ECLI:NL:RBNNE:2021:4363

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
18/750030-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor productie van MDMA-HCL en amfetamine met overschrijding van redelijke termijn

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die beschuldigd werd van het samen met anderen produceren van MDMA-HCL en amfetamine. De verdachte is vrijgesproken van medeplegen en medeplichtigheid aan voorbereidingshandelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met 17 maanden is overschreden en heeft de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar een drugslaboratorium in Suwâld, waar op 12 december 2017 een grote hoeveelheid MDMA en amfetamine werd aangetroffen. De verdachte was meerdere keren op het terrein aanwezig geweest en had IBC-containers afgeleverd. Het bewijs bestond uit camerabeelden, DNA-sporen en getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de productie van synthetische drugs, maar niet bij de voorbereidingshandelingen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750030-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
ingeschreven op het adres [woonplaats], [straatnaam],
verblijvende op het adres [verblijfsplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 september 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 12 december 2017, te Suwâld, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk heeft vervaardigd, bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd
-een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of
-een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine
en/of
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 587 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA-HCL (kristallen) (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine,
zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen, in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 12 december 2017, te Suwâld, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk heeft/hebben vervaardigd, bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd
-een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of
-een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine
en/of
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad ongeveer 587 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA-HCL (kristallen) (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine,
zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, door in of omstreeks bovengenoemde periode in/bij de schuur (gelegen bij de woning aan het adres [straatnaam] te Suwâld) goederen te brengen en/of te houden bestemd voor dat productieproces en/of , als ‘kok’, werkzaamheden te verrichten voor/aan dat productieproces;
2.
hij op of omstreeks 12 december 2017, te Suwâld/Suawoude, gemeente Tytsjerksteradiel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine, zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
een of meer stoffen, te weten
- formamide en/of
- methylamine en/of
- zoutzuur en/of
- PMK en/of
- BMK en/of
- aceton en/of
- mierenzuur en/of
- APAA en/of
- N-formylamfetamine
en/of een of meer voorwerpen, te weten
- vaten (inhoudende vloeistoffen) en/of
- ketels en/of
- IBC tanks en/of
- vriezers en/of
- jerrycans en/of
- gasflessen en/of
- RVS ketels en/of
- gemodificeerde biervaten en/of
- zakken caustic soda en/of
- klemdekselvaten en/of emmers en/of
- destillatieketels en/of
- drukreactieketels en/of
- RVS au-bain-marie bakken en/of
- vacuümpompen en/of
- weegschalen en/of
- gasbranders en/of branderbakken en/of
- maatbekers
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die stoffen en/of voorwerpen bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen, op of omstreeks 12 december 2017, te Suwâld/Suawoude, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine, zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
een of meer stoffen, te weten
- formamide en/of
- methylamine en/of
- zoutzuur en/of
- PMK en/of
- BMK en/of
- aceton en/of
- mierenzuur en/of
- APAA en/of
- N-formylamfetamine
en/of een of meer voorwerpen, te weten
- vaten (inhoudende vloeistoffen) en/of
- ketels en/of
- IBC tanks en/of
- vriezers en/of
- jerrycans en/of
- gasflessen en/of
- RVS ketels en/of
- gemodificeerde biervaten en/of
- zakken caustic soda en/of
- klemdekselvaten en/of emmers en/of
- destillatieketels en/of
- drukreactieketels en/of
- RVS au-bain-marie bakken en/of
- vacuümpompen en/of
- weegschalen en/of
- gasbranders en/of branderbakken en/of
- maatbekers
voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan voornoemde mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die stoffen en/of voorwerpen bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, door in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 12 december 2017, in/bij de schuur (gelegen bij de woning aan het adres [straatnaam] te Suwâld) een of meer van die stoffen en/of voorwerpen te brengen en/of te houden bestemd voor dat productieproces.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Feit 1:
Betrokkenheid verdachte
Verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn op de camerabeelden in de periode van 1 september 2017 tot en met 12 december 2017 door de politie meerdere malen herkend wanneer zij zich op het terrein van de boerderij en in de nabijheid van de schuur met het drugslaboratorium bevonden. Auto’s en vrachtwagens die aan de verdachten toebehoorden of door hen waren gehuurd werden zodanig geparkeerd dat het niet anders kan dan dat de verdachten de schuur binnengingen. De gehele schuur was in gebruik voor de grootschalige vervaardiging van amfetamine en MDMA. Uit het dossier blijkt dat het laboratorium op 12 december 2017 in werking was en dat het laboratorium bij binnenkomst in de schuur gelijk zichtbaar was. In het drugslaboratorium is een huishoudhandschoen in beslag genomen en hierop is het DNA-profiel van verdachte aangetroffen. Tijdens de doorzoekingen van de woning van verdachte en de woningen van medeverdachte [medeverdachte 1] en zijn vriendin [naam 1] zijn huurcontracten van de schuur (op een usb-stick) en van diverse voertuigen aangetroffen. In de woning van verdachte is een briefje met het adres van het drugslaboratorium aangetroffen. Ook zijn er negen telefoons in zijn woning aangetroffen. Het bezit van een dergelijke hoeveelheid telefoons wordt vaak gezien bij mensen die verdacht worden van handel in verdovende middelen. Uit deze feiten en het ontbreken van een aannemelijke verklaring van verdachte daarvoor volgt de betrokkenheid van verdachte en de medeverdachten bij de productie van MDMA en amfetamine in het laboratorium.
