november 2020 een voertuig van het merk en type Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken] heeft gehuurd bij [bedrijf 1] , locatie Hamburg.
101
[medeverdachte 10] heeft verklaard dat hij in opdracht van [verdachte] in zijn rode busje een keer geld naar een meisje in Leeuwarden heeft gebracht. Dit geld moest gestort worden omdat je alleen via een bankrekening een huurauto kunt betalen. [medeverdachte 10] heeft [medeverdachte 1] en [naam 6] later ook naar Hamburg gereden, zodat ze daar een auto konden huren. Dit deed hij in opdracht van [verdachte] . Nadat hij de hen beiden in Hamburg had afgezet is hij naar Wolvega gereden en heeft daar € 100,-- betaald gekregen van [verdachte] voor de rit. [medeverdachte 10] wist dat in de vorige huurauto, de Ford Kuga, drugs waren verstopt.
102
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 10] in opdracht van [verdachte] geld voor de huurauto naar [medeverdachte 1] heeft gebracht en dat hij haar en [naam 6] in opdracht van [verdachte] de volgende dag naar Hamburg heeft gebracht, zodat ze daar een auto konden huren voor een voorgenomen drugstransport.
Het halen van een GPS-tracker
Op 28 november 2020 om 15.54 uur belde [verdachte] (+ [telefoonnummer] ) een onbekende man (+ [telefoonnummer] ). Hij gaf aan dat hij een tracker nodig had en of hij die bij de man kon komen ophalen. Deze zou in Amsterdam IJburg zijn. Dit was goed en ze spraken af. Om 23.36 uur belde [verdachte] (+ [telefoonnummer] ) weer met de man (+ [telefoonnummer] ) en zei dat het niet meer lukte. Ze spraken af dat [verdachte] de volgende dag iemand langs zou sturen. Om 23.56 uur belde [verdachte] (+ [telefoonnummer] ) [naam 7] (+ [telefoonnummer] ) en vroeg hem of hij een GPS uit
Amsterdam wilde halen. Hij zou hem daarvoor geld geven. Op 29 november 2020 om 2.32 uur belde [verdachte] (+ [telefoonnummer] ) weer met de onbekende man (+ [telefoonnummer] ) en vroeg hem of hij hem al gezien had. Dat had hij en [verdachte] informeerde of is gevraagd hoe je hem moet installeren.
103
Persen van de drugs voor het transport met de Volkswagen Golf
[medeverdachte 7] heeft verklaard dat hij 28 november 2020 heroïne heeft gezeefd, versneden, geperst en verpakt. Hij heeft dit gedaan in zijn loods aan de [straatnaam] te Wolvega. [verdachte] had hem gevraagd om dit te doen. Er bleef nog wat heroïne over en dat is achter gebleven in de teiltjes in zijn loods. De zes blokken die hij heeft gemaakt heeft hij naar de loods van [medeverdachte 3] gebracht en achter in de loods in een stelling neergelegd. Op zondagavond zei [medeverdachte 7] tegen [medeverdachte 3] dat de blokken achter in de loods lagen. In het kantoor van [medeverdachte 3] stond een gele tas van de Jumbo. [medeverdachte 3] zei tegen hem dat die er ook nog bij moesten. [medeverdachte 7] heeft toen het tasje met de geperste blokken op de tas van de Jumbo, die bij [medeverdachte 3] in het kantoor stond, gelegd. [medeverdachte 7] heeft in eerste instantie de tas niet meegenomen naar zijn loods, omdat hij “het spul” liever niet in zijn loods had liggen. Later die avond heeft [medeverdachte 3] hem gebeld en gezegd dat de tas er nog lag. [medeverdachte 7] is toen naar de loods van [medeverdachte 3] gegaan en heeft de tas opgehaald en bij de voordeur van zijn eigen loods gezet.
104Uit de tapverslagen blijkt dat [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) op 29 november 2020 om 22.52 uur [medeverdachte 7] (+ [telefoonnummer] ) heeft gebeld en heeft gezegd dat hij de tas was vergeten.
105
Aangetroffen drugs in de loods van [medeverdachte 7]
Op 1 december 2020 werden in het kantoor van het bedrijfspand gevestigd aan de [straatnaam] in Wolvega teiltjes met daarin bruin poeder, een boodschappentas van de Jumbo en een verpakte hoeveelheid bruin poeder aangetroffen. In het kantoor werden ook een drugspers, een weegschaal, een zeef, twee hydraulische krikjes en een mal aangetroffen.
Aan de voorzijde van het pand werd een boodschappentas van de Jumbo aangetroffen met daarin diverse verpakkingen met bruin poeder en zeven dichtgeknoopte plastic zakken met in elke zak beige blokken en poeder. Het nettogewicht van de beige blokken en het poeder was 7.012,6 gram met een indicatie voor een mengsel van coffeïne en paracetamol.
106De verpakkingen betroffen in totaal zes rechthoekige blokken omwikkeld met bruine plastic tape met daaronder kleurloze cellofaan en twee kleurloze plastic zakjes met daarin in ieder blok een lichtbruine substantie. Het nettogewicht van deze blokken was 2.829,35 gram
107en het hieruit genomen monster is getest. Uit de test bleek dat het monster een lage concentratie heroïne bevatte. Tevens bevatte het monster coffeïne en paracetamol. Dit is een bekend mengsel als versnijdingsmateriaal voor heroïne.
108De andere aangetroffen hoeveelheid bruin poeder bevond zich in een sealbag en had een nettogewicht van 249,94 gram
109en het hieruit genomen monster is ook getest en bevat heroïne.
110
Een van de zes rechthoekige blokken is nader onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat het pakket exact paste in de inbeslaggenomen pers.
111
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er in de loods aan de [straatnaam] te Wolvega in totaal 3.079,29 gram poeder in beslag is genomen dat is getest en heroïne bevat. Van deze hoeveelheid was 2.829,35 gram door [medeverdachte 7] geperst voor een drugstransport en hiervan was 249,94 gram overgebleven. De rechtbank is van oordeel dat de gehele hoeveelheid van 3.079,29 gram van een materiaal bevattende heroïne voorhanden is geweest om het drugstransport voor te bereiden. De 7.012,6 gram bestaande uit coffeïne en paracetamol die ook in de boodschappentas van de Jumbo werden aangetroffen waren versnijdingsmiddelen en het is aannemelijk dat deze ook bestemd waren ter voorbereiding van het drugtransport, nu deze volgens [medeverdachte 3] bij de tas met de geperste blokken hoorde.
In de loods aan de [straatnaam] te Wolvega is in de vriezer in de keuken ook een hoeveelheid amfetamine aangetroffen. Uit het dossier blijkt niet dat de amfetamine bedoeld was voor het drugstransport. Ook is niet gebleken dat er eerder door verdachte amfetamine naar het buitenland is vervoerd. De rechtbank zal daarom bij het onder 1. ten laste gelegde van de amfetamine vrijspreken.
De rol van [verdachte]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] [medeverdachte 1] heeft gevraagd of zij opnieuw een drugstransport wilde uitvoeren. Toen zij hiermee had ingestemd heeft hij een huurauto voor haar gereserveerd en heeft hij [medeverdachte 10] opdracht gegeven het geld voor de autohuur naar [medeverdachte 1] te brengen. Tevens heeft hij [medeverdachte 10] opdracht gegeven [medeverdachte 1] en [naam 6] naar Hamburg te rijden, zodat zij de auto konden huren.
[medeverdachte 1] heeft vanuit Hamburg overleg met [verdachte] gehad over de vraag welke auto ze moest huren. [verdachte] heeft een GPS-tracker geregeld en deze laten ophalen. Ook heeft hij [medeverdachte 7] gevraagd heroïne te versnijden en te persen. [verdachte] had hiermee een belangrijke organiserende en leidinggevende rol bij de voorbereiding van het drugstransport.
De rol van [medeverdachte 3]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 7] de door hem geperste pakketten bevattende heroïne in de loods, die wordt gehuurd door [medeverdachte 3] , heeft neergelegd. Hij heeft dit ook tegen [medeverdachte 3] gezegd. [medeverdachte 3] heeft hem toen gezegd dat er nog meer bij de pakketten moest en heeft [medeverdachte 7] een tas, bevattende versnijdingsmiddelen, aangewezen. Hij heeft [medeverdachte 7] ook gezegd dat hij deze in zijn eigen loods moest neerzetten. [medeverdachte 3] had hiermee een organiserende en leidinggevende rol bij de voorbereiding van het drugstransport.
De rol van [medeverdachte 1]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] opnieuw is gevraagd om drugs naar het buitenland te vervoeren. Zij heeft hiermee ingestemd en heeft hiervoor het bedrag voor de autohuur in ontvangst genomen en heeft vervolgens een auto in Hamburg gehuurd. Deze auto heeft ze klaar gezet, zodat deze kon worden opgehaald en kon worden geprepareerd. Zij heeft derhalve de auto geregeld en voorhanden gehad waarmee het transport zou worden uitgevoerd.
De rol van [medeverdachte 7]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 7] in zijn pand de drugs heeft gezeefd, versneden, geperst en verpakt. Vervolgens heeft hij de drugs in zijn pand bewaard. Ook heeft hij de versnijdingsmiddelen in zijn pand bewaard.
De rol van [medeverdachte 10]
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 10] in opdracht van [verdachte] geld naar [medeverdachte 1] heeft gebracht dat bestemd was voor de huur van de auto. Vervolgens is hij met [medeverdachte 1] naar de bank geweest om het geld te storten, zodat ze de autohuur via de bank kon betalen. Hierna heeft hij [medeverdachte 1] naar Duitsland gereden om de auto te huren.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van de drugstransporten

