ECLI:NL:RBNNE:2022:4176

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
AWB 22-6262 en NL22.21029
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van plaatsing in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en vrijheidsbeperkende maatregel voor asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de rechtmatigheid van de plaatsing van een asielzoeker in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.A.L.A. van Ittersum, had beroep ingesteld tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de plaatsing in de HTL was gebaseerd op incidenten van fysiek agressief gedrag van de eiser, die op 12 oktober 2022 had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris en het COa voldoende maatregelen hadden genomen naar aanleiding van de bevindingen van de inspectie en dat de leefomstandigheden in de HTL niet in strijd waren met de Opvangrichtlijn. De rechtbank concludeerde dat de stelling van de eiser dat de plaatsing in de HTL in zijn algemeenheid onrechtmatig was, niet standhield. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrijheidsbeperkende maatregel rechtmatig was, omdat deze was opgelegd ter waarborging van de openbare orde. De beroepen van de eiser zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/6262 en NL22.21029

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaken tussen

[eiser] , eiser

geboren op [geboortedatum] ,
van [nationaliteit] nationaliteit
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (het COa),

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris),

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2022 (bestreden besluit 1) heeft het COa besloten om eiser per die datum op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van eveneens 15 oktober 2022 (bestreden besluit 2) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het COa en de staatssecretaris hebben een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van het volgende.
1.1.
Bij bestreden besluit 1 heeft het COa besloten om eiser met ingang van 15 oktober 2022 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Directe aanleiding daarvoor was een incident op 12 oktober 2022 op de opvanglocatie Arnhem Vreeden, waarbij eiser fysiek agressief gedrag heeft laten zien jegens een medebewoner, waarbij het de bedoeling was om de ander ernstig fysieke schade toe te brengen. Eiser heeft een medebewoonster geduwd, in het gezicht geslagen en een stoel tegen haar aangegooid. Het COa heeft verder geconstateerd dat er reeds meerdere incidenten hebben plaatsgevonden door eisers gedrag, waarbij in een aantal gevallen maatregelen zijn genomen. Die eerdere maatregelen hebben geen effect gehad op eisers gedrag. Eiser heeft zijn gedrag voortgezet en hiermee heeft hij een grote impact doen ontstaan. Hoewel hij meerdere malen is verzocht om zijn zienswijze op bovengenoemd incident heeft eiser dit elke keer geweigerd. Eisers gedragingen zijn volgens het COa wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in een HTL rechtvaardigt.
1.2.
Bij bestreden besluit 2 heeft de staatssecretaris de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 15 oktober 2022 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het bestreden besluit 1, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. De staatssecretaris ziet in de door eiser aangevoerde omstandigheden geen gronden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2. Eiser is het niet eens met de bestreden besluiten. Op hetgeen namens hem in de gronden van beroep is aangevoerd, gaat de rechtbank, voor zover van belang, hierna in.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
Leefomstandigheden en de veiligheid HTL
3.1.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de HTL voor hem geen veilige omgeving is. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser verwezen naar de brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de inspectie) aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de inspectie verrichtte onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de handhavings- en toezichtlocatie (HTL) Hoogeveen van 12 oktober 2022. Eiser heeft ervaringen in lijn met het rapport, aldus zijn gemachtigde.