ECLI:NL:RBNNE:2022:4172

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
LEE 21/1583
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WIA-uitkering en boete wegens schending inlichtingenplicht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de besluiten van het Uwv van 22 juli 2020, waarbij haar WIA-uitkering over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018 is herzien en een boete is opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiseres ontving een te hoge uitkering van € 20.055,91 en moet dit bedrag terugbetalen, naast een boete van € 2.005,59. De rechtbank oordeelt dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met de inkoop- en portokosten en dat de administratie van eiseres niet deugde. De nieuw ingediende stukken zijn buiten beschouwing gelaten omdat deze te laat zijn ingediend. De rechtbank concludeert dat het Uwv de herziening en terugvordering terecht heeft doorgevoerd en dat de opgelegde boete niet onevenredig is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1583

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. van Dijk),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),

(gemachtigde: M. Hoogeveen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de besluiten van 22 juli 2020. In het eerste besluit heeft het Uwv aan eiseres laten weten dat haar uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018 opnieuw is vastgesteld. Eiseres heeft een bedrag van € 20.055,91 te veel ontvangen en moet dit terugbetalen. In het tweede besluit heeft het Uwv aan eiseres een boete opgelegd van € 2.005,59 vanwege het schenden van de informatieplicht.
1.1.
Met het bestreden besluit van 31 maart 2021 op het bezwaar van eiseres is het Uwv
bij de besluiten van 22 juli 2020 gebleven.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Het Uwv heeft op 2 december 2021 een vraag van de rechtbank beantwoord over de berekening van de (hoogte van de) boete en de beslagvrije voet.
1.4.
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft het beroep op 6 december 2021 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres vergezeld door haar moeder, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.
1.5.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst en afgesproken dat:
- eiseres nogmaals het overzicht van de gemaakte porto- en inkoopkosten over de jaren 2016 tot en met 2018 aan het Uwv stuurt, dat dat overzicht op een te plannen hoorzitting zal worden besproken, waarbij (de gemachtigde van) eiseres de gelegenheid krijgt een toelichting daarop te geven; en
- het Uwv, mochten partijen er samen niet uitkomen, het overzicht gaat beoordelen en eventueel een nieuwe berekening zal maken van het terug te vorderen bedrag aan bijstand over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018.
1.6.
Het Uwv heeft bij brief van 2 maart 2022 de rechtbank geïnformeerd over de bevindingen. Hierop is namens eiseres bij brief van 10 oktober 2022 gereageerd.
1.7.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar een enkelvoudige kamer van de rechtbank.
1.8.
Een nader onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2022. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres vergezeld door haar moeder en de gemachtigde van eiseres. Het Uwv is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op de zitting heeft (de gemachtigde van) eiseres de beroepsgrond over de berekening van de aflossingscapaciteit laten vallen. Die rechtbank bespreekt die beroepsgrond dus niet. De rechtbank beoordeelt alleen de rechtmatigheid van de herziening en terugvordering van de WIA-uitkering en het opleggen van de boete. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres ontvangt vanaf 3 oktober 2014 een WIA-uitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Naar aanleiding van een op 23 oktober 2018 ontvangen melding dat eiseres naast haar WIA-uitkering inkomsten ontvangt uit verkoop van kleding op Marktplaats en Facebook, heeft het Uwv een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan eiseres verleende uitkering. Naar aanleiding van de onderzoeksbevindingen heeft het Uwv op 22 juli 2020 de WIA-uitkering van eiseres herzien en teruggevorderd over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018 en een boete opgelegd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Op 7 januari 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Op 31 maart 2021 heeft het Uwv het bestreden besluit genomen. Hierin heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld.
Zorgvuldigheid onderzoek
5. Eiseres voert aan dat het onderzoek dat door het Uwv is gedaan niet zorgvuldig is geweest. Zij stelt daartoe dat de door haar bij het Uwv ingeleverde administratie niet is meegenomen. Verder stelt eiseres dat het Uwv meer informatie had moeten inwinnen.