Vaststellen van de drugs

De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd volgt dat bij de ten laste gelegde feiten 1., 2., 3. en 4. steeds sprake is van dezelfde modus operandi. De handelwijze komt iedere keer op essentiële punten overeen en het betreft drie transporten naar Oslo en een voorbereiding daarvan die alle binnen een tijdsbestek van drie maanden tijd zijn uitgevoerd. Wanneer er een koerier is gevonden wordt er telkens bij [bedrijf 1] in Duitsland een auto gehuurd. Het geld voor de huur wordt door de huurder contant ontvangen en moet telkens op de bankrekening van de huurder worden gestort, zodat de autohuur via de bank kan worden betaald. De persoon, die de auto heeft gehuurd, moet de auto ergens neerzetten waarna deze wordt opgehaald door iemand uit de kring van de broers [achternaam broers] . De gehuurde auto wordt vervolgens de loods ingereden van het pand aan de [straatnaam] te Wolvega. Dat is vaak het moment dat de drugs worden versneden en geperst. Hierna worden ze in pakketten verpakt. Vervolgens worden de drugs in de gehuurde auto’s ingebouwd in het pand aan de [straatnaam] te Wolvega of de [straatnaam] in Wolvega. Wanneer de auto is geprepareerd krijgt de koerier of de contactpersoon van de koerier bericht dat de auto gereed is en dat hij of zij kan vertrekken. Tijdens het transport wordt de koerier gevolgd middels een GPS-tracker en aan de hand hiervan worden via de wickr-app aanwijzingen voor de route en locaties aan de koerier doorgegeven. Ook worden via de wickr-app hotelreserveringen aan de koeriers doorgegeven. De bestemming van een transport is altijd Oslo. Daar wordt de koerier opgewacht en moet in een hotel verblijven tot hij of zij terug kan rijden naar Nederland.
De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat sprake was van dezelfde groep personen die onder andere het doel had het vervoeren van harddrugs van Nederland naar Oslo. Dat sprake was van dezelfde groep vindt ook steun in de omstandigheid dat bij het onder 2. en 3. ten laste gelegde gebruik is gemaakt van dezelfde GPS-tracker en dat dezelfde telefoonnummers zonder tenaamstelling betrokken zijn bij meerdere ten laste gelegde feiten.
Het drugstransport ten laste gelegd onder 2. is niet bij de afnemers aangekomen, omdat de koerier in Noorwegen is aangehouden. De drugs werden inbeslaggenomen en onderzocht. Uit het rapport van de Eenheid voor drugsanalyse van de Noorse Landelijke Recherche blijkt dat het gaat om 6.626,5 gram cocaïne en 8.751,6 gram heroïne. Dit rapport volstaat voor het bewijs dat het gaat om cocaïne en heroïne. Het gaat namelijk om een drugsanalyse waarbij ook de zuiverheid van het onderzochte materiaal is gemeten door middel van gaschromatografische-massaspectrometisch onderzoek (de GS/MS-methode). Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) hanteert de ISO-IEC-17025-norm. Bij deze ISO-norm staan drie aspecten centraal bij het inrichten en optimaliseren van de bedrijfsprocessen: kwaliteit van de organisatie, professionaliteit van de medewerkers en kwaliteit van het product. Die ISO-normen zijn Europese normen die gelden voor alle Europese lidstaten. Onderdeel van de kwaliteitseisen voor het onderzoek aan verdovende middelen is de GC-MS-methode.
Het drugstransport ten laste gelegd onder 1. is enkel voorbereid en de politie heeft de voor dit drugstransport bestemde en reeds geperste pakketten met een nettogewicht van 2.829,35 gram inbeslaggenomen. Een monster van deze pakketten is door het NFI getest en uit de test bleek dat het monster een lage concentratie heroïne bevatte.
De drugs van het onder 4. ten laste gelegde drugstransport zijn niet onderzocht. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat zowel [medeverdachte 8] als [medeverdachte 6] heeft verklaard dat het transport gemaakt moest worden om cocaïne, ongeveer zes kilo, naar Oslo te vervoeren. Nadien heeft [medeverdachte 6] van [verdachte] gehoord dat hij minder betaald kreeg, omdat de kwaliteit van “het spul” niet goed zou zijn. Desondanks is er in totaal € 9.000,-- aan [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] betaald voor dit transport.
Bovendien beschouwt de rechtbank het voorgaande in onderling verband en samenhang met de drugs van het onder 2. ten laste gelegde transport en het onder 1. ten laste gelegde voorbereide transport. Deze drugs werden door dezelfde groep naar het buitenland vervoerd en er was sprake van een aanzienlijke mate van overeenkomsten in het patroon van handelingen en gebeurtenissen. De rechtbank is daarom van oordeel dat bewezen kan worden dat er in ieder geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne buiten het grondgebied van Nederland is gebracht, is vervoerd en aanwezig is geweest nu het doel van de groep onder meer het vervoeren van harddrugs van Nederland naar Oslo was.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat er ook heroïne is uitgevoerd, vervoerd en aanwezig is geweest. De rechtbank zal daarom bij het onder 4. ten laste gelegde vrijspreken van heroïne, omdat dit niet kan worden bewezen.
De drugs van het onder 3. ten laste gelegde drugstransport zijn ook niet onderzocht. In het weekend
van 2 en 3 oktober 2020, dit is vlak voor het tijdstip dat de koerier is vertrokken, zijn door [medeverdachte 7] drugs geperst. [medeverdachte 14] heeft de drugs versneden en in zakjes gedaan. [medeverdachte 7] heeft gehoord dat het heroïne betrof. [medeverdachte 7] heeft ook de heroïne voor het onder 2. ten laste gelegde transport en voor het voorbereide transport geperst en hem is blijkbaar niet opgevallen dat het om een ander middel ging. De rechtbank stelt vast dat de werkwijze (modus operandi) bij dit transport identiek is aan transporten waarbij uit laboratoriumonderzoek de aanwezigheid van heroïne is vastgesteld en is van oordeel dat bewezen kan worden dat er in ieder geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne buiten het grondgebied van Nederland is gebracht, is vervoerd en aanwezig is geweest nu het doel van de groep onder meer het vervoeren van harddrugs van Nederland naar Oslo was.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat er ook cocaïne is uitgevoerd, vervoerd en aanwezig is geweest. De rechtbank zal daarom bij het onder 3. ten laste gelegde vrijspreken van cocaïne, omdat dit niet kan worden bewezen.
Het medeplegen bij de drugstransporten en de voorbereiding van een drugstransport
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de feitelijke uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] betrokken was bij de coördinatie van de drugsporten en hierbij een leidinggevende rol heeft gehad. Hij coördineerde de transporten. Zo regelde hij GPStrackers, was aanwezig bij het persen en betaalde de betrokken personen en ook was hij contactpersoon voor de personen die aan de drugstransporten meewerken. Tijdens de transporten bepaalde [verdachte] de route die de koeriers moesten rijden en hij regelde ook de hotelreserveringen voor de koeriers. Tevens had hij contact met de afnemers in Noorwegen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 3] ook betrokken is geweest bij de coördinatie van de voorbereiding van drugstransporten en hierbij ook een leidinggevende rol heeft gehad. Hij vroeg personen om een koerier te regelen, hij droeg zorg voor de huur van de auto of haalde die mee op, de gehuurde auto werd altijd de loods bij hem in gebruik ingereden en ook is hij aanwezig geweest bij het persen van de drugs. Hij was ook contactpersoon voor de personen die aan de drugstransporten meewerken.
Deze coördinerende en leidinggevende werkzaamheden van [medeverdachte 3] en [verdachte] komen bij alle vier de drugstransporten telkens naar voren. Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat ze hier onderling overleg over hadden. Ze werkten dus nauw en bewust samen. [medeverdachte 3] had in de voorbereiding een belangrijke coördinerende functie en [verdachte] had deze functie zowel voor als tijdens de drugstransporten. De geringere rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het buiten het grond gebied brengen van de drugs wordt bij [medeverdachte 3] gecompenseerd door zijn belangrijke en aansturende rol in de voorbereiding. De rechtbank acht de rollen van [verdachte] en [medeverdachte 3] van voldoende gewicht voor het onder 1. primair., 2., 3. en 4. tenlastegelegde medeplegen.
Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat hun broer [medeverdachte 2] hierbij betrokken is. Uit de telefoongesprekken die [medeverdachte 3] en [verdachte] met [medeverdachte 2] voerden blijkt dat hij op de hoogte was van de drugstransporten en dat hij ook wist van betalingen aan de betrokken personen. Hij had vooral bemoeienis met de lading die vervoerd moest worden. Hij was bezig met de wijze van verpakking van de drugs en gaf ook door wanneer er nog pakketten moesten worden toegevoegd. Dit blijkt mede zijn verantwoordelijkheid te zijn geweest, maar hij heeft hiermee geen leidinggevende rol richting andere personen gehad. Wel werkte hij bij het drugstransport gepleegd in de periode van 28 september 2020 tot en met 6 oktober 2020 nauw en bewust samen met zijn broers [medeverdachte 3] en [verdachte] om het drugstransport uit te (laten) voeren. De geringere rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het buiten het grond gebied van Nederland brengen van de drugs wordt bij [medeverdachte 2] gecompenseerd door zijn belangrijke en bepalende rol in de voorbereiding waarbij de rechtbank het van belang acht dat [medeverdachte 2] overleg over de drugstransporten had met zijn broers, die de transporten coördineerden en leidden. Daarmee acht de rechtbank bij het onder 3. ten laste gelegde medeplegen bewezen bij het buiten het grondgebied van Nederland brengen, het vervoeren en aanwezig hebben van heroïne.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten gezamenlijk met de koeriers zijn gepleegd. De koeriers vervoerden de drugs daadwerkelijk naar het buitenland en hebben hiermee de delicten feitelijk gepleegd. Bij het onder 1. ten laste gelegde voorbereiden heeft [medeverdachte 1] een vervoersmiddel gehuurd en opgehaald.
De rechtbank is van oordeel dat de [medeverdachte 3] en [verdachte] de drugstransporten gezamenlijk met [medeverdachte 5] hebben gepleegd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat wanneer een gehuurde auto moest worden geprepareerd, [medeverdachte 5] in de omgeving van die gehuurde auto was. Vaak heeft hij hieraan voorafgaande telefonisch contact met [medeverdachte 3] . Hij kwam dan met een koffer, met vermoedelijk zijn gereedschap, bij de loods aan de [straatnaam] te Wolvega en vertrok pas weer wanneer de gehuurde auto wegreed of juist was weggereden. Meestal was dit midden in de nacht of vroeg in de ochtend. Ook werden de gehuurde auto’s wel zijn loods aan de [straatnaam] te Wolvega binnengereden. Voor het transport in augustus, het onder 4. ten laste gelegde feit, is ook een foto waarop te zien is dat [medeverdachte 5] in de gehuurde auto werkzaamheden verricht. Hij hangt op deze foto half in de auto via de passagiersstoel. Op een andere foto is te zien dat in de middenconsole de drugs zijn ingebouwd. Via de passagiersstoel was het mogelijk voor [medeverdachte 5] om aan de middenconsole te werken. [medeverdachte 5] is automonteur van beroep.
Gelet op de eerder door de rechtbank vastgestelde modus operandi van de organisatie is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 5] niet enkel voor de auto in augustus 2020 de drugs heeft ingebouwd, maar dat hij dat ook voor de drugstransporten die onder 2. en 3. zijn ten laste gelegde heeft gedaan. Uit de opgenomen gesprekken tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte
3] blijkt ook dat [medeverdachte 5] wist dat de gehuurde auto’s bestemd waren voor drugstransporten. De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 5] met zijn werkzaamheden en zijn daarvoor benodigde gespecialiseerde kennis op het gebied van auto’s en de loze ruimtes in die auto’s een significante bijdrage heeft geleverd aan de voorbereiding van de drugstransporten. Doordat de drugs vakkundig waren weggewerkt in de auto’s konden de drugs naar het buitenland worden vervoerd. Het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict wordt bij
[medeverdachte 5] gecompenseerd door zijn belangrijke rol in de voorbereiding. Hij heeft hierbij nauw en bewust samen gewerkt met de broers [verdachte] (en de koeriers) bij het buiten het grondgebied van Nederland brengen, het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en/of heroïne.
De rechtbank is tevens van oordeel dat [medeverdachte 3] en [verdachte] de onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde feiten gezamenlijk met [medeverdachte 6] hebben gepleegd. Bij het onder 4. ten laste gelegde feit was [medeverdachte 6] de koerier en bij de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten heeft [medeverdachte 6] de koeriers geregeld en was hij hun contactpersoon. Hij had derhalve een significante bijdrage aan de voorbereiding van de drugstransporten. De geringere rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van de drugstransporten wordt hiermee gecompenseerd. Hij heeft derhalve nauw en bewust met [medeverdachte 3] en [verdachte] (en de koeriers) samengewerkt bij het buiten het grondgebied van Nederland brengen, het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en/of heroïne.
De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 7] door de heroïne voor het onder 1. ten laste gelegde feit te versnijden en te persen en vervolgens te bewaren bewust en nauw heeft samen gewerkt met de anderen om het drugtransport voor te bereiden. Hij had immers voorwerpen (de drugs en versnijdingsmiddelen) bedoeld voor dit transport voorhanden en heeft de drugs bewerkt en bewaard en heeft dus feitelijk het drugstransport mede voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 10] het onder 1. ten laste gelegde feit ook heeft medegepleegd. Hij heeft in opdracht van [verdachte] geld naar [medeverdachte 1] gebracht dat bestemd was voor de huur van de auto. Vervolgens is hij met [medeverdachte 1] naar de bank geweest om het geld te storten, zodat ze de huur via de bank kon betalen. Hierna heeft hij [medeverdachte 1] naar Duitsland gereden om de auto te huren. Hij heeft derhalve mede mogelijk gemaakt dat [medeverdachte 1] een transportmiddel bestemd voor het voorgenomen drugstransport kon huren. Deze handelingen acht de rechtbank voldoende voor een nauwe en bewuste samenwerking om het drugtransport voor te bereiden.

Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde

[verdachte] wordt verweten dat hij een gewoonte heeft gemaakt van witwassen.
Uitgangspunt bij de berekening bij [verdachte]
Door de officier van justitie is aangevoerd dat [verdachte] € 140.523,-- contant heeft uitgegeven waartegenover een onverklaarbare en niet-verifieerbare inkomstenbron staat. De officier van justitie komt als volgt op dit bedrag. Hij heeft de contante opnames van de bankrekeningen van [verdachte] opgeteld, evenals de contante uitgaven, te weten de betaalde verkeersboetes, huur [straatnaam] , lease en verstuurde Money Transfers. Hier heeft hij van afgetrokken de aanschaf van de Bayliner, omdat de Bayliner apart als voorwerp dat is witgewassen is ten laste gelegd.
De rechtbank stelt vast dat door de officier van justitie geen volledige kasopstelling is gemaakt, doordat geen rekening is gehouden met hetgeen op de bankrekeningen is gestort en dat de contant betaalde bedragen bij de ontvangen bedragen (de opnames) zijn opgeteld. Nu ook uit het dossier niet blijkt van een kasopstelling zal de rechtbank deze ook niet als uitgangspunt nemen, omdat de contante uitgaven en bezittingen hiervoor onvoldoende in kaart zijn gebracht. Met de contant opgenomen bedragen moet echter wel rekening worden gehouden in de berekening van de officier van justitie. De contant voldane rekeningen kunnen namelijk door middel van de opgenomen bedragen zijn voldaan, waardoor sprake is van een dubbeltelling in de berekening. Tevens blijkt uit het dossier dat in de opgenomen bedragen ook bedragen kunnen zijn opgenomen uit legale stortingen op de bankrekeningen, zoals de zorgtoeslag.
Om deze redenen zal de rechtbank in plaats van de opnames op de bankrekeningen de contante stortingen op de bankrekeningen als uitgangspunt nemen. Bepaald zal moeten worden of hier een verklaarbare en verifieerbare inkomstenbron voor is en of deze contanten onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit een of meer misdrijven.
Ook bij dit uitgangspunt kan geen rekening worden gehouden met de contant door verdachte betaalde rekeningen, omdat de contant gestorte bedragen deels kunnen zijn opgenomen om deze rekeningen te voldoen en is er sprake van een dubbeltelling. In het voordeel van verdachte zullen daarom de contant betaalde rekeningen buiten beschouwing worden gelaten.
Inkomsten van [verdachte]
Uit de iCOV Rapportage Vermogen en Inkomsten (iRVI) Natuurlijke Personen, waarin een totaaloverzicht van de financiële situatie van een persoon of bedrijf is opgenomen blijkt het volgende.
[bedrijf 2] is op 20 augustus 2013 opgericht en op 29 maart 2016 opgeheven. [verdachte] stond al die tijd als vennoot geregistreerd.
[bedrijf 3] is op 16 juni 2018 opgericht en per 13 juli 2018 opgeheven. [verdachte] was al die tijd eigenaar.
[bedrijf 4] is op 25 april 2017 opgericht en op 1 januari 2018 opgeheven. Al die tijd was [verdachte] eigenaar.
Met uitzondering van het belastingjaar 2017 waarin een verzamelinkomen is aangegeven van € 8.087,-- negatief, zijn er geen aangiftegegevens gevonden voor de inkomstenbelasting. Dit houdt in dat er geen ingediende aangiften zijn van [verdachte] of zijn ondernemingen voor de belastingjaren 2015, 2016, 2018 en 2019. Over het tijdvak april 2017-juni 2017 is er
€ 6.214,-- omzet binnenland aangegeven door [verdachte] . Voor de overige tijdvakken van 2017 en de jaren 2015, 2016, 2017 en 2019 zijn geen aangiftegegevens bekend voor de omzetbelasting.
Er zijn geen gegevens bekend die er op wijzen dat [verdachte] een erfenis of schenking heeft verkregen waarover successiebelasting is betaald. Er zijn geen loongegevens gevonden voor [verdachte] wat inhoudt dat hij niet in loondienst is geweest bij een loonbelastingplichtige werkgever. Door [verdachte] zijn zorgtoeslaggegevens bekend voor de jaren 2015-2020.
112[verdachte] heeft verklaard dat er geen inkomsten zijn die hij niet heeft opgegeven bij de belastingdienst. Hij had geen geld.
113Met het bedrijf [bedrijf 2] heeft hij enkel verlies geleden.
114
De rechtbank stelt vast dat uit het voorgaande blijkt dat [verdachte] met zijn bedrijven geen winst heeft gemaakt en dat hij verder ook geen loon of een uitkering ontving. Ook blijkt niet dat hij een erfenis of schenking heeft ontvangen. [verdachte] heeft derhalve in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 december 2020 geen legale inkomsten gehad.
Bankgegevens [verdachte]
Door verschillende bancaire instellingen zijn historische financiële gegevens verstrekt. Uit het totaaloverzicht van al zijn bankrekeningen blijkt dat [verdachte] via zijn
rekeningen in de periode 2 januari 2014 tot en met 1 november 2020 € 254.870,-- aan inkomsten en € 254.711,-- aan uitgaven had. Waarbij er tussen zijn eigen bankrekeningen
€ 50.702,-- over en weer gaat (kruispost). Van de bijschrijvingen bestaat het grootste gedeelte, namelijk € 148.215,-- uit contante stortingen. Deze werden gestort in de periode van 27 januari 2017 tot en met 3 juni 2019 bij de geldautomaat aan de Burg. Kuperusplein in Heerenveen en de geldautomaat aan de Van Harenstraat in Wolvega.
115
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat er € 148.215,-- contant op de bankrekeningen van [verdachte] is gestort. [verdachte] had geen legale inkomsten en er kan daarom geen verklaring worden gegeven voor de contante bedragen die [verdachte] heeft gestort. Deze bedragen zijn vervolgens overgemaakt op andere rekeningen, er zijn betalingen mee gedaan of het is weer contant opgenomen. Door deze geldstromen zijn de contante stortingen niet meer te herleiden en worden ze verhuld.
Een vermoeden van witwassen bij [verdachte]
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Uit het voorgaande blijkt van een bedrag van € 148.215,-- aan contante stortingen op de rekeningen van [verdachte] dat onverklaarbaar is. [verdachte] had geen inkomsten. Hoewel het onderzoek geen direct bewijs heeft opgeleverd dat voornoemd geldbedrag van misdrijf afkomstig is, kan blijkens bestendige jurisprudentie het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ toch worden bewezen indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp (in dit geval het geld) uit misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie om bewijs te leveren waaruit zulke feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Indien die feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van witwassen, mag van de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring omtrent de herkomst van het voorwerp worden verwacht.
[verdachte] heeft verklaard dat hij financieel wordt ondersteund door zijn familie en dat hij in 2015 een erfenis van iemand uit Somalië heeft ontvangen. Het geld van de erfenis zou hij contant hebben ontvangen. Tevens heeft hij verklaard dat hij geld van [medeverdachte 3] heeft ontvangen dat [medeverdachte 3] had gewonnen in de Vriendenloterij en dat hij destijds € 20.000,-- bij zijn oom heeft geleend die dit geld op zijn rekening heeft gestort.
Uit de stukken blijkt dat er een bedrag van € 7.000,-- door [medeverdachte 3] aan [verdachte] is overgemaakt met de omschrijving “Vriendenloterij”. Dit betreft derhalve geen contante storing en kan buiten beschouwing worden gelaten. Hetzelfde geld voor de lening van zijn oom. Dit betreft ook geen contante storting.
[verdachte] heeft niet willen verklaren hoeveel de erfenis is geweest en heeft tijdens zijn verhoren bij de politie aangegeven dat hij ter zijner tijd stukken hiervan ter terechtzitting zal overleggen.
[verdachte] heeft hieromtrent ter terechtzitting niet willen verklaren en hij heeft ook geen stukken van de erfenis overgelegd. Omtrent de financiële steun van zijn familie heeft [verdachte] ook niet concreet verklaard. Hij heeft niet aangegeven hoeveel, wanneer en op wat voor manier hij gelden van zijn familie heeft ontvangen. De rechtbank stelt vast dat uit de iCOV Rapportage Vermogen en Inkomsten (iRVI) Natuurlijke Personen niet blijkt dat [verdachte] een erfenis of schenking heeft ontvangen.
De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] onvoldoende concreet om hiernaar onderzoek te kunnen verrichten. [verdachte] heeft derhalve geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring voor de contante storingen gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank maken de onverklaarbare contante stortingen, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Bovendien zijn er bijkomende omstandigheden die passen bij witwassen. Zo heeft [verdachte] meerdere drugstransporten (mede)gepleegd. Deze drugstransporten werden gefinancierd middels contant geld en het is zeer aannemelijk dat deze transporten winstgevend waren. [verdachte] heeft geen aangifte gedaan bij de belastingdienst, zodat mogelijk sprake is van belastingontduiking.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag van € 148.215,-- middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist. De rechtbank merkt daarbij op dat dat misdrijf niet per definitie door verdachte zelf hoeft te zijn gepleegd.
De Bayliner
Op 5 juli 2018 is er onder [verdachte] een motorboot met registratienummer [nummer] , Bayliner 285 SB met een motor van het merk Mercruiser, 221 pk, inbeslaggenomen.
116[verdachte] heeft verklaard dat deze boot van hem is
117en dat hij deze heeft gekocht.
118Van Eijk heeft verklaard dat hij de boot aan [verdachte] heeft verkocht. [verdachte] is bij de boot komen kijken en ze kwamen tot een akkoord. [verdachte] heeft toen een bedrag van € 5.000,-- contant aanbetaald. Vervolgens heeft hij €
10.000,-- via de bank betaald en op het moment dat [verdachte] de boot kwam halen heeft hij € 17.000,-- contant betaald.
