ECLI:NL:RBNNE:2022:4321

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
21/3608
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag voor vergoeding van mijnbouwschade

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Eiser, eigenaar van een woning in [woonplaats], had een aanvraag ingediend voor een vergoeding voor waardedaling van zijn woning, welke door het IMG op 15 juni 2021 was afgewezen. Het bezwaar van eiser werd op 6 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2022 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het IMG aanwezig waren. Eiser stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was door een storing in zijn digitale dossier, maar de rechtbank oordeelde dat het IMG terecht had geconcludeerd dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Eiser had de mogelijkheid om contact op te nemen met het IMG en had ook een pro forma bezwaarschrift kunnen indienen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in stand bleef en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3608

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen (het IMG)

(gemachtigde: mr. L. de Jager en mr. L. Sijbrandij-Leyten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaar. Het IMG heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser het bezwaarschrift te laat heeft ingediend en dit volgens het IMG niet verschoonbaar was.
1.1.
Eiser is sinds 4 december 2017 eigenaar van de woning op het adres [adres] in [woonplaats]. Hij heeft een aanvraag voor een vergoeding voor waardedaling van zijn woning bij het IMG ingediend.
1.2.
Het IMG heeft deze aanvraag met het besluit van 15 juni 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 oktober 2021 heeft het IMG het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het IMG (mr. L. de Jager).
1.5.
De rechtbank heeft eiser bij deze zitting in de gelegenheid gesteld om zijn beroep met nadere stukken te onderbouwen. Eiser heeft op 11 mei 2022 nadere stukken bij de rechtbank ingediend.
1.6.
Op 4 november heeft de rechtbank het beroep, naar aanleiding van deze nieuwe stukken, nogmaals op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het IMG (mr. L. Sijbrandij-Leyten).

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. De laatste dag van de termijn was op 27 juli 2021 en eiser heeft het bezwaarschrift op 4 augustus 2021 ingediend. De rechtbank moet daarom beoordelen of de overschrijding van de termijn verschoonbaar was. [1]
5.1.
Eiser stelt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was en zijn bezwaar daarom onterecht niet-ontvankelijk is verklaard. Hij kon het bezwaarschrift namelijk niet op tijd indienen door een storing in zijn digitale dossier, waardoor hij hier geen stukken uit kon halen of aan kon toevoegen. Ook op dit moment kan hij nog niet goed bij zijn digitale dossier. Hij heeft zowel telefonisch als via de e-mail aan zijn zaakbegeleider laten weten dat hij deze problemen ondervindt. Hij kon het bezwaarschrift ook niet voor afloop van de termijn per post indienen omdat hij nog in afwachting was van stukken van de gemeente die hij bij zijn bezwaarschrift wilde voegen.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het IMG terecht tot de conclusie is gekomen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. Achteraf valt niet goed vast te stellen of op de laatste dag van de bezwaartermijn sprake was van een technische storing in het digitale dossier. Echter, ook als hier inderdaad sprake van was, had eiser hierover contact kunnen opnemen met het IMG. Uit de telefoongegevens die eiser heeft overgelegd blijkt dat eiser pas op 29 juli 2021, na afloop van de bezwaartermijn, telefonisch contact heeft opgenomen met zijn zaakbegeleider bij het IMG. Bovendien kon eiser zijn bezwaar ook per post indienen. Het argument van eiser dat dit niet kon omdat hij nog in afwachting was van stukken van de gemeente, doet hier niet aan af. Eiser had in dat geval een zogenaamd ‘pro forma bezwaarschrift’ kunnen indienen en deze stukken later kunnen toevoegen. Op de website van het IMG staat deze mogelijkheid vermeld en wordt toegelicht wat dit inhoudt, zoals het IMG ook ter zitting naar voren heeft gebracht. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
6. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij het niet eens is met de motivering van het IMG voor de afwijzing van zijn aanvraag. In het bestreden besluit is echter geen inhoudelijke afweging gemaakt over de afwijzing van de aanvraag, omdat het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank kan alleen een oordeel geven over de inhoud van het bestreden besluit en kan deze beroepsgronden daarom niet beoordelen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Dit betekent ook dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
8. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. E. T. de Boer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:9
Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.