ECLI:NL:RBNNE:2022:4078

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
LEE 22/3290
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake medisch onderzoek rijgeschiktheid en schorsing rijbewijs

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 3 november 2022, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.M. Bosma, had verzocht om schorsing van een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, dat een medisch onderzoek naar haar rijgeschiktheid oplegde en de geldigheid van haar rijbewijs schorste. Dit besluit volgde op een ongeval op 5 juli 2022, waarbij verzoekster tegen een geparkeerd voertuig aanreed. De politie had melding gemaakt van twijfels over haar rijvaardigheid, wat leidde tot het opleggen van het onderzoek.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 20 oktober 2022, waarbij verzoekster en haar partner aanwezig waren, maar verweerder niet. De rechter concludeert dat er voldoende spoedeisend belang is en dat het vermoeden van ongeschiktheid om te rijden gerechtvaardigd is. Dit vermoeden is gebaseerd op de omstandigheden van het ongeval en de medische informatie die aantoont dat verzoekster zich licht in het hoofd voelde en niet aanspreekbaar was na het ongeval. De rechter oordeelt dat het opleggen van het medisch onderzoek en de schorsing van het rijbewijs noodzakelijk zijn voor de verkeersveiligheid.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat de besluiten van verweerder in stand blijven. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3290

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 november 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. A.M. Bosma),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster naar aanleiding van verweerders besluit van
29 augustus 2022, waarbij is overgegaan tot het opleggen van een medisch onderzoek naar de rijgeschiktheid van verzoekster en de schorsing van de geldigheid van haar rijbewijs.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, vergezeld door haar partner, en de gemachtigde van verzoekster, vergezeld door haar patroon [naam patroon] Verweerder was niet aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Overwegingen