119Uit de gegevens van de privérekening van [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer] blijkt dat er op 11 juni 2018 een bedrag van € 10.000,-- is overgeschreven met omschrijving “aankoop boot”.
120
De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat [verdachte] geen inkomsten had in de periode van 1 januari 2015 tot en met 2019. Het is daardoor onverklaarbaar dat hij een boot kan kopen met een aanschafwaarde van € 37.000,--. Hoewel het onderzoek ook hier geen direct bewijs heeft opgeleverd dat voornoemde boot of het geld waarvan de boot is gekocht van misdrijf afkomstig is, kan blijkens bestendige jurisprudentie het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ toch worden bewezen indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig is. Gelet op de financiële situatie van [verdachte] mag van hem een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring omtrent de herkomst van het geld waarmee hij de boot heeft aangeschaft worden verwacht. Het voorgaande met betrekking tot de contante stortingen in overweging genomen is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring achterwege is gebleven. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geld waarmee [verdachte] de boot heeft aangeschaft en derhalve de boot (de Bayliner) middellijk of onmiddellijk (deels) uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist.
De Porsche Panamera
Op 9 juli 2018 te Heerenveen werd een personenauto van het merk Porsche Panamera Diesel, kenteken [kenteken] , bouwjaar 2012, inbeslaggenomen.
121In het voertuig werd in de middenconsole een bankpas op naam van [verdachte] aangetroffen en op de achterbank lag een rekening van een hotel op naam van [naam 9] , de toenmalige vriendin van [verdachte] .
122In het dashboardkastje werd de sleutel van voornoemde Bayliner aangetroffen.
123
Een bewoner van het pand, waarbij het voertuig stond geparkeerd, vertelde de verbalisanten dat het voertuig er regelmatig stond in de afgelopen tijd. Ze omschreef de persoon, waarvan zij had gezien dat deze het voertuig bestuurde, als een manspersoon met een donkere huidskleur en waarschijnlijk afkomstig uit een van de Afrikaanse landen.
124
[verdachte] heeft verklaard dat hij het voertuig leende van [naam 8] en om die redenen de sleutel van het voertuig in zijn bezit had.
125
Het voertuig blijkt op naam te staan van [naam 8] . [naam 8] heeft verklaard dat hij het voertuig via
[medeverdachte 3] en zijn oudere broer heeft gekocht op 8 mei 2018. Het voertuig zou ruim €
20.000,-- hebben gekost, maar [naam 8] wil niet verklaren hoeveel hij feitelijk voor het voertuig heeft betaald. [naam 8] wil de naam van de persoon van wie hij geld heeft geleend niet noemen. Hij heeft ook verklaard dat hij slechts één of twee dagen in het voertuig heeft gereden en dat [verdachte] het voertuig verder heeft gebruikt. [verdachte] had ook de sleutels in zijn bezit. [naam 8] heeft verklaard dat de boetes die met het voertuig zijn veroorzaakt door [verdachte] zijn veroorzaakt. [naam 8] heeft voorts verklaard dat hij sinds 23 oktober 2017 eigenaar is van het bedrijf [bedrijf 5] . Dit bedrijf ligt stil en hij heeft in 2018 niet meer dan € 400,-- gefactureerd. Hij heeft een bijstandsuitkering en moet van ongeveer € 1.300,-- à € 1.400,-- inclusief toeslagen rondkomen per maand. Hij heeft ruim € 70.000,-aan schulden.
126
Uit voornoemde blijkt dat [naam 8] een voertuig, de Porsche Panamera, met een aanschafwaarde van ruim € 20.000,-- van [medeverdachte 3] heeft gekocht. [verdachte] was hier ook bij betrokken. [naam 8] is onduidelijk over hoe de betaling van het voertuig is gegaan. Hoewel het onderzoek geen direct bewijs heeft opgeleverd dat voornoemd voertuig is bekostigd met geld dat van misdrijf afkomstig is, kan blijkens bestendige jurisprudentie het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ toch worden bewezen indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie om bewijs te leveren waaruit zulke feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Indien die feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van witwassen, mag een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring omtrent de herkomst van het voorwerp worden verwacht. [naam 8] heeft geen concrete verklaring gegeven over hoe hij aan het geld voor het voertuig is gekomen. Laat staan dat deze verklaring verifieerbaar is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat een uitgave van ruim € 20.000,-niet past bij de financiële situatie van [naam 8] , er zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Bovendien zijn er bijkomende omstandigheden die passen bij witwassen. [naam 8] heeft het voor hem dure voertuig niet voor zichzelf aangeschaft, maar vrijwel vanaf het begin heeft [verdachte] het voertuig gebruikt. Hij was ook betrokken bij de overdracht van het voertuig van [medeverdachte 3] naar [naam 8] . Dit geeft het vermoeden dat [naam 8] als katvanger door [verdachte] is gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [naam 8] , onvoldoende aanknopingspunten biedt voor nader onderzoek naar een alternatieve legale bron van inkomsten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het voertuig, de Porsche Panamera, middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Gelet op de betrokkenheid van [verdachte] bij de aanschaf van het voertuig acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] dit ook wist en dat hij het voertuig desondanks voorhanden heeft gehad en heeft gebruikt.
Gewoontewitwassen
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] , gezien de lange pleegperiode, zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen voor de periode van 27 januari 2017 tot en met 1 december 2020.
Medeplegen van witwassen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat er geld wordt gestort op de bankrekeningen van [verdachte] waarna ze werden overgeboekt naar andere rekeningen van [verdachte] . Deze handelingen werden door [verdachte] zelf uitgevoerd. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat anderen handelingen hebben verricht met betrekking tot de € 148.215,-- aan contante stortingen of dat zij hier op andere wijze een bijdrage aan hebben geleverd. Hetzelfde geldt voor het voorhanden hebben van de Bayliner en de Porsche Panamera. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering om te komen tot medeplegen. De rechtbank zal hiervan vrijspreken.

Ten aanzien van het onder 6. ten laste gelegde

[verdachte] wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven genoemd in artikel 2 van de Opiumwet en gewoontewitwassen van geldbedragen, andere vermogensbestandsdelen en voorwerpen. [verdachte] zou leiding hebben gegeven aan deze organisatie.
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het
Wetboek van Strafrecht slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en daar een aandeel heeft in, dan wel dit samenwerkingsverband ondersteunt, of gedragingen verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. (Vgl. HR 10 februari 2015,
ECLI:NL:HR:2015:264 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2015:264) en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak? id=ECLI:NL:HR:2017:413))
De vragen die de rechtbank daarom dient te beantwoorden zijn:
Is er sprake van een organisatie? Is het oogmerk gericht op het plegen van misdrijven uit de Opiumwet en gewoontewitwassen. En ten slotte: heeft verdachte deelgenomen aan deze organisatie?
De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie volgt dat een organisatie een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband is van meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Hierbij is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat het samenwerkingsverband steeds hetzelfde is.
Van deelneming aan het samenwerkingsverband is sprake indien de verdachte daartoe behoort en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Daarbij dient de verdachte in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie onder meer tot oogmerk heeft het plegen van de misdrijven genoemd in de Opiumwet en gewoontewitwassen.
Ten aanzien van het oogmerk van het plegen van misdrijven genoemd in de Opiumwet
Zoals hiervoor reeds is overwogen acht de rechtbank bewezen dat bij de drugstransporten en de voorbereiding daarvan genoemd onder 1., 2., 3. en 4. telkens sprake is van dezelfde modus operandi. De handelwijze komt op essentiële punten overeen, dezelfde personen waren er telkens bij betrokken en er is bij meerdere transporten gebruik gemaakt van dezelfde GPS-tracker en dezelfde telefoonnummers zonder tenaamstelling. Er was sprake van een duurzaam samenwerkingsverband tussen meerdere personen. In dit samenwerkingsverband was ook sprake van een zekere structuur en hiërarchie. [medeverdachte 3] en [verdachte] waren telkens voorafgaande aan een drugstransport verantwoordelijk voor organisatie en de coördinatie in de voorbereiding. Zij ronselden koeriers, stuurden de mensen aan en betaalden hen. Wanneer de koerier eenmaal onderweg was, was het [verdachte] die tijdens het transport de coördinatie verzorgde en de contacten met Noorwegen onderhield. Zij hadden derhalve de leiding. [medeverdachte 2] had veel overleg met zijn broers hieromtrent en hij hield zich bezig met de te vervoeren drugs en de verpakking daarvan. [medeverdachte 5] bouwde de drugs in de huurauto’s in, [medeverdachte 7] perste de drugs in pakketten en [medeverdachte 6] heeft eerst een transport als koerier uitgevoerd en werd vervolgens de contactpersoon tussen de koeriers en [medeverdachte 3] en [verdachte] , Deze organisatie had tot oogmerk om heroïne en cocaïne buiten het grondgebied van Nederland te brengen.