5.1.
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Daartoe is van belang dat uit het rapport van bevindingen van 20 november 2018 blijkt dat het Uwv naar aanleiding van de anonieme melding dat eiseres kleding en andere spullen zou verkopen voldoende onderzoek heeft gedaan. Zo heeft op 7 februari 2019 een gesprek met eiseres plaatsgevonden, is eiseres verzocht om een overzicht te sturen van verzendkosten en inkoopkosten, is onderzoek gedaan naar de bij- en afboekingen op de bankafschriften over de jaren 2016 tot en met 2018, zijn vragen daarover aan eiseres gesteld en is eiseres bij e-mail van 3 maart 2020 verzocht om overzicht van alle verkopen, van al haar privé-verkopen volgens de bankafschriften van 2016, 2017 en 2018 en overzichten van alle inkopen en onkosten met bedragen die herleidbaar zijn tot de bankafschriften van 2016, 2017 en 2018. Deze gegevens zijn opgenomen in het onderzoeksrapport Handhaving Inspectie van 14 mei 2020. Het moet er naar het oordeel van de rechtbank voor worden gehouden dat het Uwv genoemde informatie bij de beoordeling heeft betrokken en dat zorgvuldig onzorgvuldig is gedaan. Dat, zoals eiseres stelt, meerdere personen bij de zaak betrokken zijn en dat de behandeling van haar zaak op meerdere locaties heeft plaatsgevonden, maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar stelling dat zij onheus is bejegend door het Uww. Daarvoor zijn in het dossier geen concrete aanknopingspunten te vinden.
Inlichtingenplicht
6. Een verzekerde, die recht heeft op een uitkering, moet op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk alle informatie verstrekken, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte of de betaling daarvan (artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA). Dit wordt de inlichtingenplicht genoemd.
6.1.
De rechtbank volgt het Uwv in het standpunt dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden. Op de zitting van 6 december 2021 heeft eiseres gezegd dat zij inkomsten heeft ontvangen uit de verkoop via Marktplaats van “Grote maten kleding’ en eigen inboedel en dat zij hiervan geen melding heeft gedaan bij het Uwv. Gelet op de aard en omvang van de activiteiten op Marktplaats gaat het om structurele verkoop van “Grote maten kleding’ en privégoederen (eigen kleding en inboedel). Zo heeft eiseres op de hoorzitting van 7 januari 2021 gezegd dat zij vanwege een verhuizing veel eigen kleding via Marktplaats heeft verkocht om met de opbrengst daarvan drugs te kopen. Anders dan eiseres stelt, is het via Marktplaats structureel verkopen van eigen kleding te zien als op geld waardeerbare werkzaamheden. Door niet uit zichzelf melding te maken van deze activiteiten en de daaruit genoten inkomsten heeft eiseres haar inlichtingenplicht op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA geschonden. Het had haar redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat het verkopen van grote maten kleding en eigen inboedel en de inkomsten daaruit van invloed konden zijn op haar recht op uitkering en de hoogte van de uitkering.
Hoogte terugvordering
7. Eiseres voert aan dat het Uwv bij de terugvordering van de WIA-uitkering onvoldoende rekening heeft gehouden met de door haar gemaakte inkoop- en portokosten. Zij stelt daartoe dat het Uwv zich ten onrechte baseert op de overgelegde bankafschriften, omdat deze geen volledig beeld geven van de inkoop- en portokosten die zij heeft gemaakt.
7.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; zie bijvoorbeeld de uitspraak van 3 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:470) is een besluit tot terugvordering van een uitkering een belastend besluit waarbij het aan het Uwv is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening en terugvordering is voldaan in beginsel op het Uwv rust.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv bij de vaststelling van de hoogte van de terugvordering voldoende rekening heeft gehouden met de door eiseres gemaakte inkoop- en portokosten. Het Uwv heeft zich hierbij gebaseerd op de bij- en afboekingen op de bankafschriften, de in- en verkoopadministratie en de opgave van de door eiseres gemaakte kosten over de jaren 2016, 2017 en 2018. In het onderzoeksrapport van 14 mei 2020 zijn de totaalbedragen per maand en per jaar opgenomen van alle in- en verkopen en onkosten over genoemde jaren. De rechtbank volgt het Uwv in zijn standpunt dat alleen rekening kan worden gehouden met de inkoop- en portokosten voor zover deze concreet en verifieerbaar zijn. Eiseres voert aan dat de inkoop- en portokosten die zij heeft moeten maken veel hoger zijn dan waar het Uwv vanuit gaat. Zij komt uit op ruim € 8.000,- aan verzendkosten, terwijl het Uwv is uitgegaan van slechts € 