De voorzieningenrechter gaat uit van voldoende spoedeisend belang.
Op 5 juli 2022 heeft een ongeval plaatsgevonden waarbij verzoekster betrokken was. Verzoekster is tegen een geparkeerd voertuig aangereden. Er is vervolgens een ambulance ter plaatse geweest. Het ambulancepersoneel heeft onderzoek gedaan en verzoekster daarna overgedragen aan de Spoedeisende Hulp (SEH) van het Medisch Centrum Leeuwarden.
Naar aanleiding van het ongeval heeft de Korpschef van politie aan verweerder mededeling gedaan van het vermoeden dat verzoekster niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid om een motorrijtuig te besturen (artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994).
Verweerder heeft vervolgens een onderzoek naar de rijgeschiktheid opgelegd en de geldigheid van het rijbewijs van verzoekster geschorst. Verweerder twijfelt over de lichamelijke geschiktheid van verzoekster wegens de volgende feiten of omstandigheden:
  • bewusteloosheid of stoornis in het bewustzijn;
  • wegraking / black-out.
De voorzieningenrechter ziet zich eerst voor de vraag gesteld of er terecht een vermoeden is gerezen dat verzoekster niet (langer) beschikt over de lichamelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig. Voor de beantwoording van deze vraag acht de voorzieningenrechter het volgende van belang.
In de mededeling van de politie staat dat, nadat verzoekster tegen een geparkeerde auto was aangereden, zij is onderzocht door het ambulancepersoneel. Daarbij is gebleken dat er geen sprake was van een hartaandoening, dan wel dat het met de suikerspiegel te maken had. Tijdens het onderzoek was verzoekster niet bij kennis. De bewustzijnstoestand werd vermoedelijk niet veroorzaakt door de aanrijding, aldus de mededeling.
Volgens de medische informatie van de SEH is bij de overdracht van de ambulance aan de SEH onder meer aangegeven:
“Patiente is met haar auto tegen een stilstaande auto aangereden. Voelde zich niet zo goed en wilde stoppen. Door omstanders is 112 gebeld. Patiente heeft zelf haar partner gebeld. Bij aankomst ambulance zat patiente niet aanspreekbaar in de auto.”
In diezelfde medische informatie van de SEH staat tevens vermeld:
“Op SEH: in eerste instantie geen anamnese mogelijk. Na 3 uur spreekt patiente weer enkele woorden. Geeft alleen pijn aan aan het rechtersleutelbeen. Geen dyspnoe, geen POB. Geen buikpijn. Voelde zich licht in het hoofd in de auto. Gaat nu weer beter. Is erg emotioneel.”
Op de SEH zijn verschillende onderzoeken gedaan. Ten aanzien van het onderzoek Echo-EFAST staat onder meer vermeld:
“In dit onderzoek is specifiek gekeken naar bovengenoemde afwijkingen, eventueel parenchymateus letsel of andere afwijkingen kunnen met dit onderzoek niet worden uitgesloten.”
De conclusie van de SEH is als volgt:
“Status na auto vs. stilstaande auto, met traag op gang komen op de SEH
maar geen aanwijzingen voor reële bewustzijnsdaling, geen neurologische uitval en geen afwijkingen op CT-hersenen, beeld geduid bij stress-toestand na ongeluk.”
Gelet op het voorgaande is er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter terecht een vermoeden van ongeschiktheid ontstaan. Verzoekster is namelijk tegen een geparkeerde auto aangereden en uit de stukken komt het beeld naar voren dat verzoekster zich niet goed voelde en wilde stoppen. Ook heeft verzoekster aangegeven dat zij zich licht in het hoofd voelde in de auto. Ter zitting is aangevoerd dat verzoekster met deze uitlatingen doelde op de situatie na afloop van het ongeval en dat zij de gesprekken met omstanders en/of het ambulancepersoneel wilde stoppen. Ook heeft zij aangevoerd dat het ongeval werd veroorzaakt doordat zij uitweek voor een kat. De voorzieningenrechter volgt dit niet. De uitlatingen duiden er op dat verzoekster zich voorafgaand aan het ongeval licht in het hoofd voelde en wilde stoppen met autorijden. Dat verzoekster wilde uitwijken voor een kat komt pas naar voren in bezwaar en wordt niet ondersteund door de gedingstukken.
De conclusie van de SEH spreekt van “beeld geduid bij stress-toestand na ongeluk.” Volgens verzoekster is dit een reden om niet te twijfelen aan haar geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. De voorzieningenrechter volgt dit niet. Dat verzoekster in shock was na het ongeval maakt namelijk niet dat er van een medische problematiek voorafgaand aan het ongeval geen sprake was. Ook de beschikbare medische informatie sluit andere afwijkingen dan waarnaar op de SEH onderzoek is gedaan niet uit.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder heeft kunnen twijfelen aan de (lichamelijke) geschiktheid van verzoekster om een motorrijtuig te besturen. Dat vermoeden kon worden gestoeld op het feit dat verzoekster tegen een geparkeerde auto is gereden, heeft verklaard dat zij zich niet goed voelde, wilde stoppen en zich licht in het hoofd voelde, zodat er voorafgaand aan het ongeval mogelijk sprake was van een stoornis in het bewustzijn c.q. wegraking, dan wel black-out. Voor een vermoeden is dit afdoende. Juist het opgelegde onderzoek dient ertoe tot een definitief oordeel te komen over de geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat het opleggen van een dergelijk onderzoek naar de geschiktheid een maatregel is ter bevordering van de verkeersveiligheid.
Omdat het vermoeden gerechtvaardigd is, was verweerder gehouden om zowel een onderzoek naar de geschiktheid op te leggen als om de geldigheid van het rijbewijs te schorsen (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 februari 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder ECLI:NL:RVS:2022:415). Wat verzoekster in dit kader heeft gesteld, waaronder dat verweerder alvorens over te gaan tot het schorsen van het rijbewijs een medisch deskundige had moeten raadplegen, treft geen doel.
De voorzieningenrechter verwacht dat het besluit in bezwaar stand zal houden. Daarom is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de werking van het besluit tot het opleggen van een medisch onderzoek en het schorsen van de geldigheid van het rijbewijs niet wordt geschorst.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van der Ven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
3 november 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.