Ten aanzien van het oogmerk van het plegen van het misdrijf gewoontewitwassen

Witwassen door [verdachte]

Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld waren er onverklaarbare contante stortingen waarvan het aannemelijk is dat ze van misdrijf afkomstig zijn op de bankrekeningen van [verdachte] .
De rechtbank acht voorts voor het oogmerk van gewoontewitwassen de volgende bewijsmiddelen van belang die zien op de betrokkenheid van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] bij het witwassen.

Witwassen door [medeverdachte 3]

Inkomsten [medeverdachte 3]heeft verklaard dat hij sinds de oprichting in zijn eenmanszaak [bedrijf 6] in principe geen omzet heeft gehad.
127Dit blijkt ook uit de iCOV Rapportage Vermogen en Inkomsten (iRVI) Natuurlijke Personen, waarin een totaaloverzicht van de financiële situatie van een persoon of bedrijf is opgenomen. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 3] per 10 juni 2014 als eigenaar stond geregistreerd van [bedrijf 10]. Per 7 november 2014 is de onderneming opgeheven met als reden van uitschrijving 'Ambtshalve doorhaling’. Per 27 augustus 2015 staat [medeverdachte 3] als eigenaar geregistreerd van [bedrijf 6] , vestigingsadres [straatnaam] , Wolvega. Voor de eenmanszaak [bedrijf 6] is voor het belastingjaar 2015 en 2016 een omzet binnenland aangegeven van € 4.447,-- en € 3.014,-- waarover
€ 934,-- en € 633,-- aan omzetbelasting is betaald. Voor de jaren 2017-2019 is geen aangifte of afdracht omzetbelasting gedaan. Er zijn geen aangiftegegevens gevonden voor de inkomstenbelasting van [medeverdachte 3] of zijn eenmanszaak voor de belastingjaren 2015-2019. Er zijn geen gegevens bekend dat [medeverdachte 3] een erfenis heeft verkregen of schenking heeft verkregen en er zijn geen loonbelastinggegevens. Dit houdt in dat [medeverdachte 3] niet in loondienst is geweest bij een loonbelastingplichtige werkgever. In 2015 tot en met 2019 ontving [medeverdachte 3] tegemoetkomingsbedragen aan zorgtoeslag.
128
De rechtbank stelt vast dat uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte 3] met zijn eenmansbedrijven geen winst heeft gemaakt en dat hij verder ook geen loon of een uitkering ontving. [medeverdachte 3] heeft derhalve in de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 december 2020 geen legale inkomsten gehad.
Bankgegevens [medeverdachte 3]
Door verschillende bancaire instellingen zijn historische financiële gegevens verstrekt.
Uit het totaaloverzicht van al zijn bankrekeningen blijkt dat [medeverdachte 3] in de periode 26 mei 2014 tot en met 7 november 2020 € 368.978,-- bij- en € 370.195,-- afschrijvingen had.
Tussen zijn eigen bankrekeningen gaat over en weer geld, zogeheten kruisposten. Per saldo kwam er € 219.835,-- op de rekeningen binnen en er ging € 220.190,-- vanaf. De bijschrijvingen bestaan voor een groot deel, namelijk € 83.003,-- van de € 219.835,-- uit contante stortingen. De overige bijschrijvingen zijn voornamelijk afkomstig van zorgtoeslag, overig, auto, ontvangsten van verschillende personen, speelwinst van kansspelen, en schade-uitkeringen van verzekeringen. Als uitgaven op de rekening zijn verschillende afschrijvingen te zien. Allereerst bestaan de afschrijvingen voor een groot deel, namelijk € 99.425,-- van de € 220.190,--, uit contante opnamen. De overige afschrijvingen gaan naar, overig, waaronder verschillende in het onderzoek bekende personen, zoals [verdachte] , [medeverdachte 2] , [naam 9] (destijds vriendin [verdachte] ), [naam 10] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 10] , en kansspelen en vaste lasten.
129
Bankrekening [naam 10]heeft verklaard dat zij een relatie heeft met [medeverdachte 3] en dat hij gebruik maakte van haar bankrekening en haar bankpas. De contant gestorte bedragen op bankrekening [rekeningnummer] zijn niet door haar gestort en het is ook niet haar geld. De geldbedragen die vervolgens worden overgeboekt naar [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn ook niet van haar.
130
Het beginsaldo van de bankrekening [rekeningnummer] ten name van [naam 10] bedraagt op 16 september 2016 € 0,00 en het eindsaldo op 17 april 2020 € 8,60 negatief. In totaal zijn er 1.875 transacties op de rekening te zien en gaat er in totaal € 136.901,27 af en komt er € 136.899,67 bij. De rekening wordt met name gevuld door contante stortingen
€ 73.890,-- en ‘overige’ bijschrijvingen € 55.823,--, waarbij de uitgaven met name bestaan uit contante opnamen € 44.300,-- en ‘overige’ afschrijvingen € 51.899,--.
De in totaal 359 stortingen van in totaal € 73.890,-- worden gestort bij een stortingsapparaat. Hiervan was dit 357 keer bij een stortingsapparaat aan de Harenstraat in Wolvega en twee keer bij een stortingsapparaat aan de Burg. Kuperusplein in Heerenveen.
Er zijn onder meer overboekingen naar [verdachte] , [medeverdachte 2] , [bedrijf 6] . Vaak hebben deze overboekingen geen omschrijving. Tevens zijn er betalingen voor [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en andere personen gedaan. Zo is meerdere malen de huur voor de woning aan de [straatnaam] in Heerenveen voor [verdachte] betaald. Vaak wordt er eerst een bedrag contant gestort voordat er een overboeking naar een van deze personen of een betaling voor een van deze personen volgt.
131
Bankrekening [bedrijf 7]
[medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 3] een bedrijf moest beginnen. Volgens [medeverdachte 9] heeft hij niet aan autohandel gedaan. Hij heeft ook nog nooit BTW afgedragen. In opdracht van [medeverdachte 3] heeft hij een zakelijke bankrekening geopend. Vervolgens had [medeverdachte 3] een app op zijn telefoon waarmee hij de zakelijke rekening van [medeverdachte 9] beheerde. Hij maakte ook gebruik van de creditcard op naam van [medeverdachte 9] .
132
Uit de iCOV Rapportage Vermogen en Inkomsten (iRVI) Natuurlijke Personen van [medeverdachte 9] blijkt dat [medeverdachte 9] vanaf 1 maart 2019 bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven als eigenaar voor [bedrijf 7] gevestigd aan de [straatnaam] in Wolvega.
133Door de Rabobank zijn historische financiële gegevens, bestaande uit saldo- en transactiegegevens verstrekt van bankrekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 7] . Hieruit blijkt het volgende. Het beginsaldo op 23 april 2019 bedraagt
€ 0,-- en het eindsaldo op 20 mei 2020 € 0,--, nadat door de bank het negatieve saldo van
€ 7.631,-- is afgeboekt. In totaal zijn er 589 transacties op de rekening geweest en gaat er

€ 110.706,-- af en bij. Er is in totaal € 6.600,-- contant gestort.134

Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat er € 83.003,-- contant op de bankrekeningen van [medeverdachte 3] is gestort, op de bankrekening van [naam 10] , die door [medeverdachte 3] werd gebruikt, is in totaal € 73.890,-- contant gestort en op de bankrekening van [bedrijf 7] , die ook door [medeverdachte 3] werd gebruikt, is in totaal € 6.600,-- gestort. Dit is een totaal bedrag van € 163.493,-- aan contante stortingen. [medeverdachte 3] had geen legale inkomsten en er kan daarom geen verklaring worden gegeven voor de contante [medeverdachte 3] heeft gestort. Deze bedragen werden vervolgens overgemaakt naar andere rekeningen van [medeverdachte 3] , de rekeningen van [verdachte] en de rekening van [medeverdachte 2] en de rekeningen van overige betrokken personen. Ook werden van de contante stortingen rekeningen van de drie broers voldaan. Door deze geldstromen zijn de contante stortingen niet meer te herleiden en worden ze verhuld.
Een vermoeden van witwassen bij [medeverdachte 3]
Uit het voorgaande blijkt van een bedrag van € 163.493,-- aan contante stortingen door [medeverdachte 3] die onverklaarbaar zijn. [medeverdachte 3] had geen inkomsten. Hoewel het onderzoek geen direct bewijs heeft opgeleverd dat voornoemd geldbedrag van misdrijf afkomstig is, kan blijkens bestendige jurisprudentie het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ toch worden bewezen indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie om bewijs te leveren waaruit zulke feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Indien die feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van witwassen, mag van [medeverdachte 3] een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring omtrent de herkomst van het voorwerp worden verwacht. Naar het oordeel van de rechtbank maken de onverklaarbare contante stortingen, dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Bovendien zijn er bijkomende omstandigheden die passen bij witwassen. Zo heeft [medeverdachte 3] meerdere drugstransporten gepleegd. Deze drugstransporten werden gefinancierd middels contant geld en het is zeer aannemelijk dat deze transporten winstgevend waren. [medeverdachte 3] heeft geen aangifte gedaan bij de belastingdienst, zodat mogelijk sprake is van belastingontduiking.
Er mag dan ook van [medeverdachte 3] worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van de contante stortingen. Indien die door [medeverdachte 3] naar voren gebrachte alternatieve herkomst daartoe aanleiding geeft, dient het openbaar ministerie hiernaar nader onderzoek te doen.
Het openbaar ministerie heeft onderzoek gedaan naar de door [medeverdachte 3] genoemde prijzen bij de Vriendenloterij. Uit dit onderzoek blijkt dat hij twee prijzen heeft gewonnen. De rechtbank concludeert echter dat deze prijzen niet contant zijn voldaan, maar op de bankrekening zijn gestort. Deze prijzen kunnen daarom geen verklaring geven voor de contante stortingen. De rechtbank is overigens van oordeel dat de verklaringen die [medeverdachte 3] bij de politie heeft afgelegd, onvoldoende aanknopingspunten boden voor nader onderzoek naar een alternatieve legale bron van inkomsten.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag van € 163.493,-- middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist.