Medeplegen
De verdachten hebben nauw samengewerkt door een locatie uit te zoeken en te huren met een vervalst huurcontract, door goederen en stoffen bestemd voor de productie van verdovende middelen naar de locatie te vervoeren, door regelmatig in het laboratorium aanwezig te zijn, een bijdrage te leveren aan het productieproces en door het product na bereiding te vervoeren uit het laboratorium.
Bewezen kan daarom worden dat verdachte MDMA en amfetamine heeft vervaardigd, bewerkt en verwerkt en voorhanden heeft gehad en dat hij dat samen met een ander of anderen heeft gedaan.
Periode
Uit de camerabeelden blijkt dat op 29 augustus 2017 volop activiteit wordt waargenomen. Het is heel waarschijnlijk dat het laboratorium toen in gereedheid is gebracht. Vanaf 1 september 2017 zijn vrijwel dagelijks diverse voertuigen en meerdere personen, waaronder verdachte, op de camerabeelden te zien. Het is waarschijnlijk dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] op 12 december 2017 te 4.53 uur in een auto het erf af zijn gereden. Op 12 december 2017, toen het laboratorium werd aangetroffen, was het in werking. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid kristallisatieafval en het feit dat er meerdere honderden kilo’s MDMA en amfetamine zijn vervaardigd is er niet enkel op 12 december 2017 synthetische drugs vervaardigd maar ook in de periode daarvoor. De gehele ten laste gelegde periode kan dan ook worden bewezen.
Voorhanden hebben van MDMA en amfetamine
Het voorhanden hebben van 587 gram MDMA en/of amfetamine is cumulatief alternatief ten laste gelegd. Dat verdachte op 12 december 2017 de in het laboratorium aangetroffen hoeveelheden MDMA en amfetamine voorhanden heeft gehad, volgt uit het feit dat de productie op 12 december 2017 gaande was toe de politie de schuur binnenviel en er eerder die ochtend een witte Mitsubishi met drie mannen op het terrein is waargenomen. Verdachte moet één van die mannen zijn geweest omdat hij daar vaker was in het gezelschap van twee anderen en vaker als inzittende van de Mitsubishi is herkend. In de schuur is 587 gram MDMA en een hoeveelheid amfetamine aangetroffen. Deze stoffen zijn getest en dit onderdeel kan daarom ook bewezen worden verklaard.
Feit 2:
Voorbereidingshandelingen
Uit het dossier blijkt dat er materialen en stoffen in de schuur aanwezig waren die bestemd waren tot het vervaardigen van grote hoeveelheden MDMA en amfetamine. Deze materialen en stoffen in combinatie met de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut en de bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde maken dat ook het onder 2. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Periode
Uit het dossier blijkt dat het drugslaboratorium op 12 december 2017 in bedrijf is geweest, maar het dossier biedt geen, dan wel onvoldoende aanknopingspunten over wanneer de productie is aangevangen. Uit het onderzoek blijkt dat het reduceerventiel in de tweede helft van november 2017 van [bedrijf 1] is afgenomen en dat de aangetroffen gasflessen vermoedelijk in december 2017 zijn weggenomen. Omdat deze goederen pas toen in het laboratorium kunnen zijn gebruik, is het goed mogelijk dat tot eind november 2017/december 2017 het productieproces nog niet draaiende was. Van het aangetroffen kristallisatieafval staat niet vast dat dit afkomstig is van het laboratorium in Suwâld en in wat voor tijdspanne dit afval redelijkerwijs kan zijn opgebouwd. Een bewezenverklaring dient zich daarom te beperken tot de datum van 12 december 2017.