4.000,-. Het onderzoek is op de zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen om alsnog de overzichten van de gemaakte inkoop- en portokosten over de jaren 2016 tot en met 2018 naar het Uwv te sturen. Dat heeft eiseres gedaan. Op de hoorzitting van 23 februari 2022 heeft het Uwv samen met eiseres en haar gemachtigde de overzichten besproken. In de bevindingen van het Uwv staat dat is geconstateerd dat de overzichten niet geheel overeenkomen met de bankafschriften en dat eiseres is aangeboden om nogmaals de bankafschriften langs te lopen. Dat zij daartoe niet bereid was, komt voor haar rekening en risico. De op 10 oktober 2022 door eiseres ingediende stukken zijn – voor zover deze nieuw zijn – buiten de termijn van 10 dagen die daarvoor geldt binnengekomen. Het gaat daarbij om het overzicht van portokosten die eiseres heeft gemaakt en de bedragen die zij heeft ontvangen van de verkoop van haar eigen inboedel. Deze worden daarom buiten beschouwing gelaten, omdat (de gemachtigde van) eiseres tijd genoeg heeft gehad om de stukken tijdig in te dienen. Aan de overige reeds bij het Uwv bekende stukken, te weten het achteraf opgestelde overzicht met de daarop vermelde brutowinst, verzendkosten, inkoop en nettowinst van de grote maten over de jaren 2016 tot en met 2018, kan niet de betekenis worden toegekend die eiseres daaraan toegekend wil zien. Het overzicht wordt immers niet onderbouwd door bijvoorbeeld een administratie of boekhouding. Volgens eiseres heeft zij veel meer verzendkosten moeten maken dan waar het Uwv vanuit gaat, maar dat is niet te controleren. De toelichting die eiseres op de zitting heeft gegeven, leidt niet tot een ander oordeel. Er is onvoldoende verifieerbare informatie voorhanden om een betrouwbare reconstructie te maken van de gemaakte verzendkosten door eiseres. Het Uwv was daarom niet gehouden om uit te gaan van de door eiseres gestelde verzendkosten van ruim € 8.000,-.
7.3.
Gelet op wat hiervoor is overwogen was het Uwv gehouden over te gaan tot terugvordering van de te veel betaalde WIA-uitkering tot een bedrag van € 20.055,19 op grond van artikel 77, eerste lid, van de Wet WIA. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het Uwv de opbrengsten van het deel van de verkoop van de eigen inboedel niet van haar had mogen terugvorderen, omdat het niet zou gaan om inkomsten. Op de zitting is aan eiseres uitgelegd dat het bij de verkoop van de eigen inboedel gaat om op geld waardeerbare werkzaamheden en dat het daarbij niet uitmaakt of winst wordt gemaakt. Het Uwv heeft bij de terugvordering daarom terecht rekening gehouden met de verkoop via Marktplaats van de eigen inboedel en de daarmee verkregen inkomsten. Daarbij heeft het Uwv in voldoende mate rekening gehouden met de door eiseres gemaakte verzendkosten. De stelling van eiseres dat zij slechts € 1.753,05 heeft verdiend met de verkoop van grote maten kleding, volgt de rechtbank niet. Niet kan worden uitgegaan van de eigen berekening die eiseres heeft gemaakt, omdat dat niet te controleren is. Er zijn geen dringende redenen gebleken op grond waarvan het Uwv niet tot terugvordering had mogen overgaan.
Boete
8. Eiseres voert aan dat de boete te hoog is vastgesteld. Zij stelt daartoe dat het Uwv geringe verwijtbaarheid heeft aangenomen en dat daarom de hoogte van de boete lager had moeten zijn.
8.1.
Het is vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 3 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:470) dat de bewijslast voor het opleggen van een boete zwaarder is dan die bij de toepassing van de bevoegdheid tot herziening van een uitkering op de grond dat de inlichtingenplicht is geschonden en van de bevoegdheid tot terugvordering wegens onterecht of tot een te hoog bedrag ontvangen uitkering.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv met de onderzoeksgegevens niet alleen aannemelijk gemaakt, maar ook aangetoond dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar werkzaamheden en inkomsten. Het Uwv was daarom verplicht om aan eiseres een boete op te leggen. Het Uwv is uitgegaan van geringe verwijtbaarheid en heeft de boete vastgesteld op 10% van het teruggevorderde bedrag van € 20.055,19 (het benadelingsbedrag), waarmee de boete uitkomt op € 2.005,59. Eiseres heeft geen omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de opgelegde boete onevenredig is en lager zou moeten worden vastgesteld. Dat eiseres, naar zij stelt, door het Uwv niet goed is behandeld, is niet een dergelijke omstandigheid.

Conclusie en gevolgen

9. Uit het voorgaande volgt dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is. Dat betekent dat de herziening en terugvordering van de WIA-uitkering en de boete in stand blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.