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat niet reeds op basis van de bevindingen van de inspectie, zoals die blijken uit de hiervoor genoemde brief, kan worden geconcludeerd dat de leefbaarheid en veiligheid in de HTL Hoogeveen niet zodanig is dat de opvang die daar wordt geboden, niet voldoet aan de minimale norm voor opvang zoals volgt uit de Opvangrichtlijn. Ook de inspectie komt niet tot die conclusie. Wel worden door de inspectie op verschillende onderdelen aanbevelingen gedaan om de leefbaarheid en de veiligheid in de HTL te verbeteren. De rechtbank betrekt bij zijn oordeel verder de beleidsreactie van 13 oktober 2022 van de staatssecretaris op het door de inspectie verrichtte onderzoek (TK19 637, nr. 2995). Uit die beleidsreactie volgt – samengevat weergegeven – dat de staatssecretaris een patroon dat disproportionele dwang en geweld zou worden gebruikt niet herkent en dat indien er meldingen van dien aard zijn daar direct op wordt gehandeld door het COa en (al dan niet extern) onderzoek wordt gedaan. Wel is het COa begonnen om, samen met DJI, een specifiek handelingskader op te stellen voor de HTL-medewerkers voor het omgaan met gedrag van deze doelgroep. Ook zal worden onderzocht of het gebruik van handboeien, adequaat gebeurt. Verder wordt in de reactie gesteld dat het dagprogramma opnieuw onder de loep zal worden genomen en dat de bevindingen dat medewerkers onvoldoende zijn toegerust om asielzoekers met psychiatrische en/of verslavingsproblematiek op een goede manier te begeleiden wordt gedeeld, maar dat daar in Nederland andere instanties voor beschikbaar zijn. De bevinding inzake het contact met de advocatuur wordt door de staatssecretaris niet gedeeld. Volgens hem wordt het contact tussen de asielzoekers en hun advocaat gefaciliteerd en indien nodig wordt vervoer geregeld, zodat een asielzoeker zijn advocaat kan bezoeken, aldus de staatssecretaris. Verder volgt uit de beleidsreactie dat een asielzoeker, indien hij niet in het bezit is van een eigen telefoon, dagelijks gebruik kan maken van het Open Leercentrum om een advocaat te mailen en dat – aanvullend op de al bestaande mogelijkheid om VWN te bezoeken op het naastgelegen azc Hoogeveen – een keer per week een open inloopspreekuur van VWN op de HTL is gestart. Ook zal de onduidelijkheid over de bezoekregeling en de voordeur worden aangepast en zal het COa onderzoeken of naast de bestaande klachtenregeling een op de HTL toegespitste, meer onafhankelijkere vorm van een klacht indienen en behandelen, kan worden ingericht. Verder blijkt uit de beleidsreactie dat de inspectie Gezondheidszorg en Jeugd momenteel onderzoek doet naar het signaal dat de inspectie heeft gegeven over de toegang tot medische zorg en dat met interesse wordt uitgekeken naar hun bevindingen en aanbevelingen op dit vlak. Dat in de HTL onvoldoende rekening gehouden zou worden met (medische) dieetwensen, religie en gediagnostiseerde medische omstandigheden volgt de staatssecretaris niet. Volgens de staatssecretaris is het mogelijk om alle dieetwensen naar voren te brengen bij het GZA, wordt op advies van het GZA voorzien in deze dieetwensen, is het eten halal en is er een aangepast menu voor vegetariërs. De staatssecretaris is van mening dat de HTL een belangrijke bijdrage levert in de aanpak van overlast door asielzoekers en stelt dat naar aanleiding van de bevindingen van de inspectie een aantal maatregelen zijn getroffen die zullen helpen om de leefbaarheid en veiligheid op de locatie verder te verbeteren. Het COa zal in gezamenlijkheid met de inspectie opvolging geven aan de overige bevindingen, aldus de staatssecretaris.
3.3.
Zoals hiervoor reeds is overwogen kan op basis van de brief van de inspectie niet geconcludeerd worden dat de opvang in de HTL niet voldoet aan de minimale normen van de Opvangrichtlijn. Nu de staatssecretaris bovendien naar aanleiding van de bevindingen van de inspectie meerdere maatregelen heeft genomen, is de rechtbank van oordeel dat eisers stelling dat plaatsing in de HTL in zijn algemeenheid niet rechtmatigheid is, niet slaagt.
Het concrete geval
3.4.
Hoewel plaatsing in de HTL in zijn algemeenheid dus niet onrechtmatig wordt geacht, kan plaatsing in de HTL in het concrete geval wel onrechtmatig zijn. Daarvan is, gelet op hetgeen namens hem in beroep is aangevoerd, naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
3.5.
Ten aanzien van het betoog van eiser dat het COa ten onrechte geen medisch advies zou hebben gevraagd, verwijst de rechtbank naar het email-bericht van het GZA aan het COa waaruit blijkt dat het GZA medisch gezien akkoord is met plaatsing van eiser in de HTL. Die beroepsgrond slaagt dus niet.
3.6.
