Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte strafbaar is, ondanks dat verdachte een psychotische stoornis heeft. Hij heeft daartoe aangevoerd dat ook bij iemand met (een) psychose(s) niet per definitie het volledig inzicht in de draagwijdte van zijn handelen ontbreekt. Verdachte wist op het moment van het delict wat hij ging doen/deed. Uit de over verdachte opgemaakte rapportages blijkt niet dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ondanks dat uit de rapportages die over verdachte zijn opgemaakt niet blijkt dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, meent de raadsvrouw dat ten tijde van het delict sprake was van (sterk) verminderde toerekeningsvatbaarheid. Verdachte heeft verklaard dat hij stemmen hoorde die hem opdroegen de overval op het tankstation te plegen. Daarom kan worden vastgesteld dat het ernaar uitziet dat verdachte ten tijde van het strafbare feit verkeerde in een psychose. Hierdoor was hij niet in staat om zijn handelen in voldoende mate te overzien, laat staan te beheersen en dient ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling of verdachte strafbaar is, heeft de rechtbank gelet op het voorgeleidingsconsult van 6 december 2021, opgemaakt door drs. N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog en op het Pro Justitia rapport van 11 mei 2022, opgemaakt door dr. H.A. de Haan, psychiater.
Psycholoog Schoenmaker heeft aangegeven dat verdachte niet bereid was om met hem in gesprek te gaan en dat hij dus geen voorlopige diagnose op basis van een gesprek heeft kunnen stellen. Wel is aannemelijk dat er sprake is van een psychotische stoornis, mogelijk in het kader van schizofrenie. Dit gelet op de dossierinformatie en gelet op datgeen wat de agenten hebben verteld over het functioneren van verdachte.
Psychiater De Haan komt tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of anderszins psychotische stoornis. Door de weigering van verdachte om aan het tot stand komen van het rapport mee te werken is de ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling niet specifieker te omschrijven. Ook heeft de psychiater door het gebrek aan medewerking niet vast kunnen stellen of er tussen de diagnose en het ten laste gelegde een verband is te leggen.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de medische verklaring van 28 september 2022, opgemaakt door F.M.J. Woonings, psychiater, ten behoeve van de voorbereiding van een zorgmachtiging. De conclusies, neergelegd in die medische verklaring luiden dat verdachte lijdt aan een chronisch verlopende schizofrenie, een post traumatische stress stoornis en een stoornis in het gebruik van middelen. Er is sprake van een chronisch psychotisch beeld met veel desorganisatie en inadequaat affect. Voor wat betreft de relatie tussen de psychiatrische stoornis en het delict acht de psychiater van belang dat de delictgeschiedenis van verdachte al een lange historie kent en begonnen is voordat hij een eerste psychose doormaakte.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate het tenlastegelegde feit aan verdachte kan worden toegerekend, wordt een zwaar gewicht toegekend aan de adviezen daaromtrent van de forensisch gedragsdeskundigen. De beoordeling betreft echter een juridisch oordeel, waartoe de rechtbank komt na weging van de door de deskundigen gegeven adviezen en de onderbouwing daarvan.
De forensisch gedragsdeskundigen hebben de rechtbank als gevolg van het gebrek aan medewerking door verdachte niet kunnen adviseren over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Wel volgt uit voornoemde rapportages dat bij verdachte sprake is van een psychiatrische stoornis, dat verdachte een uitgebreide voorgeschiedenis heeft in verband met, onder meer, schizofrenie en een stoornis in het gebruik van middelen, alsmede dat verdachte bij zijn aanhouding voor het tenlastegelegde feit een verwarde indruk maakt. Bij de beoordeling door de crisisdienst op het politiebureau komt het echter wel tot een gesprek met verdachte. Geconcludeerd wordt dat op dat moment geen sprake is van een acuut psychiatrisch toestandsbeeld of ontregeling waarvoor opname in een psychiatrische kliniek noodzakelijk wordt geacht. Zowel bij de politie, bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting verklaart verdachte de overval te hebben gepleegd in opdracht van stemmen in zijn hoofd. De stemmen die verdachte zegt te horen worden door psychiater Woonings gezien als onderdeel van een meer chronisch psychotisch beeld. Over het tenlastegelegde feit heeft verdachte voorts verklaard dat hij een mes heeft meegenomen uit de keuken van zijn moeder en dat hij dit in zijn rugzak heeft meegenomen naar het tankstation. Voorts heeft hij in het tankstation - hetgeen ook blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden die zich in het dossier bevindt - meermalen rondgelopen en een product afgerekend, voordat hij is overgegaan tot het bedreigen van de beheerder van het tankstation en het geld heeft weggenomen. Na de overval heeft hij het mes teruggelegd in een bak boven de wasmachine, in het huis van zijn moeder.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het buitgemaakte geld deels heeft uitgegeven en het restant heeft verstopt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van bovenstaande informatie worden geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een psychiatrische stoornis die ook aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde. Ook acht de rechtbank op basis van deze informatie de conclusie gerechtvaardigd dat deze stoornis van invloed is geweest op het handelen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
De rechtbank vindt hierin echter geen aanleiding voor de conclusie dat deze stoornis ten tijde van het tenlastegelegde zodanig van invloed was op het handelen van verdachte dat het bewezenverklaarde feit in het geheel niet aan verdachte is toe te rekenen. Daartoe acht de rechtbank van belang dat vlak na zijn aanhouding geen acuut psychiatrisch toestandsbeeld is geconstateerd. Voorts acht de rechtbank van belang dat de - hiervoor genoemde - verklaringen van verdachte alsook de camerabeelden van de overval geen aanleiding geven voor de conclusie dat bij verdachte vlak voor, ten tijde van alsook vlak na de overval ieder inzicht in de draagwijdte van zijn handelen ontbrak. Verdachte heeft voordat hij naar het tankstation ging, een mes van huis meegenomen. Vervolgens gaat hij meerdere keren de shop van het tankstation in en pleegt hij de diefstal eerst nadat hij producten contant heeft afgerekend respectievelijk nadat betaling van een blikje Redbull met een bankpas niet (meer) lukt. Uit deze handelingen kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat verdachte op zijn minst enigszins bewuste en weloverwogen keuzes heeft gemaakt door vóór zijn bezoek aan het tankstation een mes te pakken en mee te nemen en dat uiteindelijk ook te gebruiken nadat afrekenen niet meer lukt.
Het voorgaande afwegende, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend en zal zij hiermee rekening houden bij de strafoplegging.