Feit 1:
Medeplegen
Volgens verdachte is hij in de eerste helft van september 2017 bij de schuur geweest om goederen te verhuizen en te sjouwen. Daarna heeft hij enkel kennissen vergezeld naar de boerderij in Suwâld. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat hij op 7, 14, 15, 16 en 27 september, 26 oktober en 9 december 2017 bij het pand is geweest. Voor zover verdachte überhaupt herkend kan worden op de beelden en hij op die momenten bij de boerderij is geweest, was hij telkens slechts de passagier of bijrijder van het voertuig waarmee hij met anderen bij het pand komt. Dit past bij de verklaring van verdachte. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat er zich tijdens (de meeste) bezoeken van verdachte een werkend drugslaboratorium in de schuur bevond en dat verdachte deze heeft waargenomen, dan wel hier enige bemoeienis mee heeft gehad. Het bezoek van verdachte op 9 december 2017 was kort voor de ontmanteling van het laboratorium. Uit het dossier blijkt echter niet op welk moment verdachte die dag het terrein heeft bezocht, of hij de schuur heeft betreden en hoe lang een en ander heeft geduurd. Hieruit kan daarom niet de betrokkenheid van verdachte bij de productie van synthetische drugs blijken. De overige bevindingen maken dit niet anders. Dit geldt ook voor de schoonmaakhandschoen waarop een onvolledig DNA-profiel van tenminste één persoon, waarschijnlijk verdachte, is aangetroffen. Relevant is dat een tweede donor niet kan worden uitgesloten. Bij gebrek aan werkhandschoenen heeft verdachte begin september 2017 deze handschoen tijdens het sjouwen en slepen met goederen gedragen. Dit is in de beginfase geweest en verdachte ontkent dat hij de handschoen in een emmer heeft achtergelaten. Nu een tweede donor niet kan worden uitgesloten zegt het aantreffen van verdachtes DNA op deze handschoen in combinatie met de vindplaats niets over enige betrokkenheid in de zin van medeplegen bij het in werking zijnde drugslaboratorium. Nu er geen directe betrokkenheid van verdachte bij het bereiden van de drugs blijkt, moet hij van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Medeplichtigheid
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte huurder of eigenaar van de schuur is geweest. Nu het houden van goederen geen actieve handeling veronderstelt kan hieruit niet de medeplichtigheid volgen. Zoals bij het medeplegen al aangegeven kan ook het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het productieproces niet worden bewezen. Dan blijft over of verdachte goederen heeft gebracht die bestemd zouden zijn voor het productieproces. Verdachte ontkent dit. De (IBC) vaten die hij heeft afgeleverd en gesjouwd hadden ook ergens anders voor kunnen dienen. Verdachte heeft nimmer het opzet gehad om enige ondersteuning te bieden aan de productie van synthetische drugs. Aan de voor medeplichtigheid vereiste dubbel opzet kan hierdoor niet worden voldaan. Nu ook geen sprake is van voorwaardelijk opzet, de goederen waren immers niet onlosmakelijk verbonden met de productie van synthetische drugs, kan medeplichtigheid niet worden bewezen en dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Voorhanden hebben van MDMA en amfetamine
De drugs zijn op 12 december 2017 aangetroffen, terwijl verdachte op 9 december 2017 voor het laatst op het terrein van het pand is gezien. Verdachte had geen kennis van de aangetroffen MDMA en niet kan worden bewezen dat deze drugs op 9 december 2017 ook aanwezig was of dat verdachte de beschikkingsmacht over de drugs had, zodat hij ook van het voorhanden hebben van de drugs moet worden vrijgesproken
Feit 2:
Medeplegen/medeplichtigheid bij voorbereidingshandelingen
Verdachte ontkent dat hij op enig moment de in de tenlastelegging opgenomen stoffen voorhanden heeft gehad en dat hij enig opzet op het grondfeit heeft gehad. Een en ander is hiermee onvoldoende komen vast te staan waardoor het voorhanden hebben van de stoffen niet kan worden bewezen. Nu er geen sprake is van dubbel opzet kan een deelnemingsvariant ook niet worden bewezen. Mocht de rechtbank anders oordelen dan betreft het aandeel van verdachte enkel het behulpzaam zijn bij het opbouwen van een drugslaboratorium. Dat zou medeplichtigheid kunnen opleveren.
Oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid bewijsmiddelen
Op het adres aan de [straatnaam] te Suwâld werd een camerasysteem inbeslaggenomen bevattende camerabeelden van de periode van 29 mei 2017 tot 12 december 2017. Dit zijn camerabeelden afkomstig van zes camera’s die op het terrein waren geplaatst. Een deel van de beelden is door de politie bekeken en beschreven.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 8 april 2018 contact gehad met onder meer verdachte. Op
12 april 2018 heeft hij een deel van de beelden bekeken. Hij herkende verdachte meerdere malen op de beelden van de periode van 7 september 2017 tot en met 9 december 2017.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verdachte op 21 en 22 maart 2018 verhoord. Hem werden foto’s getoond die waren gemaakt van de camerabeelden. Het betroffen foto’s van verschillende dagen en tijdstippen. Bij het zien van de foto’s herkende hij onder meer verdachte. Vervolgens heeft hij op 12 april 2018 de bewegende camerabeelden bekeken. Op de beelden van 7 september 2017, 14 september 2017, 27 september 2017 (tweemaal), 26 oktober 2017 en 9 december 2017 herkende hij onder meer verdachte. Op deze dagen heeft ook verbalisant [verbalisant 1] verdachte op de beelden herkend. Dit betreft derhalve een dubbele herkenning. De rechtbank heeft ter terechtzitting van 23 september 2021 deze beelden bekeken.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de camerabeelden van slechte kwaliteit zijn. Hierdoor is herkenning van de personen die te zien zijn op de beelden lastig.
De rechtbank herkent verdachte niet op de beelden van 14 september 2017 om 17.45 uur en om 15.56 uur en 27 september 2017 om 16.34 uur en om 17.34 uur en 9 december 2017 om 17.35 uur (voor zover daarop al personen waarneembaar zijn). De rechtbank zal daarom de herkenningen van de verbalisanten niet voor het bewijs gebruiken en voor wat betreft de herkenning op de beelden uitgaan van haar eigen waarneming.
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 12 december 2017 [2] is in de vrijstaande schuur bij de woning aan de [straatnaam] te Suwâld, binnen de gemeente Tytsjerksteradiel [3] een drugslaboratorium voor het op zeer grote schaal vervaardigen van amfetamine en van MDMA aangetroffen. De schuur waarin het drugslaboratorium zich bevond kon worden betreden via een schuifdeur. Hierna was zichtbaar dat de schuur geheel in gebruik was voor het productieproces. Ten tijde van het betreden van de schuur was een compleet drugsreactievat met roermotor in werking. [4]
Achter de schuifdeur bevond zich een (gedeeltelijk) met plastic afgeschermde ruimte. In deze
voorste ruimte stonden onder andere een palletkar met een IBC-container, een losse IBC-
container en diverse vaten en jerrycans met chemicaliën, gascilinders en een pallet met
zakken. Achter het plastic waarmee deze ruimte was afgeschermd bevond zich een grotere
ruimte. In deze grote ruimte stonden onder andere diverse destillatieketels, gasflessen met
daarop aangesloten gasbranders, een palletkar en diverse vaten en IBC-containers met
chemicaliën. [5]
Uitgaande van de aangetroffen hoeveelheid aan circa 1.500 liter kristallisatieafval is volgens de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) ter plaatste minimaal circa 300 en vermoedelijk circa 500 kilo MDMA-HCL gekristalliseerd. [6] Volgens het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is de gemiddelde hoeveelheid MDMA HCL in een tablet in Nederland in 2017 210 milligram. Dit betekent dat er met de in dit laboratorium gekristalliseerde MDMA, minimaal circa 1.400.000 en vermoedelijk circa 2.300.000 tabletten konden worden geproduceerd. [7]
In een emmer en op de droogdoeken werden MDMA-HCL (kristallen) aangetroffen. [8] Deze kristallen zijn in beslag genomen. Uit onderzoek blijkt dat in de emmer kristallen zaten met een nettogewicht van 510 gram en op de doeken lagen kristallen met een nettogewicht van 75 gram. Van de kristallen zijn monsters genomen. [9] De monsters zijn door het NFI onderzocht en uit dit onderzoek blijkt dat ze MDMA bevatten. [10]
Ook werden er meerdere hoeveelheden vloeistoffen aangetroffen. In twee jerrycans werd 15 liter vloeistof aangetroffen, in een afscheider werden restanten vloeistof aangetroffen, in een IBC-container werd 1.000 liter vloeistof aangetroffen, in een destillatieketel werd vloeistof aangetroffen, in een klemdekselvat werd 30 liter vloeistof aangetroffen, in twee drukreactieketels werd vloeistof aangetroffen, in een opvangvat werd vloeistof aangetroffen en in vijf jerrycans van 25 liter werd vloeistof aangetroffen. Van deze vloeistoffen werden monsters genomen. [11] De monsters zijn door het NFI onderzocht en uit dit onderzoek blijkt dat (bijna) al deze vloeistoffen amfetamine en amfetamine gerelateerde synthese verontreinigingen bevatten. Alleen de vloeistoffen in de afscheider, in de twee drukreactieketels en het opvangvat bevatten MDMA in plaats van amfetamine. [12]