Verder heeft eiser aangevoerd dat de incidenten van 11 en 12 oktober 2022 de plaatsing in de HTL niet kunnen rechtvaardigen. Eiser bestrijdt dat sprake is geweest van agressie en geweld op 11 en 12 oktober 2022. Hij bestrijdt het verhaal van mevrouw A en stelt dat er ook geen getuigen zijn die het verhaal van mevrouw A kunnen bevestigen. Het was juist mevrouw A die zich agressief richting eiser heeft gedragen. Zij heeft eiser op 12 oktober 2022 uit het niets gespuugd, aldus zijn gemachtigde. Dat mevrouw A als gevolg van eisers handelen blauwe plekken heeft opgelopen, blijkt verder niet uit een medisch rapport. Eisers gemachtigde wenst de camerabeelden die er van het incident zouden zijn zelf te bekijken en te beoordelen. Tot slot stelt eiser dat medewerkers van beveiligingsbedrijven zoals [bedrijf] getraind zijn in het omgaan met agressie en emoties en verwacht mag worden dat zij hiermee kunnen gaan.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten dat eiser in de HTL kan worden geplaatst. De rechtbank merkt daarbij allereerst op dat voor de oplegging van onderhavige (bestuursrechtelijke) maatregelen niet is vereist dat de incidenten wettig en overtuigend zijn bewezen. Voldoende is dat het aannemelijk is dat deze incidenten zich hebben voorgedaan. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke beschrijving van het incident op 11 en 12 oktober 2022 door het COa. Zo volgt uit de verslaglegging van het COa dat eiser een medebewoonster heeft geduwd, in het gezicht heeft geslagen en dat hij een stoel tegen haar heeft aangegooid. De enkele ontkenning van eiser tegenover de uitgebreide verslaglegging van het COa acht de rechtbank onvoldoende om te twijfelen aan de door het COa geschetste gang van zaken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om eiser te volgen in zijn betoog dat hij en/of zijn gemachtigde de camerabeelden die zijn gemaakt van het incident op 12 oktober 2022 zou moeten kunnen bekijken om zelf de ernst van dat incident te kunnen beoordelen. Het COa heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond. Verder stelt de rechtbank vast dat uit het incidentenoverzicht volgt dat er zich eerder incidenten hebben voorgedaan waarbij sprake was van ontoelaatbaar gedrag. De eerder aan eiser oplegde maatregelen hebben geen positieve gedragsverandering bij hem teweeg gebracht. Verder is de rechtbank van oordeel dat het COa terecht benadrukt dat plaatsing in de HTL primair niet gericht is om een gedragsverandering teweeg te brengen bij eiser, maar om de rust en veiligheid op de opvanglocatie terug te brengen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het COa terecht en op goede gronden de HTL-maatregel aan eiser opgelegd heeft.
3.8.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bestreden besluit 2 dat zij eiser niet volgt in zijn stelling dat in de HTL sprake is van vrijheidsontneming. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 10 juli 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:6252), waarin met betrekking tot de mate van toezichthouding is geoordeeld dat in de HTL geen sprake is van vrijheidsontneming. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om anders te oordelen. Anders dan eiser meent verliest hij bovendien niet het recht op opvang als hij de HTL voortijdig verlaat, maar zal hij indien hij zich opnieuw meldt voor opvang weer in de HTL worden opgevangen.
3.9.
Nu het bestreden besluit 2 voor wat betreft de motivering een verwijzing bevat naar het bestreden besluit 1, dit besluit rechtmatig is geacht en eiser, afgezien van hetgeen onder 3.8 is overwogen, geen gemotiveerde beroepsgronden naar voren heeft gebracht tegen dit besluit, slaagt het beroep tegen besluit 2 niet.
4. Voor zover eiser heeft gesteld dat hij in zijn verdediging is geschaad, omdat het COa niet de kosten van het vervoer van en naar de rechtbank vergoedt, volgt de rechtbank dit betoog niet. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser het recht heeft om naar de zitting toe te komen en zich aldaar te laten bijstaan door een gemachtigde. Het is niet zo dat het eiser door verweerders wordt verboden om bij de behandeling van zijn beroepen in de rechtbank aanwezig te zijn. Het enkele feit dat het COa niet een treinkaartje van Hoogeveen naar de rechtbank in Groningen verstrekt, rechtvaardigt niet de conclusie dat hij in zijn verdediging is geschaad.
5. De beroepen zijn ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. van der Werff, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak inzake het bestreden besluit 1 kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tegen de uitspraak inzake het bestreden besluit 2 staat geen rechtsmiddel open.