Witwassen door [medeverdachte 2]

Inkomsten [medeverdachte 2]heeft op 2 december 2020 verklaard dat uit zijn eenmanszaak het bedrijf [bedrijf 8] tot nu toe geen inkomsten komen.
135
Uit de iCOV Rapportage Vermogen en Inkomsten (iRVI) Natuurlijke Personen blijkt het volgende. is vennoot van [bedrijf 2] en eigenaar van de bedrijven: [bedrijf 9] en [bedrijf 8] .
[bedrijf 2] is per 20 augustus 2013 opgericht en op 29 maart 2016 opgeheven. [medeverdachte 2] was al die tijd vennoot.
Per 12 april 2014 is [medeverdachte 2] eigenaar van [bedrijf 9] . Het bedrijf is op 9 maart 2015 opgeheven. Per 20 maart 2017 is [medeverdachte 2] eigenaar van [bedrijf 8] .
Er zijn geen ingediende aangiftes inkomstenbelasting van de jaren 2015-2019 van [medeverdachte 2] en zijn ondernemingen. Voor de ondernemingen is ook geen aangiftes omzetbelasting gedaan.
Er zijn geen gegevens bekend dat [medeverdachte 2] een erfenis of schenking heeft verkregen waarover successiebelasting is betaald.
In december 2018 en november 2019 heeft [medeverdachte 2] van werkgever Straatman aan nettoloon

€ 2.834,-- en € 1.239,-- ontvangen.136

De rechtbank stelt vast dat uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte 2] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019 met zijn bedrijven geen winst heeft gemaakt en dat hij, afgezien van in totaal € 4.073,-- geen loon ontving in deze periode. Ook blijkt niet dat hij een erfenis of schenking heeft ontvangen. [medeverdachte 2] heeft derhalve in de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019 slechts een klein bedrag aan legale inkomsten gehad te weten € 4.073,--.
Bankgegevens [medeverdachte 2]
Door verschillende bancaire instellingen zijn historische financiële gegevens verstrekt.
Uit het totaaloverzicht van al zijn bankrekeningen blijkt dat [medeverdachte 2] via zijn rekeningen in de periode 2 januari 2014 tot en met 13 november 2020 € 262.701 bij- en € 264.855 afschrijvingen had. Tussen [medeverdachte 2] zijn eigen bankrekeningen ging € 100.332,-- over en weer (kruispost). Van de bijschrijvingen bestaat het grootste gedeelte, namelijk € 64.595,--, uit
contante stortingen. Van de 275 stortingen vonden er 246 stortingen plaats in Wolvega, 28 in Heerenveen en één in Leeuwarden. De overige bijschrijvingen zijn voornamelijk afkomstig van Cross border transfers € 34.555,-- Trustly Group AB € 18.774,-- (vermoedelijk kansspelen) en diverse binnen het onderzoek bekende personen.
Van de afschrijvingen bestaat het grootste gedeelte uit contante opnamen. De overige afschrijvingen bestaan voornamelijk uit afschrijvingen naar zijn broers, diverse PPRO betalingen, reserveringsuitgaven en vaste lasten (met name huur en telefonie).
137
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat er € 64.595,-- contant op de bankrekeningen van [medeverdachte 2] is gestort. [medeverdachte 2] had afgezien van de € 4.073,-- netto, geen legale inkomsten en er kan daarom geen verklaring worden gegeven voor de contanten die
[medeverdachte 2] heeft gestort. Deze bedragen werden vervolgens onder meer weer opgenomen of overgemaakt naar andere rekeningen van [medeverdachte 2] en de rekeningen van [verdachte] en [medeverdachte 3] . Door deze geldstromen zijn de contante stortingen niet meer te herleiden en worden ze verhuld.
Een vermoeden van witwassen bij [medeverdachte 2]
Uit het voorgaande blijkt van een bedrag van € 64.595,-- aan contante stortingen door [medeverdachte 2] die onverklaarbaar zijn. [medeverdachte 2] had geen inkomsten die deze stortingen kunnen verklaren. Hoewel het onderzoek geen direct bewijs heeft opgeleverd dat voornoemd geldbedrag van misdrijf afkomstig is, kan blijkens bestendige jurisprudentie het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ toch worden bewezen indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie om bewijs te leveren waaruit zulke feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Indien die feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van witwassen, mag van de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring omtrent de herkomst van het voorwerp (hier geld) worden verwacht. Naar het oordeel van de rechtbank maken de onverklaarbare contante stortingen dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Bovendien zijn er bijkomende omstandigheden die passen bij witwassen. Zo is [medeverdachte 2] betrokken geweest bij voornoemde drugstransporten en heeft [medeverdachte 2] geen aangifte gedaan bij de belastingdienst, zodat mogelijk sprake is van belastingontduiking.
Er mag dan ook van [medeverdachte 2] worden verwacht dat een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring wordt gegeven voor de herkomst van het geld. Indien die door [medeverdachte 2] naar voren gebrachte alternatieve herkomst daartoe aanleiding geeft, dient het openbaar ministerie hiernaar nader onderzoek te doen.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in 2020 drie tot vier maanden in auto’s heeft gehandeld. Hij vermoed dat hij hier zo’n € 8.000,-- tot € 10.000,-- mee heeft verdiend. Dit geld heeft hij zowel contant als via de bank ontvangen. Dit geld heeft hij gebruikt om van te leven en was bedoeld om opnieuw auto’s in te kopen. Het geldbedrag van € 6.200,-- dat bij hem thuis is aangetroffen, maakt deel uit van dit geld. Het startkapitaal van € 2.000,-- heeft hij van iemand geleend. Ook heeft hij wel eens geld gewonnen. Dat ontving hij dan contant. Hij heeft hiervan geen kwitanties.
De rechtbank concludeert dat uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt dat hij maximaal € 3.800,-heeft gehad waarvan hij drie tot vier maanden in 2020 heeft geleefd en zijn vaste lasten van heeft moeten voldoen. Dit is derhalve geen verklaring voor de contante stortingen van
€ 64.595,-- in de periode van 2 januari 2014 tot en met 13 november 2020. De verklaring van [medeverdachte 2] dat hij geldbedragen heeft gewonnen heeft hij op geen enkele manier concreet gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen die [medeverdachte 2] bij de politie heeft afgelegd, onvoldoende aanknopingspunten boden voor nader onderzoek naar een alternatieve legale bron van inkomsten.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag van € 64.595,-- middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat [medeverdachte 2] dat wist.

Witwassen door [medeverdachte 4]