In de grote ruimte stond een emmer met daarin diverse gele huishoudhandschoenen. [13]
Op de binnenzijde van één van deze handschoenen is een DNA-profiel aangetroffen van ten minste één persoon en dit DNA kan afkomstig zijn van verdachte. De kans dat het DNA afkomstig is van verdachte en geen of één onbekende persoon is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan wanneer het DNA afkomstig is van één of twee willekeurige onbekende personen. [14]
[medeverdachte 3] woont op het adres [straatnaam] in Suwâld. Hij heeft verklaard dat hij de schuur heeft verhuurd. [15] Uit de huurovereenkomst blijkt dat hij de schuur per 1 september 2017 heeft verhuurd voor de periode van één jaar. [16]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 31 augustus 2017 op naam van zijn vriendin, genaamd [naam 2], een bestelbus bij [bedrijf 2] heeft gehuurd. Hij is met deze bestelbus op 1 en 2 september 2017 op het terrein van de [straatnaam] te Suwâld geweest. Hij heeft daar beide dagen steeds twee IBC-containers afgeleverd. Deze containers heeft hij in de schuur geplaatst. Hij is beide dagen in de schuur geweest en hij was daar met meerdere personen. Het is mogelijk dat hij op 2 september 2017 tweemaal met de bestelbus op het terrein is geweest. Hij was in die periode de enige gebruiker van de bestelbus. Terwijl hij op het terrein was heeft hij een keer gele huishoudhandschoenen gedragen. [17]
De rechtbank heeft ter terechtzitting een aantal camerabeelden afgespeeld en met verdachte besproken.
Beelden van 7 september 2017 vanaf 10.45 uur.
Er zijn drie personen in beeld. [18] Verdachte heeft verklaard dat, gelet op het postuur van de man, hij de achterste persoon kan zijn. Op de beelden van 10.47.18 uur heeft hij zichzelf herkend. [19]
Beelden van 7 september 2017 vanaf 17.34 uur.
De persoon in beeld draagt een trui met een lichte opdruk en een capuchon. De trui en de broek hebben een sprekende gelijkenis met de trui en de broek die de persoon droeg waarin verdachte zichzelf om 10.47.18 uur heeft herkend. [20] Verdachte heeft verklaard dat hij qua postuur de persoon zou kunnen zijn. [21]
Beelden van 26 oktober 2017 vanaf 21.56 uur.
Er komen twee personen aanlopen en stappen in een auto. De persoon die als bijrijder instapt toont qua korte haardracht en lichte tint een sprekende gelijkenis met verdachte. [22]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode tussen 2 september 2017 en 12 december 2017 samen met anderen wel op het terrein van de [straatnaam] te Suwâld is geweest. Op 7 september heeft hij blauwe 120-litervaten van de ene naar de andere kant van de loods verplaatst. [23]
Gelet op de eigen waarnemingen van de rechtbank in combinatie met de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte zowel op 1 als op 2 september 2017 op het terrein van de [straatnaam] te Suwâld is geweest als op 7 september 2017 en 26 oktober 2017.
In de periode van 1 september 2017 tot en met 12 december 2017 worden er op het terrein van [straatnaam] te Suwâld vrijwel dagelijks voertuigen waargenomen die daar vaak meerdere malen op een dag aanwezig zijn. Naast de al eerder genoemde Citroën Jumper (waarmee verdachte op 1 en 2 september 2017 op het terrein is geweest) gaat het voornamelijk om (achtereenvolgens) een grijze VW Polo, een witte Peugeot 108 en een Mitsubishi Spacestar. [24] [medeverdachte 3] heeft verklaard dat er drie verschillende personen, ook ’s nachts, bij de schuur kwamen en dat er diverse voertuigen op zijn terrein kwamen. [25]
Bewijsoverwegingen
Feit 1:
Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen kristallisatieafval, de aangetroffen resten amfetamine en de grote activiteit bij de schuur is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het drugslaboratorium al voor 12 december 2017 in werking was. Een drugslaboratorium is zeer lucratief en daarom is het aannemelijk dat er in het drugslaboratorium vrij snel na 1 september 2017 synthetische drugs werden geproduceerd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het laboratorium in de gehele ten laste gelegde periode in werking is geweest.
