In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van een man om vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning van zijn minderjarige kind. De man, van Bosnische nationaliteit, heeft een relatie gehad met de vrouw, die de Roemeense nationaliteit heeft. Ze zijn de ouders van vijf kinderen, waarvan één minderjarig. De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over het minderjarige kind, dat bij haar woont. De man heeft het kind niet erkend en verzoekt nu om vervangende toestemming, omdat de vrouw en het kind geen toestemming geven voor de erkenning.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de erkenning van het kind door de man ernstige gevolgen zou hebben voor de sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind. De bijzondere curator, die is benoemd om het kind te vertegenwoordigen, heeft geadviseerd het verzoek van de man af te wijzen. De rechtbank heeft in haar overwegingen het belang van het kind vooropgesteld, waarbij is gekeken naar de impact van de erkenning op de minderjarige, die angstig is voor zijn vader en last heeft van de situatie rondom hem. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de erkenning niet in het belang van het kind zou zijn en heeft het verzoek van de man afgewezen.
De rechtbank heeft ook de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.