Op 29 november 2020 om 21.34 uur wordt [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) gebeld door [medeverdachte 4] (+ [telefoonnummer] ). [medeverdachte 3] zegt tegen [medeverdachte 4] dat hij samen met [medeverdachte 10] geld gaat halen. [medeverdachte 4] stemt hiermee in. Om 23.23 uur belt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zegt hem dat hij het geld mee naar huis moet nemen. [medeverdachte 10] vertelt dat hij een bekeuring heeft gekregen. Ze bespreken of ze moeten terugkeren of doorrijden. [medeverdachte 4] zegt doorrijden en dat hij tegen de gozer zal zeggen dat hij vijf duizend in de lul en dat hij zelf vijf duizend in de zijne zal doen. Om 1.00 uur belt [verdachte] (+ [telefoonnummer] ) met [medeverdachte 4] (+ [telefoonnummer] ).
[medeverdachte 4] zegt dat ze er bijna zijn en hij heeft het er over of ze hem op de terugweg pakken. Volgens [verdachte] moet hij het in zijn onderbroek verstoppen. [medeverdachte 4] zegt dat hij dat zal doen. Om 2.37 uur belt [verdachte] (+ [telefoonnummer] ) met [medeverdachte 4] (+
[telefoonnummer] ) en [medeverdachte 4] geeft aan dat ze nu rijden bij Emmeloord. Hij vraagt of het de bedoeling is dat hij naar huis gaat en hij “het” krijgt of ontvangt. [verdachte] bevestigt dat.
138heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in opdracht van [medeverdachte 3] geld heeft opgehaald. Er werd gesproken over het geld in de onderbroek doen, wanneer ze zouden worden aangehouden door de politie. Dit was omdat als je met zoveel geld wordt aangehouden de politie zou denken dat het geld afkomstig van drugs zou zijn of dat er sprake was van witwassen.
139
Uit de stukken blijkt dat er op 1 december 2020 om 9.15 uur een geldbedrag van € 8.950,-- is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 4] .
140[medeverdachte 4] is op 1 december 2020 te 7.18 uur in zijn woning aangehouden.
141Gelet op de inhoud van de gesprekken in combinatie met voornoemde tijdstippen acht de rechtbank het aannemelijk dat het bij verdachte aangetroffen geldbedrag het geld is dat verdachte de nacht voor zijn aanhouding heeft opgehaald.
Een vermoeden van witwassen bij [medeverdachte 4]
Uit het voorgaande blijkt dat een geldbedrag van € 8.950,-- aan contanten die in de woning van [medeverdachte 4] is aangetroffen. Hoewel het onderzoek geen direct bewijs heeft opgeleverd dat voornoemd geldbedrag van misdrijf afkomstig is, kan blijkens bestendige jurisprudentie het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ toch worden bewezen indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp (hier geld) uit misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie om bewijs te leveren waaruit zulke feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Indien die feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van witwassen, mag van [medeverdachte 4] een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring omtrent de herkomst van het voorwerp worden verwacht. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het ophalen van geld in de nachtelijke uren, geld dat voor de politie moest worden verborgen, zonder meer dat sprake is van geld met een illegale herkomst en dat het voorhanden hebben hiervan maakt dat sprake is van een vermoeden van witwassen.
Er mag dan ook van [medeverdachte 4] worden verwacht dat een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring wordt gegeven voor de herkomst van het geld. Indien die door [medeverdachte 4] naar voren gebrachte alternatieve herkomst daartoe aanleiding geeft, dient het openbaar ministerie hiernaar nader onderzoek te doen.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat het geldbedrag niet het geld betreft dat hij die nacht heeft opgehaald. Hij heeft aangegeven dat een deel van het geld bestemd was om een auto op te halen en dat ongeveer vier tot vijf duizend euro spaargeld betrof. Dit geld had hij gespaard toen hij anderhalf jaar voor het restaurant Titanic in Wolvega heeft gewerkt.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 4] geen verklaring heeft gegeven waar het geld is gebleven dat hij de nacht ervoor heeft opgehaald. De rechtbank acht de verklaring van
[medeverdachte 4] dat het geld bestemd was voor een auto en spaargeld betrof op geen enkele manier onderbouwd en deze komt de rechtbank niet aannemelijk voor.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 4] over de herkomst van het aangetroffen geldbedrag niet aannemelijk is.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 8.950,-- middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat [medeverdachte 4] dat wist.
Bankgegevens van [medeverdachte 4]
Uit de gegevens van de SNS-bank blijkt dat het beginsaldo op de rekening
[rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 4] € 1,01 was en het eindsaldo na de laatste boeking op 4 januari 2021 € 81,88 negatief was. In totaal zijn er 201 transacties op de rekening te zien en gaat er in totaal € 20.565,64 af en komt er € 20.482,75 bij. Er zijn onder meer de volgende transacties gedaan:
Op 5 november is er € 3.000,-- overgeboekt naar [medeverdachte 2] .
Op 12 november is er € 700,-- ontvangen van [medeverdachte 3] . Vervolgens is er op 13 november achtereenvolgens drie keer € 250,-- contant opgenomen.
Op 13 november is er € 100,-- ontvangen van [medeverdachte 3] ; dit wordt direct contant opgenomen.
Op 13 november is er € 750,-- ontvangen zonder omschrijving en vervolgens wordt er € 750,-- overgemaakt naar [medeverdachte 3] .
Nadat op 18 november in twee overboeking van [medeverdachte 2] € 900,-- is ontvangen wordt er € 800,-- zonder omschrijving overgeboekt.
Nadat op 26 november er € 1.600,-- is ontvangen, wordt er € 590,-- overgemaakt naar [medeverdachte 3] en is € 1.000,-- contant opgenomen in vier opnames.
Alle transacties van de bankrekening zijn geïmporteerd in de Bank Analyse Tool en vervolgens gerubriceerd aan de hand van de NIBUD-norm en een draaitabel gegenereerd. De bedragen zijn afgerond op hele bedragen. Hieruit blijkt in 23 contante opnames in totaal
€ 5.450,-- wordt opgenomen bij een geldautomaat in Heerenveen. Alle opnames zijn in november 2020.
Naar [medeverdachte 2] is zonder omschrijving in totaal € 4.130,-- overgemaakt, direct naar een rekening van [medeverdachte 2] of via een betaalverzoek.
Naar [medeverdachte 3] is zonder omschrijving in totaal € 3.552,-- overgemaakt, direct naar een rekening van [medeverdachte 3] of via een betaalverzoek. Van [medeverdachte 3] is totaal € 1.716,-ontvangen zonder omschrijving.

Overwegingen rechtbank ten aanzien van het oogmerk van het witwassen

Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat [verdachte] , [medeverdachte 3] ,
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] geld hebben witgewassen. Bij [verdachte] , [medeverdachte
3] en [medeverdachte 2] was het witwassen van zo’n lange duur dat sprake is van gewoontewitwassen. Er werden contante geldbedragen op de bankrekeningen van voornoemde personen geboekt, hierna werden ze overgeboekt naar de bankrekeningen van de andere hiervoor genoemde personen, waarna ze vaak weer contant werden opgenomen. Hierdoor waren de geldbedragen niet meer of lastig te traceren. [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben deze werkwijze voor een lange periode gehanteerd en voorzagen zichzelf (mede) hierdoor van inkomen. Er was derhalve sprake van een organisatie met een structurele werkwijze. Uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte 4] vanaf de zomer van 2020 door [verdachte] en
[medeverdachte 3] werd vertrouwd met geld, ook met grote bedragen. Hij haalde in opdracht van hen geld op, bracht geld weg en deed uitbetalingen. Tevens heeft hij zijn bankrekening ter beschikking gesteld om geldbedragen op te laten storten of te boeken, zodat vervolgens weer contant geld kon worden opgenomen. [medeverdachte 4] heeft hiermee een duidelijke rol vervuld in de organisatie.
Gelet op de duur van het witwassen en de werkwijze, is de rechtbank van oordeel dat dit samenwerkingsverband een organisatie oplevert dat het oogmerk had om een gewoonte te maken van het witwassen van geld. [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] hebben allen een aandeel gehad in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.