Beoordeeld moet worden of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het vervaardigen, bewerken, bereiden of verwerken van amfetamine en MDMA en het medeplegen van het aanwezig hebben van deze middelen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook als het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij die weging die de rechter nauwkeurig moet motiveren- kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het strafbare feit en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat vanaf het moment dat de schuur is verhuurd, te weten vanaf 1 september 2017 tot het moment van het door de politie aantreffen van het drugslaboratorium, te weten op 12 december 2017, verdachte minstens zes keer op het terrein van de [straatnaam] te Suwâld aanwezig is geweest. Hij is ook meerdere malen in de schuur, waarin het drugslaboratorium is aangetroffen, geweest. Op 1 en 2 september 2017 heeft verdachte IBC-containers naar de schuur gebracht en heeft hij hier werkzaamheden verricht. Op 7 september 2017 heeft hij blauwe 120-litervaten verplaatst van de ene kant van de schuur naar de andere. Op 12 december 2017 stond in de productieruimte een emmer met meerdere gele schoonmaakhandschoenen. Aan de binnenzijde van een van deze handschoenen is het DNA van verdachte aangetroffen.
Deze feiten en omstandigheden vergen een redelijke uitleg van verdachte. Het aantreffen van DNA aan de binnenzijde van een schoonmaakhandschoen in de productieruimte wijst namelijk naar het oordeel van de rechtbank op directe betrokkenheid bij het productieproces van de synthetische drugs.
Verdachte heeft zich tijdens de verhoren bij de politie en ten overstaan van de rechter-commissaris en de raadkamer consequent op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting van 23 september 2021 -meer dan drie jaren na zijn eerste verhoor- heeft verdachte een verklaring afgelegd.
Hij heeft verklaard dat hij op 1 en 2 september 2017 met een door hem gehuurde bestelbus bij de schuur is geweest en daar IBC-containers heeft afgeleverd. Hij heeft op (een van) deze dagen gele schoonmaakhandschoenen gedragen, omdat hij in de schuur met goederen heeft gesjouwd. Hij heeft schoonmaakhandschoenen gebruikt, omdat hij geen werkhandschoenen bij zich had en hij deze handschoenen altijd bij zich heeft. Een handschoen is kennelijk blijven liggen omdat er in de loods een dergelijke handschoen is aangetroffen met zijn DNA erin. Hij weet niet hoe deze handschoen in de emmer terecht is gekomen. Hij heeft op 1 september 2017 ook goederen in de bestelbus meegenomen en heeft deze bij de stort afgeleverd. Voor zijn werkzaamheden heeft hij ongeveer € 200,00 of € 250,00 ontvangen. De kosten voor de huur van bestelbus, die door zijn vriendin zijn voldaan, zijn ook verrekend. Hij wist niet dat men voornemens was in de schuur een drugslaboratorium te bouwen. Hij heeft hier in ieder geval niets van gezien. Ook op 7 september 2017 was er nog niets te zien van een laboratorium in de schuur toen hij daar was om vaten te verplaatsen. Hij is daarna nog wel eens met anderen op het terrein geweest waar de schuur staat.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Verdachte heeft zijn verklaring afgelegd nadat het onderzoek was afgerond en de verdediging de beschikking over de camerabeelden heeft gekregen. Het lijkt erop dat hij zijn verklaring hierop grotendeels heeft afgestemd. Terwijl hij ter terechtzitting aanvankelijk verklaarde dat hij alleen begin september 2017 op het terrein van de [straatnaam] te Suwâld was geweest met de Citroën Jumper bestelbus en daarna (in ieder geval tot 12 december 2017) niet meer, heeft hij naar aanleiding van het feit dat hij zichzelf herkende op beelden van 7 september 2017, verklaard dat hij er wel vaker met anderen was geweest om klusjes te doen. Hij is dus niet consistent in zijn verklaring. Zijn verklaring is bovendien niet gedetailleerd en als hem concrete vragen worden gesteld -zoals voor wie hij de IBC-containers heeft afgeleverd, wie hem zou hebben betaald of hoe en met wie de huur van de bestelbus is verrekend- antwoordt hij dat hij dat niet weet of beroept hij zich op zijn zwijgrecht. Zijn verklaring is hierdoor niet verifieerbaar en is niet onderbouwd.
Verdachte heeft verklaard dat hij spullen uit de schuur heeft weggehaald en naar de stort heeft gebracht. Gelet op het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [26] , die de periode van 25 augustus tot en met 31 augustus 2017 bestrijken, acht de rechtbank dit niet aannemelijk. Op deze beelden is namelijk te zien dat [medeverdachte 3] in die periode meermalen goederen uit de schuur haalt en deze verplaatst naar een aan de woning gebouwde schuur/ruimte. De verklaring van verdachte dat hij is ingehuurd om sjouwwerkzaamheden in de schuur te verrichten is hierdoor minder aannemelijk en dus ook dat hij hierbij handschoenen heeft gedragen. De verklaring die verdachte heeft gegeven voor het aantreffen van een schoonmaakhandschoen in het laboratorium met zijn DNA daarin acht de rechtbank überhaupt ongeloofwaardig. Niet alleen weet verdachte niet zeker of hij een door hem gedragen handschoen op het terrein heeft achtergelaten (hij beredeneert dat het wel zo zou moeten zijn), maar ook is het niet waarschijnlijk dat een op 1 of 2 september 2017 ergens op het terrein achtergelaten gebruikte schoonmaakhandschoen op 17 december 2017 in het in werking zijnde laboratorium voor de productie van synthetische drugs wordt aangetroffen in een emmer, te midden van meerdere soortgelijke gele huishoudhandschoenen.
