Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde, de productie van amfetamine. Met betrekking tot het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, zodat verdachte van zowel het onder 2 primair als subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende - overeenkomstig het door hem overlegde requisitoir aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven:
Aantreffen drugslaboratorium
Medeverdachte [medeverdachte 1] is op 7 oktober 2021 veroordeeld voor het medeplegen van het vervaardigen van MDMA en/of amfetamine en het voorhanden hebben van een hoeveelheid MDMA (kristallen) en amfetamine gedurende de periode van 1 september 2017 tot en met 12 december 2017 te Suwâld (zie: ECLI:NL:RBNNE:2021:4363). Dat er gedurende die periode een drugslaboratorium voor amfetamine of MDMA was in Suwâld en dat daarbij een hoeveelheid amfetamine of MDMA voorhanden was, kan gelet op de overwegingen van de rechtbank op 7 oktober 2021 bewezen worden. Betrokkenheid verdachte en medeverdachten
Bij de schuur, waarin het drugslaboratorium is aangetroffen, aan de [straatnaam] te Suwâld stond een camerasysteem opgesteld die van 29 mei 2017 tot en met 12 december 2017 heeft opgenomen.
Verdachte wordt op deze beelden herkend door verbalisant [verbalisant], te weten op 7 november 2017. Daarbij dient te worden opgemerkt dat verbalisant [verbalisant], gelet op de omvang, niet alle beelden heeft bekeken. De herkenning van een persoon is een holistisch proces, waarbij de verbalisant in deze zaak verdachte ambtshalve kent en daarnaast de bewegende beelden heeft bekeken op een groot scherm. Daar komt bij dat op 10 oktober 2017 om 21:40 uur verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is staande gehouden terwijl zij in een Volkswagen Polo zaten die meerdere malen is waargenomen op de camerabeelden. Dezelfde auto werd met drie inzittenden om 22:08 uur op de camerabeelden waargenomen bij de boerderij in Suwâld. Gelet op het tijdsverloop kan ervan worden uitgegaan dat dit verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren. Ten slotte zijn er DNA-sporen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen in de schuur waarin zich het drugslaboratorium bevond. Het DNA van verdachte is aangetroffen op een palletkar die in de grote ruimte stond. Die palletkar werd, blijkens de camerabeelden, op 23 november 2017 de schuur met het drugslaboratorium in geduwd door vermoedelijk verdachte. De inrichting van het drugslaboratorium was grootschalig en dusdanig dat je bij binnenkomst direct zag waar het om ging.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden en het ontbreken van een aannemelijke verklaring van verdachte kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte, tezamen en in vereniging, betrokken was bij de productie van MDMA en amfetamine in het drugslaboratorium in Suwâld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte, gelet op het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs, integraal moet worden vrijgesproken. De signalen die wijzen in de richting van verdachte, te weten het aangetroffen DNA-spoor op een palletkar en de aanwezigheid in of nabij het pand betekent niet dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt:
Feit 1 primair en subsidiair:
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, al dan niet met één of meer anderen, heeft gepleegd dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 12 december 2017 werd in een schuur aan de [straatnaam] te Suwâld een in werking zijnde drugslaboratorium aangetroffen voor het op zeer grote schaal vervaardigen van amfetamine en MDMA. De rechtbank ziet zich daarbij voor de vraag gesteld of, en zo ja, welke betrokkenheid verdachte daarbij had. Het dossier bevat onder meer camerabeelden van het betreffende perceel aan de [straatnaam] te Suwâld. Verbalisant [verbalisant] heeft een deel van deze beelden bekeken en daarbij verdachte eenmaal herkend, te weten op 7 november 2017 om 00:23 uur. Daarnaast is er een DNA-spoor van verdachte aangetroffen op het bedieningsmechanisme van een palletkar, die bij de doorzoeking is aangetroffen in de schuur waarin zich het drugslaboratorium bevond. Het feit dat verdachte eenmaal op de camerabeelden bij het betreffende perceel wordt herkend, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat hij betrokken is geweest bij het op het perceel aangetroffen drugslaboratorium. Op de camerabeelden die zijn bekeken worden meerdere personen bij het betreffende perceel waargenomen. Verdachte wordt er gedurende de gehele periode waarop de camerabeelden zien slechts eenmaal waargenomen. Hoewel het aantreffen van het DNA van verdachte, aangetroffen in een DNA-mengprofiel van tenminste twee personen, een stevige verdenking oplevert, kan op grond daarvan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte, al dan niet met één of meer anderen, zich bezig heeft gehouden met het produceren van synthetische drugs. De palletkar is een verplaatsbaar object. Blijkens de beschrijving van de camerabeelden is de palletkar pas op 17 november 2017 verhuisd naar de schuur in Suwâld. Het is daarom niet uitgesloten dat het DNA van verdachte op een eerder moment reeds op de palletkar terecht is gekomen. Uit het dossier blijkt verder ook niets over de rol van de verdachte bij het produceren en voorhanden hebben van synthetische drugs.
De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 2 primair en subsidiair:
De rechtbank acht het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De in de tenlastelegging genoemde stoffen en goederen zijn op 12 december 2017 in het drugslaboratorium aan de [straatnaam] te Suwâld aangetroffen. Het dossier bevat onder meer camerabeelden van het betreffende perceel aan de [straatnaam] te Suwâld. Verbalisant [verbalisant] heeft een deel van deze beelden bekeken en daarbij verdachte eenmaal herkend, te weten op 7 november 2017 om 00:23 uur. Uit het dossier blijkt verder niets over de rolverdeling van de verdachten of over het leidinggeven aan het drugslaboratorium of de financiering hiervan. Ook is niet gebleken dat verdachte de huurder van de schuur was. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat verdachte op 12 december 2017 beschikkingsmacht over de goederen en stoffen heeft gehad en deze samen met anderen voorhanden heeft gehad. Tevens kan niet worden vast gesteld dat de goederen genoemd in de tenlastelegging op een eerder moment, te weten 7 november 2017, toen verdachte mogelijk in de schuur was, ook aanwezig waren.
De rechtbank zal verdachte daarom ook van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.