Leiding geven

Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een organisatie, bestaande uit meer dan twee personen, die als oogmerk had zowel het buiten het grond gebied van Nederland brengen en het vervoeren van cocaïne en/of heroïne en het gewoontewitwassen. Tevens is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] heeft behoord tot het samenwerkingsverband. Hij had samen met zijn broer [medeverdachte 3] de leiding over de drugstransporten, hij stuurde
[medeverdachte 4] aan bij het witwassen van geld en hij heeft gedragingen ondersteund die mede strekten tot de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerken. [verdachte] was derhalve samen met zijn broer [medeverdachte 3] leider van de organisatie, zoals ook is ten laste gelegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair, 2., 3., 4., 5. primair en 6. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 27 november 2020 tot en met 1 december 2020 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf en een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, vervoeren en buiten het grondgebied van Nederland brengen van, in ieder geval een hoeveelheid van 3.079,29 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen, om daarbij behulpzaamte zijn en om daartoe middelen en inlichtingen te verschaffen en
  • voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en zijnmededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders, telkens:
  • contact opgenomen en laten opnemen met [medeverdachte 1] om te vragen om voornoemdtransport met verdovende middelen uit te voeren en
  • ( telefonisch) contact onderhouden met de mededaders en met de koerier [medeverdachte 1] enleverancier(s) en ontvanger(s) van verdovende middelen en
  • een huurauto, te weten een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , opgehaald uit Duitsland envoorhanden gehad en
  • een GPS-tracker op laten halen en
  • een geldbedrag laten geven aan de koerier en
  • een drugspers en een weegschaal voorhanden gehad en
  • versnijdingsmiddelen voorhanden gehad en
  • een hoeveelheid van 3.079,29 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel alsbedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden gehad en - voornoemde hoeveelheid verdovende middelen laten versnijden en persen;
2.
hij, op een of meer tijdstippen, in de periode van 20 oktober 2020 tot en met 25 oktober 2020, te Wolvega, en een of meer andere plaatsen in Nederland, in Duitsland en in Noorwegen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
  • buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en
  • heeft vervoerd en
  • aanwezig heeft gehad,
6.526,5 gram cocaïne en 8.751,6 gram heroïne, zijnde heroïne en cocaïne, middelen als bedoeld vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op, een of meer tijdstippen, in de periode van 28 september 2020 tot en met 6 oktober 2020, te Wolvega en een of meer andere plaatsen in Nederland en in Noorwegen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
  • buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en
  • heeft vervoerd en- aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 4.
hij, op een of meer tijdstippen, in de maand augustus 2020, te Marknesse, Wolvega, en een of meer andere plaatsen in Nederland, en in Duitsland en in Noorwegen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
  • buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en
  • heeft vervoerd en- aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5. primair
hij op, een of meer tijdstippen, in de periode van 27 januari 2017 tot en met 1 december 2020, in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, telkens een of meer voorwerpen, te weten
  • een auto, te weten een Porsche Panamera met kenteken [kenteken] , en
  • een motorboot, te weten een Bayliner 285 SB met registratienummer [nummer] , en
  • een of meer geldbedragen, in totaal tot een geldbedrag van € € 148.215,--, voorhanden gehad en/ofomgezet,
terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen -onmiddellijk of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig waren;
6.
hij op, een of meer tijdstippen, in de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 december 2020, in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een duurzaam samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke personen, te weten hij, [verdachte] , en
  • [medeverdachte 2] ,
  • I.M. [verdachte] , en
  • vanaf omstreeks 1 juli 2020, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en een ofmeer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
  • het opzettelijk vervoeren en het buiten het grondgebied van Nederland brengen, van een middelvermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten cocaïne en heroïne (artikel 2 onder A en B Opiumwet) en
  • gewoontewitwassen van geldbedragen (artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht),terwijl hij leider van die organisatie was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair medeplegen van het voorbereiden door een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe middelen en inlichtingen te verschaffen en door het voorhanden hebben van voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het feit;
medeplegen van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3. medeplegen van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
4. medeplegen van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
5. primair van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
6. deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en hiervan leiderzijn.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair, 2., 3., 4., 5. primair en 6. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van het voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank bij einduitspraak de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte zal opheffen, omdat de situatie die aanleiding voor de schorsing heeft gegeven niet meer aan de orde is en de gronden zich bij een veroordeling niet verhouden met voortduren van de schorsing.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor matiging van de door de officier van justitie gevorderde straf. Hij heeft aangevoerd dat in de strafmaat rekening moet worden gehouden met de gezondheid van verdachte, de straf moet recht doen aan de inhoud van het dossier, waarbij geen sprake was van misbruik van zwakkeren en er dient geen zelfstandige betekenis toegekend te worden aan de deelname aan de criminele organisatie, omdat dit soort delicten meestal binnen een dergelijk verband plaatsvinden. Ter onderbouwing heeft de raadsman verwezen naar een aantal uitspraken van de rechtbank Rotterdam, waarbij grote hoeveelheden harddrugs werden ingevoerd, waarbij lagere straffen werden opgelegd dan door de officier van justitie gevorderd. De raadsman heeft voorts bepleit de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door Tactus Verslavingszorg op 8 april 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie drugstransporten, een voorbereiding van een drugstransport, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. Verdachte was samen met één van zijn broers leider van de criminele organisatie.
De bestemming van de heroïne en cocaïne die op transport werden gezet was telkens Oslo in Noorwegen. Op weg naar Oslo zijn de drugs een keer in Noorwegen onderschept. Verdachte heeft een periode van bijna vier jaren een gewoonte gemaakt van het witwassen van geld. Hij had geen legale inkomsten en toch werden er bedragen op zijn rekeningen gestort en kon hij er goed van leven. Hij reed onder meer in dure auto’s en trakteerde de mensen om hem heen op etentjes. Hij leefde op grote voet van de door misdrijf verworven gelden. Het was schijnbaar een manier van leven geworden van verdachte om van illegaal verkregen gelden te leven.
Het gaat hier om een professionele drugsorganisatie. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. Daarnaast mag niet onvermeld blijven dat de uitvoer van drugs de negatieve beeldvorming in het buitenland over het Nederlandse drugsbeleid versterkt.
Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de (criminele) herkomst van gelden wordt verhuld. Door de vermenging van illegaal geld met legale geldstromen wordt de integriteit van het financieel en economisch bestel ernstig schade toegebracht.
Het spreekt voor zich dat een organisatie met als doelstelling het plegen van misdrijven als hiervoor genoemd een ernstige en ontoelaatbare ondermijning van de rechtsorde betekent.
Hiertegen dient dan ook stevig te worden opgetreden en de rechtbank is van oordeel dat het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur dient te zijn.
Bij de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld inzake de Opiumwet. Tevens houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met eerdere veroordelingen door de politierechter, de kantonrechter en strafbeschikkingen. Deze zaken hadden in theorie gelijktijdig met de onderhavige zaak kunnen worden afgedaan waardoor er één straf was opgelegd.
Bij de drugstransporten werd telkens gebruik gemaakt van koeriers die veelal in geldnood zaten. Verdachte en zijn medeverdachten waren zeer geraffineerd in hun werkwijze om zichzelf buitenschot te houden. De winsten waren voor verdachte en de risico’s voor de ingeschakelde en soms kwetsbare personen, terwijl verdachte dan ook nog naliet de beloofde beloning volledig uit te betalen. Eén van de koeriers is in het buitenland aangehouden en daar dreigde haar een forse gevangenisstraf. Deze omstandigheid heeft verdachte er niet van weerhouden om door te gaan met de drugstransporten en de koeriers risico’s te laten nemen. De koeriers waren vervangbare pionnen. Verdachte stelde zijn eigen financieel gewin steeds voorop. In de zaak waarin een koerier in Noorwegen tegen de lamp was gelopen en haar een forse gevangenisstraf boven het hoofd hing, klaagde verdachte slechts over het feit dat hij veel geld was misgelopen. Onmiddellijk daarop werd weer een nieuwe koerier aangetrokken die weer hetzelfde risico zou lopen. Iedere vorm van empathie ontbrak en de zucht naar geld stond voorop. Dit acht de rechtbank zeer kwalijk. Tevens acht de rechtbank zeer kwalijk dat verdachte bij zijn witwaspraktijken jonge mensen respectloos als katvanger heeft gebruikt, die hierdoor met fikse schulden zijn blijven zitten. Uit het dossier en ter terechtzitting is niet gebleken van enige empathie van verdachte richting deze personen. En ook blijkt op geen enkele manier van enig verantwoordelijkheidsbesef, mede ook gelet op de zwijgende houding van verdachte. De rechtbank realiseert zich dat de drugs niet uit de lucht zijn komen vallen. Er zijn dus leveranciers, mogelijk in een hiërarchisch hogere organisatie die verdachte en zijn medeverdachten wellicht met argusogen volgen en groot belang hebben bij het zwijgen van verdachte. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte in het grotere geheel ook maar een kleinere pion is die thans moet zwijgen om andere betrokkenen te dekken en dan nu zelf de klappen mag opvangen. Desalniettemin had verdachte in ieder geval wel kunnen verklaren over zijn beweegredenen om de weg van de (drugs)criminaliteit in te slaan en hiervoor andere mensen te gebruiken.
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst met ingang van 14 mei 2021. Ter terechtzitting is gebleken dat tijdens de schorsing van verdachte zijn zus een autohandel is gestart en dat de broers van verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , hier werkzaam zijn. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard ook voornemens te zijn om bij dat bedrijf te gaan werken. Gelet op de achtergrond waartegen de delicten zijn gepleegd heeft de rechtbank er weinig vertrouwen in dat verdachte zijn levensstijl heeft aangepast en de rechtbank acht hierdoor de kans op recidive groot. De rechtbank ziet daarom in de gezondheidstoestand van verdachte geen reden voor strafmatiging.
Alles overwegende, waarbij de rechtbank ook heeft gekeken naar vergelijkbare zaken, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden en zal deze straf opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen, nu, gelet op het vorenstaande, de strafvorderlijke belangen bij opheffing van de schorsing zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen bij de voortduring ervan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57, 63, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 7. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair, 2., 3., 4., 5. primair en 6. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. T.M.L. Veen en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2022.
Mr. T.M.L. Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 888;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.087;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.200;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.869;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.493;
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met dossiercode AD-01, gesloten op 9 april 2021.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 432 en 433;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 890;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 263;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 263 en 264;
Beslagdossier, p. 170;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 261 en 262;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.664;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.398;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.087;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.184;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.874;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.497;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.800;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.777 en 2.778
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 899;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.663;
Proces-verbaal van verdenking, p. 1.527;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.495, 2.497, 2.503, 2.504;
Aanvullend proces-verbaal PV-PF-02 (regie), p. 41;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.601 t/m 3.603;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 5.653 en 5.654;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.605;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.536 t/m 3.565;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.598;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 432, 440 en 441;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 524;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.507;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.649, 3.653 en 3.654;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.652;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.939 t/m 1.941, 1.962 en 1.963;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.650;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 432 en 439;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.418a;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 437;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.941;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.509;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.426 en 3.427;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.967 en 1.968;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.393, 2.397, 2.398, 2.400 t/m 2.402;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.800 en 1.801;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.881 en 1.882;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.799, 1.802;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.224, 3.226;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.428;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.285 t/m 3.288;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.110;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.276, 3.279 en 3.280;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.731 en 1.732;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.290 en 3.296;
Uitwerking tapverslag, p. 1.271;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.194 en 3.195;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.310 t/m 3.312;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.475 t/m 3.480;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.196 en 3.197;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.137;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.802;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.814;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.901;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.313 en 3.314;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.215;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.803 en 1.804;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.897;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.966;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.215;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.966 en 1.971;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.899 t/m 2.901, 2.905, 2.909;
Rapport betreffende forensisch onderzoek, p. 3.073 en 3.074;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.909;
P. 12 van het aanvullend proces-verbaal PV-PF-04 (aanvulling);
P. 16 en17 van het aanvullend proces-verbaal PV-PF-04 (aanvulling);
P. 11 en 66 ev. van het aanvullend proces-verbaal PV-PF-04 (aanvulling);
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.136;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.435;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.136 t/m 3.138;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.876 t/m 1.880;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.933, 1.936 en 1.937;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2706 t/m 2.708;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.872, 2.874 en 2.875;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.141 t/m 3.147;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.670, 1.671, 1.673 en 1.674;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.704 en 1.705;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.837 en 2.845;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.845 t/m 2.847;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.802, 2.806 t/m 2.826;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.781 t/m 2.801;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.211 t/m 2.213;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.878 en proces-verbaal van bevindingen, p. 2.882;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.936 en 1.937;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.706 t/m 2709;
Getuigenverklaring van [medeverdachte 11] bij de rechter-commissaris belast met strafzaken in deze rechtbank op 24 november 2021;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 649, 650 en 653;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.911, 2.912 en 2.914;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.920;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.809 tot en met 1.813;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.760 en 2.761;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.219 t/m 2.221;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.740, 2.741, 2.742;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.705, 1.706, 1.713;
Tapverslag 160702, p. 1.728;
Proces-verbaal van doorzoeking [straatnaam] te Wolvega, p. 226 t/m 228 van het beslagdossier;
Kennisgeving van inbeslagname, p. 234 van het beslagdossier en het proces-verbaal van bevindingen verdovende middelen, p. 227;
Rapport van het NFI d.d. 14 januari 2021, p. 239 en 240;
Kennisgeving van inbeslagname, p. 235 en 236 van het beslagdossier en het proces-verbaal van bevindingen verdovende middelen, p. 228;
Rapport van het NFI d.d. 8 december 2020, p. 231;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 242;
Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.135 t/m 4.137;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.131 en 1.132;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 4.413;
Proces-verbaal van bevindingen, 4.237 en 4238;
Beslagdossier, p. 394;
Proces-verbaal met dossiernummer PL2600-2018045584, d.d. 20 juni 2019, inhoudende het procesverbaal van verhoor verdachte, p. 196 en 197; 118 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 4.385;
119 Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.404;
119 Proces-verbaal met dossiernummer PL2600-2018045584, d.d. 20 juni 2019, inhoudende het procesverbaal van bevindingen, p. 293 en 294;
119 Proces-verbaal met dossiernummer PL2600-2018045584, d.d. 20 juni 2019, inhoudende kennisgeving van inbeslagname, p. 396;
119 Proces-verbaal met dossiernummer PL2600-2018045584, d.d. 20 juni 2019, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen, p. 312;
119 Proces-verbaal met dossiernummer PL2600-2018045584, d.d. 20 juni 2019, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen, p. 315;
119 Proces-verbaal met dossiernummer PL2600-2018045584, d.d. 20 juni 2019, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen, p. 312; 125 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 4.385;
126 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 4.408 t/m 4.410;
126 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 901 en 903, 904;
126 Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.129 t/m 4.131;
126 Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.237, 4.241 t/m 4.243, 4.248;
126 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.609, 2.613, 2.615, 2.616;
126 Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.111 t/m 4.126;
126 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.139, 2.140;
126 Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.142;
126 Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.367 en 4.368;
126 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.201 en 1.202;
126 Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.133 en 4.134;
126 Proces-verbaal van bevindingen, 4.240 en 4.241;
126 Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.743 t/m 2.747;
126 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 oktober 2022;
126 Beslagdossier, kennisgeving van inbeslagname, p. 136;
126 Proces-verbaal van aanhouding, p. 1.361;