Nu de rechtbank de verklaring van verdachte niet geloofwaardig acht, er geen redelijke verklaring wordt gegeven voor het op 12 december 2017 aantreffen van zijn DNA aan de binnenzijde van een schoonmaakhandschoen in de productieruimte en hij op 1, 2 en 7 september 2017 in de schuur aanwezig is geweest, en op 26 oktober 2017 minst genomen op het terrein aanwezig is geweest, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte, naast dat hij op 1 en 2 september 2017 bij de inrichting van het laboratorium is betrokken, uitvoeringshandelingen bij het productieproces van de synthetische drugs heeft gepleegd. Gelet op de omvang van het drugslaboratorium, de grote mate van activiteit bij de schuur en de omstandigheid dat er vaak meerdere personen naar de schuur gingen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte dit feit samen met anderen heeft gepleegd.
Onder 1. primair is tevens cumulatief ten laste gelegd het voorhanden hebben van 587 gram MDMA-HCL en amfetamine. Deze middelen zijn op 12 december 2017 in het drugslaboratorium aangetroffen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte toen samen met anderen de beschikkingsmacht over deze goederen had. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van 587 gram MDMA-HCL.
Op basis van de bewijsmiddelen kan wel worden vastgesteld dat verdachte in ieder geval op 26 oktober 2017 nog bij het drugslaboratorium is geweest. Gelet op de langere periode dat het drugslaboratorium in werking is geweest en de productiehandelingen die door verdachte zijn gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat hij in de ten laste gelegde periode op enig moment een hoeveelheid MDMA-HCL en/of een hoeveelheid amfetamine voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht het onder 1. primair ten laste gelegde dan ook bewezen.
Feit 2:
Vrijspraak
Onder 2. is ten laste gelegd het medeplegen dan wel medeplichtigheid bij voorbereidingshandelingen voor het vervaardigen van MDMA-HCL en amfetamine door het voorhanden hebben van een groot aantal goederen en stoffen waarvan verdachte wist of ernstig reden had te vermoeden dat ze bestemd waren voor het plegen van dat feit.
De in de tenlastelegging genoemde stoffen en goederen zijn op 12 december 2017 in het drugslaboratorium aan de [straatnaam] te Suwâld aangetroffen. Op grond van de bewijsmiddelen zoals hiervoor weergegeven kan worden vastgesteld dat verdachte voor het laatst in ieder geval op 26 oktober 2017 bij de schuur met het drugslaboratorium is geweest. Uit het dossier blijkt niets over de rolverdeling van de verdachten of over het leidinggeven aan het drugslaboratorium of de financiering hiervan. Niet is gebleken dat verdachte de huurder van de schuur was. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat verdachte op 12 december 2017 beschikkingsmacht over de goederen en stoffen heeft gehad en deze samen met anderen voorhanden heeft gehad. Tevens kan niet worden vast gesteld dat de goederen genoemd in de tenlastelegging op een eerder moment, toen verdachte in de schuur was, ook aanwezig waren.
De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 12 december 2017, te Suwâld, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk heeft vervaardigd, bereid, bewerkt en verwerkt,
-een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4- methyleendioxymethamfetamine) en/of
-een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine
en
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA-HCL (kristallen) (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine,
zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en amfetamine een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2,
onder B en D van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2,
onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar, omdat niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit -in het geval de rechtbank tot een veroordeling mocht komen- af te zien van oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft aangevoerd dat bij het opleggen van de straf ten gunste van verdachte rekening moet worden gehouden met de rol van verdachte, de excessieve overschrijding van de redelijke termijn, de omstandigheid dat verdachte zich ruim drie jaren aan schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en geen strafbare feiten meer heeft gepleegd. Tevens heeft de raadsman bepleit bij een veroordeling de schorsing van de voorlopige hechtenis in stand te houden en niet te bepalen dat deze wordt opgeheven.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages opgemaakt door Reclassering Nederland op 16 juli 2018, 7 februari 2019 en
8 december 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in een periode van ruim drie maanden samen met anderen MDMA-HCL en amfetamine geproduceerd. Ook heeft hij deze middelen voorhanden gehad. In de schuur waarin de productieplaats was ingericht, is circa 1.500 liter kristallisatieafval aangetroffen. Dit wijst op de productie van circa 300 en vermoedelijk circa 500 kilo MDMA-HCL. Hieruit zouden minimaal 1.4 miljoen en vermoedelijk 2.3 miljoen xtc-tabletten kunnen worden geproduceerd. Verdachte heeft dus samen met anderen op zeer grote schaal MDMA-HCL en daarnaast amfetamine geproduceerd. Verdachte heeft een rol gehad bij de opbouw van het laboratorium en de productie van de drugs. Niet is komen vast te staan dat de rol van verdachte (beduidend) meer is geweest dan enkel uitvoerend van aard.
De productie van MDMA-HCL en amfetamine is een zeer kwalijke zaak. Deze drugs zijn verslavend en schadelijke voor de volksgezondheid. Bovendien is het productieproces (brand)gevaarlijk en komen er afvalstoffen bij vrij die doorgaans in de natuur worden gedumpt. Door zijn handelen heeft verdachte hieraan bijgedragen. De rechtbank is van oordeel dat een op te leggen straf een voldoende afschrikwekkende werking moet hebben om recidive in de toekomst te voorkomen.
De door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting houden als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van meer dan 200 kilo harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 50 maanden in. Er bestaan geen landelijke oriëntatiepunten met betrekking tot het vervaardigen van synthetische drugs. Op basis van de bestudering van uitspraken in min of meer vergelijkbare gevallen heeft de rechtbank geconstateerd dat voor dergelijke feiten doorgaans forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd en dat daarbij de omvang van de productieplaats zwaarder weegt dan de pleegperiode. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de rol die de personen hebben vervuld. Nu de rechtbank bewezen heeft verklaard dat verdachte betrokken is geweest bij het productieproces, zal dit in de strafmaat tot uitdrukking worden gebracht.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij in 2018 éénmaal eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 16 augustus 2018 geschorst met onder meer als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Dit toezicht is op 30 juli 2019 teruggelegd bij het openbaar ministerie. Sindsdien heeft verdachte geen reclasseringsbegeleiding meer. De reclassering ziet ook geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Door de raadsman is een beroep gedaan op overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De redelijke termijn is in de onderhavige zaak aangevangen op het moment van de inverzekeringstelling, te weten 1 mei 2018. De rechtbank wijst eindvonnis op 7 oktober 2021. Van bijzondere omstandigheden die van invloed zijn geweest op de redelijke termijn is niet gebleken. Dit betekent dat de redelijke termijn van twee jaren in aanzienlijke mate is overschreden, te weten met ruim 17 maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Alles afwegend acht de rechtbank, ondanks dat de rechtbank verdachte van de voorbereidingshandelingen zal vrijspreken, de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. De rechtbank zal verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden opleggen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de aanzienlijke overschrijding van de redelijk termijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat er geen aanleiding is om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, om te bewerkstelligen dat verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Omdat de rechtbank einduitspraak doet zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende in beslag genomen voorwerpen, te weten een vlindermes en een patroon, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. primair en 2. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen vlindermes en het patroon.
Dit vonnis is gewezen door N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2021.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2017176888, gesloten op 28 augustus 2018. (Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde pagina’s dan betreft dit delen van voornoemd proces-verbaal.)
2.proces-verbaal, pagina 410;
3.proces-verbaal, pagina 735;
4.proces-verbaal, pagina 154;
5.proces-verbaal, pagina 736;
6.proces-verbaal, pagina 155;
7.proces-verbaal met nummer PL0100-2017176888-82 opgemaakt op 15 oktober 2018;
8.proces-verbaal, pagina 155;
9.lijst met inbeslaggenomen goederen, pagina 429;
10.rapport NFI, pagina 715;
11.lijst met inbeslaggenomen goederen, pagina’s 430 t/m 433;
12.rapport NFI, pagina’s 715, 716
13.proces-verbaal, pagina 736;
14.rapport NFI, pagina’s 780 t/m 782;
15.proces-verbaal, pagina’s 100 en 101:
16.huurovereenkomst, pagina 412 t/m 418;
17.verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2021;
18.eigen waarneming van de rechtbank gedaan ter terechtzitting van 23 september 2021;
19.verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2021;
20.eigen waarneming van de rechtbank gedaan ter terechtzitting van 23 september 2021;
21.verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2021;
22.eigen waarneming van de rechtbank gedaan ter terechtzitting van 23 september 2021;
23.verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2021;
24.proces-verbaal, pagina 532 en verder en de daarbij behorende bijlage op pagina 606;
25.proces-verbaal, pagina’s 108 en 109;
26.proces-verbaal, pagina’s 607 e.v.